Sterke toename van anorexia bij jonge meisjes

Tussen 1985 en 2020 is het aantal nieuwe anorexiapatiënten in de groep meisjes van tussen de 10 en 14 jaar, zoals geregistreerd door huisartsen, ruim verviervoudigd, terwijl het totale aantal anorexiapatiënten ongeveer gelijk is gebleven. Het aantal nieuwe boulimiapatiënten is in diezelfde periode gedaald.

Dat blijkt uit het onderzoek waarop Annelies van Eeden op 22 januari is gepromoveerd aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze keek naar het aantal nieuwe patiënten dat geregistreerd werd bij een steekproef van huisartsen die ongeveer 1 procent van de Nederlandse bevolking bedienen. Van Eeden werkt als psychiater op onder meer de afdeling eetstoornissen bij ggz-instelling PsyQ in Den Haag.

Anorexia is een ziekte waarbij patiënten consequent minder calorieën tot zich nemen dan ze nodig hebben, een lager dan normaal lichaamsgewicht hebben (waarvan ze de ernst vaak ontkennen) en een intense angst ervaren om aan te komen. Om die gevreesde gewichtstoename te voorkomen, eten anorexiapatiënten te weinig of braken ze hun eten weer uit. Ook sporten ze te veel of gebruiken ze bijvoorbeeld laxeermiddelen. Boulimiapatiënten doen dat allemaal ook, maar die hebben daarnaast regelmatig eetbuien waardoor ze over het algemeen op een normaal gewicht zitten, of daarboven. Mensen met anorexia of boulimia nervosa hebben een ruim vijf keer verhoogde kans op overlijden, het hoogste overlijdensrisico van alle psychische stoornissen.

Sociale media, met name Instagram, zouden een rol kunnen spelen

Tot 4 procent van de vrouwen en tot 0,3 procent van de mannen lijdt tijdens hun leven ooit aan anorexia. Voor boulimia is dat tot 3 procent van de vrouwen en ruim 1 procent van de mannen. Omdat eetstoornissen vaak in de adolescentie beginnen en meer bij vrouwen dan bij mannen voorkomen, richt het meeste onderzoek zich op jonge vrouwen, maar Van Eeden benadrukt dat de aandoeningen voorkomen bij vrouwen én mannen van alle leeftijden en in alle culturen. En bij mannen met anorexia is het overlijdensrisico waarschijnlijk nog iets hoger dan bij vrouwen.

Maar in de groep meisjes tussen de 10 en 14 was dus de sterkste toename in nieuwe anorexiapatiënten te zien. Het is nog niet duidelijk hoe dit komt, ook omdat niet precies bekend is hoe eetstoornissen ontstaan. Laag zelfvertrouwen, perfectionisme, vroege puberteit en (seksueel) traumatische ervaringen worden wel als risicofactoren genoemd en er is waarschijnlijk ook een genetische component. Dat het schoonheidsideaal voor vrouwen dicteert dat ze dun moeten zijn, en dat dat in allerlei media nog steeds gepromoot wordt, helpt ook niet mee.

De toename onder jonge tienermeisjes kan deels komen doordat meisjes nu jonger in de puberteit raken dan een halve eeuw geleden. Tussen 1977 en 2013 kwam bij meisjes de borstontwikkeling bijvoorbeeld elk decennium bijna drie maanden vroeger op gang. Maar Van Eeden sluit ook niet uit dat sociale media een rol spelen, met name Instagram, waar mensen foto’s en filmpjes delen. In ander onderzoek is wel een verband gevonden tussen het risico op een eetstoornis en socialemediagebruik en meisjes zitten meer op de socials dan jongens. Nu bekend is dat het aantal jonge anorexiapatiënten stijgt, zou je wel gerichter preventieprogramma’s kunnen ontwikkelen, denkt Van Eeden.