Stickers op verkeersborden, op lantaarnpalen – wie plakt die daar?

Iemand was hier. Bij een verkeersbord op de Korte Poten en daarna bij een regenpijp in de Korte Houtstraat. Iemand was hier en plakte een sticker. Een abstract figuurtje met Aziatische strohoed, kotsend boven een wc: Team Wasted. Een schoolfoto van een wat sip kijkend pubermeisje met bril. Een melig zinnetje onder stoplichtknopjes: ‘Ik lees geen boeken / ik lays chips.’

Als je er eenmaal op let zie je ze overal. Eerst zijn ze nog onderdeel van de stedelijke ruis van billboards, iconen, bewegwijzering, en al die andere prikkels die je wegfiltert. Maar door hun herhaling breken ze vroeg of laat door je waarnemingsdrempel.

Iemand was hier, maar wie was het, en vooral waarom? Ik vroeg het me al langer af, en nu het Haagse gemeentearchief dit voorjaar een graffiti-expositie houdt, in de vitrines van de tramtunnel – inclusief een hoekje voor sticker-artiesten – besloot ik me eens te verdiepen in wat een hele underground-cultuur blijkt te zijn.

Met drie stickeraars spreek ik af om mee te gaan op zo’n plakronde, door de Binckhorst, de voormalig industriële stadswijk, nu de plek voor start-ups, creatievelingen en dus ook voor streetart. Omdat wildplakken illegaal is, wil geen van de stickeraars worden genoemd met hun volledige namen, die zijn wel bij NRC bekend.

Dorien (38), alias Het Zusje, heeft een rits op de mouw van haar bomberjack. Daarachter heeft ze altijd een stapeltje stickers paraat, voor als ze toevallig langs een geschikte spot komt. Zoals deze: een geel bord met ‘wegsleepregeling van kracht’. „Daar plak ik hem vaak in dat gekantelde autootje, alsof ik zelf word weggesleept.”

Van haar is de sticker die iedereen in Den Haag inmiddels kent: Het Zusje. Doriens eigen puberfoto als dertienjarige verschijnt sinds vijf jaar geleden overal. Een uit de hand gelopen grap. Eerst werd het de ironische afbeelding van de groepsapp van haar collega’s bij een restaurant. Een van hen vertrok naar een printbedrijf en deed haar een doos stickers cadeau. „Die gaf ik weer aan die collega’s en die gingen ze overal in Den Haag verspreiden.”

Ze begrijpt dat anderen er een conceptueel kunstproject in zien, maar het gaat haar er vooral om dat ze de straten wat speelser maakt. „Een beetje het ‘Waar is Wally’-gevoel”, noemt ze het. „Ontdekken, spoorzoeken. Dat je ergens loopt en ineens een sticker ziet van iemand die je kent.” Vrienden namen Het Zusje mee op vakantie, en dan hing ze ineens in India of Portugal.

De andere twee stickeraars zien hun werk wel degelijk als kunst. FromTheWRD (21) volgde het grafisch lyceum en zit nu op een kunstacademie. Op zijn stickers figureren meestal skeletachtige wezens met flexibele botten, heel kleurrijk en grafisch expressief. „Het maakt de straat een mooiere en interessantere plek.” Ook de stickeraar achter TuttiFrutti (22) zit op een kunstacademie. Op de middelbare school begon hij met een vriend aan streetart. „Eerst gingen we een beetje taggen, met een stiftje en een spuitbusje van de Gamma. Heel laagdrempelig.” En ja, ook „een beetje baldadig”, erkent hij.

De roes van het maken

Dat klinkt mij wel bekend. Begin jaren negentig trok ik er zelf met twee middelbareschoolvrienden soms op uit, gewapend met busjes autolak. Mijn carrière als graffiti-artist duurde niet langer dan één zomer. Toch kan ik de impuls nog navoelen. Het tikken van de loden kogel in de bussen, die koud besloegen in je handen. Geen boodschap, geen doel, puur de roes van het maken, weggedoken in een capuchon, je vrienden op de uitkijk.

De tag zit nog altijd in mijn vingers, merk ik. Sivle. De l gaat door als middenstreep van een e die eindigt als een glijbaan. De naam verwees, gespiegeld, naar de muziek die ik, na een kindertijd van strikt klassiek, was gaan luisteren en blijkbaar als uiterst rebels ervoer. Elvis. We spoten vooral op een dependance van onze school, die later dat jaar toch gesloopt ging worden.

Ook stickeren is een wat bravere vorm van vandalisme, denkt TuttiFrutti: „Dat wordt net iets meer gewaardeerd en getolereerd dan dat spuitwerk. Voor mij zit er zeker wel een kunstkant aan. Ik bedoel…” Hij reikt naar de achterkant van een rond verkeersbord. „Kijk, in twee seconden hangt er een kunstwerkje van je.”

Markeren van eigen terrein

„Welnee”, zegt stickeraar en straatkunstenaar (45) volgt nog ‘10GU’ aan de telefoon. „Die verkopen de publieke ruimte juist aan de hoogste bieder. Bijna alles wat je ziet is reclame. Ik sta er wat anarchistischer tegenover. Ik vind dat die ruimte van ons allemaal is.”

Hij is de man achter de Team Wasted-stickers met een samoerai-mannetje, dat hij ook in wandtegels en als vrolijke kleipoppetjes uitvoert. Hij is veertiger en plakt al sinds de jaren negentig, toen het fenomeen opkwam in de wereld van de skaters, de muziek, streetwear, en clubs – vaak om merken een bekendheid te geven of om concerten aan te kondigen. Sinds 2010 ontwerpt hij, het Samoeraitje, eerst als zeefdruk, op A4-formaat, wat nog vrij duur was. „Daarna heb ik het een beetje zien doodbloeden, maar de laatste jaren is het weer helemaal terug en geëxplodeerd.” Vooral door de goedkope offsetprint, waardoor iedereen voor een paar tientjes duizend stickers tegelijk kan bestellen.

En ook de coronacrisis speelt een rol. Thuiszitters pakten hun hobby op. Er verschenen coronasceptische boodschappen. Her en der hangen ze nog, verbleekte ‘het klopt niet’, of ‘covid-1984’, of overplakt door een kattenplaatje (‘hier zat een wappiesticker, nu niet meer’). Met het opleven van allerlei protestculturen werd de sticker ook een miniatuurpamflet. ‘Stem ze weg.’

Laatst verscheen een nieuwe sticker vlak bij mijn huis in Den Haag: onze burgemeester Jan van Zanen trekt zijn hemd open en onthult een T-shirt: Just stop oil. Ik moest denken aan De Rode Lap, de linkse activistische webwinkel die ook die anti-wappiestickers leverde. Degene die erachter zat zei eens tegen De Groene Amsterdammer: „Een sticker is een meme die in de openbare ruimte hangt.”

Net als op sociale media zal zo’n meme alleen aanslaan bij degenen die toch al hetzelfde standpunt hebben. Het zijn geen Lutherse stellingen, aan een deur gespijkerd om anderen te overtuigen, het zijn sporen, die de reikwijdte markeren van de eigen clan. TuttiFrutti: „Het is bijna alsof je als een hond bezig bent met het markeren van je eigen terrein. Je laat een spoor achter.”

Ook de sticker-kunstenaar spreekt niet zozeer tot anonieme voorbijgangers, maar eerder over hun hoofden heen naar specifieke bondgenoten. Het zijn knipoogplaatjes.

Wie schrèf die blèf!

Iemand was hier, en plakte zijn vinylspoor op de huid van de stad. De impuls is zo oud als de handafdrukken in de grotten van Lascaux, de vunzige teksten op de muren van Pompeï, de in boomschors gekerfde hartjes met pijlen van initiaal naar initiaal.

De meest intrigerende tekst die ik ooit in hout gekerfd zag, stond in de uitkijkhut bovenaan de Seringenberg in het Wassenaarse landgoed De Horsten: ‘Hic Non Virginem Eram.’ Het onbeholpen Latijn verraadde de hand van een gymnasiast en riep allerlei vragen op. Was zij – hij? – hier werkelijk ontmaagd? Was dit een monumentje voor die eerste daad, of was het alleen bedoeld om de gedachten daaraan in de hoofden van de brave wandelaars te planten? Alles zat in die vier woordjes: een verhaal suggereren, een herinnering markeren, een spoor nalaten in semi-geheimtaal op een semi-illegale manier, verborgen in het volle zicht. Iemand was hier. Het speelse protest van de homo sapiens tegen zijn eigen vluchtigheid.

Dat het illegaal is maakt het onderdeel van het avontuur. „Zo hoog mogelijk, en nog wel zichtbaar”, luidt het devies van FromTheWRD. Eén keer was hij in Delft in een paal geklommen. Bij de afdaling stond er een politieagent. Het bleef bij een waarschuwing, als hij de sticker er meteen afhaalde.

„De boete was twee jaar geleden 141 euro plus administratiekosten”, weet 10GU uit ervaring. Toch zit ook hierin iets paradoxaals. De wet verbiedt het, maar steden omarmen het tegelijkertijd als straatcultuur. Op de tentoonstelling in de Haagse tramtunnel – waarop ook bekladde trams zijn te zien – lees ik zelfs uitnodigend: ‘Wie schrèf die blèf!’

„We plakken nooit op privé-eigendommen”, zegt FromTheWRD, als hij een van zijn skeletontwerpen op een metalen deur van elektriciteitskast drukt, mooi bij een groepje anderen – een ‘combo’ heet dat in het jargon. „Als je dan zo’n heel groepje ziet, tsja, dan hoor je erbij.”

Dat is wat ik vooral leer: stickeraars vormen een wijdvertakte internationale gemeenschap, met allerlei rollen en eigen jargon. Zo zijn er ‘spotters’: degenen die ze fotografeert en op sociale media zet. Een belangrijk element zijn de ‘trades’: geruilde stickers.

Dat blijkt even later in het café, waar de overgebleven stickers op tafel belanden, een grabbelton die steeds enthousiaste kreten losmaakt. „Een beetje het Pokémon-gevoel”, zegt TuttiFrutti. „Je vindt elkaar via Instagram en wisselt je stickers uit per post. En dan maak je daar weer foto’s van. Het is een wisselwerking tussen de online en de fysieke wereld.” Thuis heeft FromTheWRD een uitpuilende bak, met stickers van Japan tot Mexico. „Je hangt op die manier al gauw internationaal overal, en ook dat geeft een kick. En ik heb er best veel nieuwe mensen door leren kennen. Zonder dit had ik jullie bijvoorbeeld ook niet gekend.”

Nee, het is niet één en al kameraderie onder de plakkunstenaars. Ze kunnen elkaar ook dwarszitten. Stickers van rivaliserende voetbalteams plakken soms centimeters dik over elkaar heen. En Het Zusje had een tijdje te maken met mensen die snorretjes op haar schoolfoto zetten, en ook met ‘wegkrabbers’. „Eén man ging zelfs met een rol ductape langs mijn stickers en plakte ze af. Iemand heeft dat een keer gefilmd en daaruit hebben we weer een screenshot gemaakt waarin hij de camera in kijkt. Daar hebben we een raar hoedje overheen geshopt en als sticker afgedrukt. Die plakken we daar weer overheen in de hoop dat hij stopt met dat kinderachtige gedoe.”

Maar vaak leidt het onderlinge contact tot ‘collabs’, vertelt 10GU. Meerdere tekenaars die samen aan één sticker werken, waarin ze op elkaar reageren. Soms spreken ze af om met een groepje samen een plakrondje te lopen – vooraf had ik mij dit wereldje voorgesteld als een verzameling van eenlingen, stiekem met een tasje op plakmars in het donker.

Eén vonk

In die simpele plakjes vinyl met lijm komen allerlei basale menselijke hunkeringen samen. Iemand zijn, ergens zijn, in het grensgebied tussen onwettig en omarmd, maar is de sterkste daarvan niet simpelweg deze: het oeroude verlangen om deel uit te maken van een groepje gelijkgestemden.

Iemand was hier, één vonk in die grote visuele explosie die dit energieke netwerk van creatievelingen loslaat op de opperhuid van onze steden in de wereld. Als voorbijganger kun je het ervaren als jeukende irritatie of juist als een stimulerende tinteling. Bij mij zal het blijven wisselen, maar iets weten van de wereld erachter maakt het wel anders. Bij iedere nieuwe sticker zal ik denken: daar was weer iemand.