„Onmogelijk”, zegt Reginald Houndjago (38). Vanonder een grijze pet kijken zijn bruine ogen een vuilnisbak aan het Amsterdamse Rokin in. Daar beneden glimmen twee Heinekenblikjes. Samen 30 cent waard. Hij kan er niet bij. Normaal zou hij met zijn ene hand de vuilniszak omhoog trekken en ze pakken met zijn andere hand. Maar de vuilniszak zit te laag. „Iemand heeft de randen naar beneden geduwd.”
„Ja, zie je”, zegt hij bij de volgende afvalbak, tien meter verder, „ik denk dat dit de hele straat zo doorgaat. We kunnen beter ergens anders heen.”
Elke statiegeldraper heeft een strategie, weet Houndjago (bijnaam ‘Reggy’). En wat hij nu tegenkomt, is een lelijke. Statiegeldrapers met grijptangen duwen zakken naar beneden, zodat een collega zonder grijpers de blikjes niet kan pakken. Zelf kunnen ze dan later op hun gemak de buit verzamelen.
„Dit is echt klote, want ze sluiten anderen buiten. En het komt van onze eigen mensen. Dat maakt het nog erger.”
De statiegeldjagers opereren in de rafelrand van de economie. Ze verdienen geld door flesjes en blikjes uit het afval te halen, 15 cent per vondst. Onduidelijk is met hoevelen ze zijn. Hun aantal nam in ieder geval een vlucht sinds 2023, toen statiegeld op blikjes werd ingevoerd. Met hun komst steeg de hoeveelheid rommel in de stad. Sommigen scheuren vuilniszakken of breken afvalbakken open. Schade: miljoenen euro’s per jaar.
Maar een andere kant van hun werk is in de discussie tot nu toe onderbelicht gebleven. Voor het milieu is er ook een opbrengst. Zou slechts 1 procent van de op de markt gebrachte flesjes en blikjes door statiegeldrapers worden ingeleverd, dan gaat het al om 37 miljoen flesjes en blikjes per jaar. Die kunnen daardoor hoogwaardig worden gerecycled. Zo kunnen petflesjes, als ze via het statiegeldsysteem zijn ingeleverd, opnieuw worden gebruikt voor voedselverpakkingen. Eindigen ze in het restafval, dan kan dat niet.
Van Houndjago mag de wereld weten dat hij en zijn collega’s er zijn. Dat ze niet meer weggaan. Dat ze op hun eigen manier een functie vervullen in de maatschappij. Houndjago is met antropoloog Mara Voss mede-oprichter van een eigen ‘vakbond’ voor statiegeldrapers, de Amsterdam Can Collective. Hij gelooft in het werk dat hij doet, en het brengt hem routine. „Als je het helemaal droogkookt, zijn we recyclers.”
Echte klappers
Voor blikjes en flesjes hoeft Houndjago vaak niet eens de prullenbak in. Ze worden achtergelaten op elektriciteitskastjes, in de portieken van grachtenpanden, op de grond. „Ja”, glimlacht hij, „ik ben veel aan het opruimen.”
Maar de echte klappers zitten toch tussen het vuil. „Wow”, zegt Houndjago, die tegen de klep duwt van een grijze container vlak langs de Amstel. Een voor een haalt hij bier- en colablikjes uit het afval en stopt ze in zijn plastic tas. „Hier was een feestje. Ik zie de ballonnen tussen het afval.” Het is alles bij elkaar maximaal twee euro, denkt hij. „Er zit ook glas bij, maar dat neem ik niet mee. Een glazen flesje is maar 10 cent waard en veel te zwaar om mee te tillen.”
Houndjago heeft zijn eigen strategie. Overdag loopt hij zijn vaste routes langs de prullenbakken in het centrum van Amsterdam. Hij scant de bovenste laag van het afval. Graven doet hij niet echt, dat heeft geen zin. Er lopen inmiddels zoveel statiegeldjagers rond, die onderste lagen van het vuilnis zijn altijd wel doorzocht.


De zure geur uit de afvalbakken rook hij na een week niet meer, zegt Houndjago. Foto Bram Petraeus
Foto Bram Petraeus
’s Nachts – op zondagen werkt hij vaak in de nacht – is hij wat statiegeldjagers een timer noemen: hij weet van een aantal hotels precies hoe laat het vuilnis naar buiten gaat. Ergens tussen middernacht en één uur ’s nachts. Dan loopt hij tot zeven uur ’s ochtends langs prullenbakken, het tijdstip waarop de Albert Heijn aan de Jodenbreestraat in het centrum weer opengaat. Dat is een van de weinige plekken waar hij zijn buit kan omwisselen voor contant geld. Een bankrekening heeft hij niet.
’s Nachts is het veel zwaarder dan overdag, zegt Houndjago. Niet vanwege het tijdstip, of het lange lopen, maar door het tillen. „Je moet je voorstellen: alles wat je verzamelt moet je de hele nacht met je meeslepen.” Hij zwaait zijn plastic zak over zijn schouder. „Dat betekent dat ik de hele nacht mijn arm zó houd.”
Beveiliger
Als Houndjago’s arm tot zijn schouder in een vuilnisbak verdwijnt, kijken Amsterdammers er niet van op. Statiegeldjagers zijn er zo veel, ze horen bij het straatbeeld. Wel kunnen toeristen soms verbaasd kijken. Eén keer kreeg Houndjago een high five van een omstander nadat hij in een container was geklommen.
Maar high fives zijn zeldzaam. Vaker wordt Houndjago behandeld als het vuil waarin hij zoekt. Hij wijst voor zich, naar een lege plek op de trambaan op het Rokin. „Daar. Het waren Ajax-fans, een wedstrijd tegen Leipzig. De Ajaxfans zagen mij blikjes verzamelen. Eén man keek mij aan en trapte voor mijn ogen zijn blikje plat.”
Of die groep jongens. Twaalf, dertien jaar oud. Eén spuugde op zijn capuchon, een ander schopte tegen zijn fiets. En die beveiliger in de supermarkt, gisteren nog, die in zijn tas wilde kijken toen hij lege blikjes kwam brengen. Had hij niks gestolen? „Er zat niks in, hè, zei ik tegen hem, na de inspectie. ‘Dit keer niet’, zei hij.”

Hij kan het van zich afschudden. „Ik denk altijd: duisternis bestrijd je niet met duisternis, maar met licht. Beter een glimlach dan een middelvinger. Maar soms is glimlachen wel moeilijk.”
Het scheelt dat hij wat gewend is, zegt hij, opgegroeid als donker kind in Duitsland. Zijn moeder is Duits, zijn vader komt uit Liberia. Op zijn derde verhuisde hij van Liberia naar Duitsland. Hij werkte er als elektricien in de bouw. „Mijn laatste baan was heel slecht. Ze hadden te veel werk en namen mij aan, maar ontsloegen me vlak voor mijn proeftijd afliep. Ik was een soort opvulsel, ze wilden me niet echt in dienst nemen.”
Ook collega’s behandelden hem slecht, vond Houndjago. „Veel plagen. Meer pesten dan plagen.”
Concurrentie
Na dat ontslag belandde Houndjago op straat. Hij vertrok drie jaar geleden naar Amsterdam, waar het leven voor daklozen volgens hem beter is. En er was (destijds) nog niet zoveel concurrentie van statiegeldjagers. Hij woont in een tent op IJburg in Amsterdam.
De zure geur uit de afvalbakken rook hij na een week niet meer, zegt Houndjago. Hij werkt bijna elke dag, en probeert dan minimaal 30 tot 40 euro te verdienen. Laatst, op zijn verjaardag, gaf hij zichzelf vrij. „Die dag is heilig voor mij.”
Het miezert al uren, maar als de regen echt hard neerslaat, stelt Houndjago voor om te pauzeren. Onder een afdak van metrostation Nieuwmarkt zet hij zijn plastic zak neer.
Ik zou niet willen dat iemand mij op straat geld geeft. Een flesje of blikje aangeven is oké, maar ik wil geen medelijden.
Dakloos zijn, op straat eindigen. Het klinkt als falen, dat weet hij ook. „Sommige dingen ervan zijn moeilijk, natuurlijk. Ik verloor een hoop comfort. Maar ik won vrijheid.”
Hij steekt er een sigaret bij op. „Ik leerde waar ik toe in staat ben, helemaal op mezelf aangewezen. Soms sta ik om acht uur op, en dan ga ik pas weer om acht uur naar bed, na de hele dag en nacht werken. Natuurlijk zou het fijn zijn gewoon te kunnen douchen wanneer ik wil. Maar de vrijheid, wat ik erdoor win, dat is veel meer. Ik ben nog nooit zo ontspannen geweest.”
Niet alle statiegeldjagers zijn dakloos. Houndjago ziet mensen die hun AOW aanvullen. Vrouwen op leeftijd die onopgemerkt flesjes en blikjes in een handtas stoppen. Mensen die illegaal in Nederland zijn. Veel arbeidsmigranten uit Oost-Europa die zonder werk kwamen te zitten.
Mensen die teleurgesteld zijn in, of buitengesloten door de maatschappij. Vaak hebben ze net als hij een kras opgelopen. „In dit vak kan niemand hen misbruiken.”
Daarom kan Houndjago er ook zo slecht tegen als statiegeldjagers de vuilniszakken voor anderen naar beneden duwen. Wie zich daaraan waagt, wordt volgens hem niet meer begroet door andere statiegeldjagers.
Veel statiegeldjagers hebben een andere strategie dan hij. Die bouwen een groot netwerk: cafés, coffeeshops en hotels die hun afval aan hen ‘gunnen’. Houndjago vraagt nooit om afval. „In deze straat zei een restauranteigenaar eens: je mag gewoon binnenkomen en om blikjes vragen. Maar ik voel me daar niet goed bij. Dat voelt als bedelen.”
Houndjago wil werken, niet vragen om iets. „Ik verdien mijn eigen geld. Ik zou niet willen dat iemand mij op straat geld geeft. Een flesje of blikje aangeven is oké, maar ik wil geen medelijden.”

Foto Bram Petraeus
Onderzoek
Hij was aan het werk toen hij een blonde jonge vrouw naar hem zag staren. Kijkt ze naar mij?, dacht hij. Het was Mara Voss (29), antropoloog en docent social work aan de Hogeschool van Amsterdam. Ze doet onderzoek naar statiegeldjagers.
Na wat aandringen mocht ze een week later met hem meelopen. Ze hield het vol tot drie uur ’s nachts. Voor haar onderzoek ontmoette ze al zo’n vijftig statiegeldjagers; ze ging tot de incrowd behoren van statiegeldjagers in het centrum.
Het begon als een gimmick tussen haar, Houndjago en enkele anderen, iets waar om werd gelachen. Van: hoezo zouden wij geen vakbond kunnen hebben? „Hoezo heb je een werkgever nodig voor een vakbond?”, zegt Voss. „Of hoort jouw baan erkend te zijn als officiële baan? Deze mensen verrichten arbeid, of het nou officieel is of niet.”
Zelf loopt ze regelmatig mee met Reginald en anderen. En dan mag ze ook meedelen in de vervelende opmerkingen op straat. „Gemeentedief, klaploper, profiteur”, somt ze op. „We hopen met de ‘vakbond’ een positief en humaan beeld neer te zetten van de statiegeldjager.”
Hoezo heb je een werkgever nodig voor een vakbond?
Omdat het werk is dat niemand anders werk noemt, is het vaak onhandig georganiseerd. Zo zijn er wel bulkmachines waar in één keer een hele zak flesjes en blikjes in kan, maar die betalen niet contant uit. Terwijl veel daklozen van cash afhankelijk zijn. Voss: „Na Koningsdag moesten veel mensen op straat slapen met hun buit, omdat in de paar Albert Heijns in de stad die wel contant uitbetalen de statiegeldmachines waren uitgezet.”
Afstemming over zulke zaken is er niet, en dat komt volgens Voss mede doordat statiegeldrapen niet wordt erkend als werk. Dat is dus een vraag waarover ze binnen het collectief nadenken: wanneer is iets werk? Wanneer mag werk een baan heten?
„In inheemse samenlevingen wordt het onderscheid tussen werk en privé niet zo gemaakt”, zegt Paul de Beer, bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam. „Vroeger op het boerenland liepen werk en andere activiteiten in elkaar over. Wij zijn het onderscheid meer gaan maken sinds de Industriële Revolutie. Mensen gaan nu naar een aparte plek om te werken, dus definiëren ze werk ook op die manier.”
Zinvolle dagbesteding
Hem verbaast het overigens niet dat Houndjago zo’n fan is van de vrijheid en routine van het werk. „We werken omdat we geld nodig hebben om van te leven, maar uit onderzoek blijkt dat de beloning niet het belangrijkste is. Mensen zoeken een zinvolle dagbesteding, en iets wat structuur geeft aan de dag.”
Hoewel het in media vaak over de rommel gaat die statiegeldrapers bij prullenbakken veroorzaken, zorgt het statiegeldsysteem ook voor minder rommel. Sinds de invoering van statiegeld op kleine flesjes en blikjes is hun aandeel in het zwerfafval meer dan gehalveerd. Staatssecretaris Chris Jansen (Milieu, PVV) vindt het statiegeldsysteem een „succes”. Hij wil het eerder uitbreiden dan afschaffen. Zo moet er straks ook op sapflessen statiegeld komen.
En daarmee blijft de statiegeldjager dus ook. Om opengebroken prullenbakken te voorkomen, kwam de gemeente Amsterdam al met magneetsluitingen waardoor Houndjago en anderen de bakken eenvoudig kunnen openen.
De aandacht voor de vakbond opent ook andere deuren. Binnenkort mogen Voss en Houndjago op gesprek komen bij de Amsterdamse wethouder Hester van Buren van Afval en Reiniging. Een eerste gesprek met ambtenaren is er al geweest. Daarnaast spraken Houndjago en Voss met Verpact, de organisatie van drankproducenten die verantwoordelijk is voor het statiegeldsysteem. Die opent inleverwinkels in Rotterdam en in het centrum Amsterdam. Mét contante uitbetaling, al zijn de winkels ’s nachts wel dicht.
Houndjago droomt groter, van een eigen hub voor statiegeldjagers. Een ruimte waar ze dag en nacht zelf flesjes en blikjes het afval zelf innemen en het statiegeld cash uitbetalen, een plek die ze zelf beheren, waar ze even koffie kunnen drinken en werkgevers hen ook kunnen vinden voor ander werk.
Eerst gunt Houndjago zichzelf een lange pauze van het afvaljagen. Hij vertrekt naar Santiago de Compostella voor een wandeltocht. „Trainen voor het wandelen hoef ik niet.”

Foto Bram Petraeus
