Stel je komt tijdens een rondje hardlopen een wolf tegen – wat moet je dan doen?

Samenleven De wolf rukt op, de mens heeft meer kans er een tegen te komen. Wat te doen bij een ontmoeting? „Wij hardlopers zijn vooral bang voor de teek.”

Achteraf besefte ik dat ik ze eerder hoorde dan dat ik ze zag. Maar aan die wetenschap had ik niets toen ik, tijdens een hardlooprondje in het bos achter mijn huis, ineens stilhield op een meter afstand van een groep wilde zwijnen. Het was een vroege avond in het late voorjaar, ze scharrelden rond naast het pad dat de grens tussen bos en boerenland markeerde. Ik zag zes, zeven biggen en klom zonder verder na te denken snel de nabijgelegen hoge takkenwal op. Daar bleef ik staan tot mijn hartslag gekalmeerd was en de zwijnen me niet meer in de gaten hielden.

Dit was in Frankrijk, waar ik een paar jaar heb gewoond. Ik moest eraan denken toen vorige maand in het nieuws kwam dat wandelaars in Zuid-Limburg zijn aangevallen door wilde zwijnen. Ik dacht er ook aan toen ik begin juni bijna werd aangevallen door een buizerd. Opnieuw tijdens een hardlooprondje, maar ditmaal in een bos op de Utrechtse Heuvelrug. Luid krijsend vloog de roofvogel op me af, precies zo woedend als ik zou zijn als mijn kinderen bedreigd werden. De buizerd hield het bij twee schijnaanvallen, maar ik zou de eerste hardloper niet zijn met een wond in het achterhoofd als gevolg van een buizerdaanval.

Het voelde hetzelfde als toen ik de zwijnen zag. Schrik, vanwege de potentiële dreiging. Opwinding, vanwege de schoonheid en kracht van deze dieren. En schaamte, omdat ik ze stoorde. Ik houd van hardlopen in de bossen, maar zíj leven daar.

En nu heeft zich deze zomer de eerste wolf gevestigd in de bossen waar ik hardloop. Kort nadat ik daarover hoorde, schrok ik me wezenloos toen ik tijdens het hardlopen in het struikgewas vlak achter me een groot dier hoorde aankomen. Het bleek een reebok, die rustig het pad overstak, zo dichtbij dat ik hem bijna kon aanraken, en aan de overkant weer tussen de bomen verdween.

Daarna vroeg ik me af: wat als het een wolf was geweest?

Ecoloog Glenn Lelieveld zucht een beetje bij het horen van die vraag. Hij werkt bij de Zoogdiervereniging, is gespecialiseerd in roofdieren en coördinator van het Wolvenmeldpunt. Hij vindt de vraag terecht, dat is niet waarom hij zucht, maar hij vindt dat mensen zijn verleerd hoe ze met de natuur moeten samenleven. „We zijn heel mensgericht geworden. Dat hoeft niet erg te zijn, maar we zijn daardoor veel dingen vergeten die zinvol waren.” Zoals: wat te doen als je in het bos een potentieel gevaarlijk dier tegen het lijf loopt.

Afschieten

Het gevaar schuilt in elk geval niet in dierlijke agressie, want er leven geen agressieve zoogdieren meer in Nederland, zegt Lelieveld. „Die zijn allang uitgeroeid. Er zijn bijvoorbeeld geen leeuwen meer in Europa. Die hebben hier ook ooit gelopen.” Van alle grote roofdieren, zegt hij, is de wolf het makkelijkst om mee samen te leven. De wolf is voorspelbaar, zijn gedrag is „vrij eenvoudig”. Als dat van een hond. „Afwachtend, observerend en als er te veel dingen gebeuren die hem niet bevallen, verlaat hij de situatie. Katachtigen zijn veel onvoorspelbaarder.”

Een solitair levende wolf, oké. Maar er leven inmiddels zeven roedels op de Veluwe, en twee in Drenthe. De wolf op de Utrechtse Heuvelrug wacht, net als een tweede wolf in Brabant, op een partner om ook een roedel mee te beginnen. Wat als je een hongerige roedel tegenkomt? „Niks aan de hand”, zegt Lelieveld stellig. „Wolven zijn erg conflictmijdend. Ook als ze honger hebben. Mensen zijn geen voedsel.”

Maar de belangen van mensen en dieren botsen intussen wel geregeld. Het is niet zo, zegt Lelieveld, dat je niks mag in de natuur. „Maar we zijn met heel veel mensen en we hebben het landschap te delen met andere dieren. Nu wordt het interessant om te kijken: hoe ga je je als maatschappij verhouden tot die dieren?” In de Limburgse gemeente Meerssen is die discussie actueel. Het bosgebied waar wilde zwijnen mensen aanvielen werd afgesloten, er wordt gesproken over afschieten. Ook het maatschappelijke debat over het groeiende aantal wolven in Nederland gaat door. Zo wil de Veluwse gemeente Nunspeet toestemming om wolven te doden in een klein gebied binnen de gemeente, vanwege tientallen gedode en gewonde schapen en andere dieren.

Lees ook: Nunspeet wil wolf mogen doden, wat zijn de regels?

Recreëren in natuurgebieden is dus niet geheel zonder gevaar.

„Wij hardlopers zijn vooral bang voor de teek”, zegt Coen Kuiper. Hij traint trailgroepen op de Veluwezoom, vanuit Arnhem. Op donderdagen en zaterdagen rent hij 20 tot 25 kilometer met een groep. Daarnaast loopt hij twee keer per week een flink stuk in zijn eentje door het natuurgebied. Nooit dezelfde routes, en bij voorkeur over onverharde paden. Hij ziet vaak wild. Zwijnen, Schotse hooglanders, wilde paarden. Maar het zijn de teken die hij het meeste vreest. „Ik heb mensen met de ziekte van Lyme in mijn groep gehad, daar waarschuw ik iedereen voor.”

Schrikreactie

En hoe denken hij en zijn medelopers over de wolven en de zwijnen? „We hebben het er wel over dat ze er zitten, en dat het er steeds meer worden. Twee lopers uit mijn groep hebben een keer een wolf gespot.” Als hij met de groep rent, voelt hij zich veilig. Over wolven heeft hij gelezen dat ze niet zomaar mensen aanvallen. Op de zwijnen zijn ze „alert”, zeker in het voorjaar, als ze veel jonge zwijnen zien. Kuiper: „We gaan er voorzichtig mee om: we stoppen met hardlopen als we zwijnen of Schotse hooglanders zien, en gaan wandelen. Met een grote boog eromheen.” Als hij alleen is, is hij nog voorzichtiger. „Op vakantie in Frankrijk zag ik tijdens het hardlopen in de verte zwijnen op het pad. Toen ben ik omgekeerd.”

Dat is inderdaad het verstandigst, zegt ecoloog Lelieveld. „Zwijnen zijn altijd een risico. Het zijn grote dieren die, als ze schrikken en gaan rennen, nergens meer op letten.” Als er een wild zwijn op je afstormt, zegt hij, voelt dat als een aanval. „Maar het is meestal een schrikreactie, een vlucht voor iets anders.” Voor een loslopende hond bijvoorbeeld, of voor andere wandelaars of sporters die te dichtbij komen. Lelieveld vermoedt dat er deze zomer zoiets is gebeurd in Limburg. „Ligt dat dan aan de zwijnen? Er is nog weinig natuur waar ze kunnen leven en er wordt best veel van ze gevraagd. We zien bij het monitoren van wolven dat er nog steeds heel veel mensen van paden afgaan en hun honden los laten lopen. Onderschat niet wat dat soort acties voor gevolgen kunnen hebben.”

Als sporters en wandelaars op de paden blijven, zegt hij, is dat heel voorspelbaar voor dieren en kunnen zij er rekening mee houden – en mensen uit de weg gaan. „Zwijnen vallen je alleen aan als je tussen de zeug en de jongen in gaat staan, maar dat doet een weldenkend persoon niet.”

Sta je onverhoeds toch oog in oog met een groep zwijnen, of een roedel wolven, dan adviseert Lelieveld om te doen wat hardloper Coen Kuiper doet: vaart minderen. Hardlopers kunnen het beste gaan wandelen, ruiters en mountainbikers afstappen of langzamer rijden.

In het geval van een aanvallend zwijn: klap in je handen en schreeuw, klim ergens op, of verstop je achter een boom, want zwijnen zijn slechtziend. Vooral niet wegrennen, want het zwijn is altijd sneller. Nul aanvallen van wolven op mensen is een illusie, staat op de website van Wolven in Nederland, een samenwerking van verschillende natuurorganisaties. Maar het risico om gedood te worden door een wolf is extreem klein vergeleken met andere dodelijke risico’s in de natuur, zoals insecten- en slangenbeten, vallende takken en de ziektes die teken kunnen overbrengen. Wolven in Nederland raadt aan om jezelf groot te maken, luid te spreken en gebaren te maken als de wolf te dichtbij komt. En: neem afstand door langzaam achteruit te lopen.

Wederzijds respect

In een kalme situatie is dat allemaal niet nodig. Lelieveld: „Blijf rustig, observeer de situatie goed en laat ook het dier dat je tegenkomt de situatie goed observeren. Met wederzijds respect kom je vaak verder.” En daarna: je weg vervolgen, liefst de andere kant op. „Zit de dieren niet in de weg. Geef ze de ruimte. Je bent voor hen een merkwaardig verschijnsel.” Besef, zegt hij, dat je te gast bent in hún leefgebied. „Wij zijn er voor ons plezier, maar zij wonen daar. Zij kunnen nergens anders terecht.”

En die aanvallende buizerd? „Tja, dat hoor je wel vaker in het broedseizoen. Ze willen alleen hun nest verdedigen. Ja, ze kunnen je verwonden, maar veel meer dan dat is het niet.” De Vogelbescherming adviseert om in het broedseizoen (april-mei) geen fluorescerende kleding te dragen tijdens het sporten in natuurgebieden waar buizerds voorkomen – dat kunnen ze bedreigend vinden. En mocht er een boze buizerd tot de aanval overgaan: ze mikken altijd op het achterhoofd. Met armen of een stok boven het hoofd zwaaien, zorgt dat ze zich dáár op richten.

De enige keer dat Coen Kuiper écht bang was tijdens het hardlopen was op de uitgestrekte strandvlakte De Hors op Texel. Geen wolf, geen zwijn, geen geïrriteerde Schotse hooglander, maar twee boze zeemeeuwen die op hem af vlogen. „Het was de enige keer dat ik me echt onveilig heb gevoeld in de natuur. Ik heb die dag mijn pr op de vijf kilometer gelopen.”

De filosofie van trailrunning is voor hem dat hij zich tijdens het sporten één voelt met de natuur en er respect voor heeft. Het voelt wel dubbel, zegt hij, dat zwijnen vaak hard wegrennen als ze zijn groep in het vizier krijgen. „We lopen in hun territorium en maken op een bepaalde manier inbreuk op hun privacy. We houden daar rekening mee door alleen na zonsopkomst en voor zonsondergang te sporten, en door op de paden te blijven.”

Op dit moment wordt er aan het onderzoeksinstituut Environmental Research in Wageningen een DNA-analyse uitgevoerd op de wolf die in de bossen leeft waar ik hardloop. Het is waarschijnlijk een mannetje. De kans dat ik hem tegenkom is niet groot – een wolf beweegt zich in een gebied van 150 tot 400 kilometer. Hij zal mij eerder horen dan dat ik hem zal zien. Wolven, zegt Lelieveld, hebben het goed door als er mensen in hun buurt zijn. En áls je een wolf ziet, zegt hij, moet je er vooral van genieten. „Het is een heel zeldzaam verschijnsel.” Hij woont aan de rand van de Veluwe, maar hij zag er nog nooit één. „Ik zoek het niet op en dat zou ik ook niemand aanraden.”