Stadsjochies heeft een charmant zomers menu, uit eigen kas

Wie de uitgang van ’s werelds grootste fietsenstalling eenmaal heeft gevonden, kan met een ov-fiets binnen tien minuten van Utrecht CS een ware stadsoase bereiken. Rondom de lunetten – vier kleine vestingwerken die begin negentiende eeuw op de Houtense Vlakte zijn opgetrokken als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie – ligt een prachtig groen gebiedje. Daarin staat een bescheiden kassencomplex met een weelderige tuin eromheen, waar het fijnmazige venkelloof op dit moment hoog in de wind wuift.

Hier huist Stadsjochies: urban farm mét kasrestaurant. Wat in 2016 begon als een simpele zoektocht naar een camperstandplaats met een plekje om wat groenten te telen, groeide uit tot teeltbedrijf van 1,6 hectare waar 140 verschillende gewassen worden verbouwd (en varkentjes staan). Cressen, eetbare bloemen en kruiden voor andere horeca, de rest van de groenten en fruit zijn puur voor eigen gebruik.

Stadsjochies doet er alles aan om speels en toegankelijk te zijn in de communicatie. Op de muur staat ‘Hee, goed je te zien’, in kinderlijke typografie. De wc’s zijn voor ‘Stadsjochies’ en ‘Stadswijffies’, het invalidentoilet met verschoonplek is voor ‘Ouchies + Jonkies’. Die lunchbroodjesuitstraling is misleidend, want de keuken van chef Pieter Jobse is een stuk serieuzer. Niet in de zin van ernstig, het plezier spat er juist vanaf. Ik bedoel inhoudelijk gewoon veel interessanter dan je zou verwachten op basis van die jolige informaliteit.

Alleen het aardbeientoetje valt wat tegen: de cake is nogal compact, het viooltjes-ijs nogal heftig (en met wat ijskristalletjes). Soit. De rest is mooi in orde. Zoals het brood (van ambachtelijke bakkerij De Bakkert) met zoute boter, een soort dukkah van boekweit en zaden en sappige lupinecressen.

Viooltjes

De zelfgemaakte kaas is zo fris en zacht als een jong eendje. De rettich eronder krijgt door de lactofermentatie – in sap van eerder gefermenteerde wortels en vijgen – zelf iets licht kazigs, een hartige en licht pittige ondertoon die een heel fijn aansluit. De smakelijke saus, op basis van de wei die overbleef bij het kaas maken, met dille en daslook blijft lekker hangen door de lichte binding. Het is een slim, kleurrijk en vooral heel vrolijk gerecht, met kervel en viooltjes erop.

De boterraapjes zijn lekker stevig en licht bitter, de boterraapjescreme is juist romig en zoet, de torentjesbloemkool is knapperig, de spitse savooiekool nét niet meer – zo heeft alles zijn eigen exact juiste garing meegekregen. Het geheel komt prachtig samen door de omlijsting van de tomasu-sojasaus, die precies de nodige zoute, umamidiepte geeft. De nogal prominente maar toch niet storende verveine-olie is het enige dat vet is, het blijft een licht gerecht. Het is vooral weer heel plezierig om te eten.

Met hetzelfde enthousiasme dat al van het bord spatte, geeft Jobse ook een rondleiding door de kas en de tuinen. (Daarvoor moet u iets eerder aanschuiven, doe dat vooral – het is de moeite.) Als het oogsttijd is, zit je soms met heel veel van hetzelfde tegelijk. Dat betekent conserveren, fermenteren en experimenteren. Ook daar hebben ze zichtbaar lol in, getuige de gevacumeerde halve witte kolen ingesmeerd met yoghurt – dat moet een soort zomerse zuurkool opleveren.

Het vega-hoofdgerecht – plompe courgettebloemen gevuld met parmezaan en koolrabi, met boleetjes, bloemkool en snijbiet, knoflookschuim en mahonie-olie – komt net niet helemaal zo lekker samen als de andere groentegangen. De vleesgang is leuk bedacht: een geperste terrine van lamsschouder, in plakken aangebakken – dat is zacht stoofvlees met toch een knapperig randje – in een heerlijk plakkerige eigen jus. Alleen de heftige pepermuntolie staat me enorm tegen. Dat is een persoonlijke afkeer, ik vind dat smaken naar tandpasta en After Eight – twee dingen die ik niet voor mijn plezier in de mond neem. Maar al met al toch een charmant en genoeglijk, zomers menu.

Dan heel even kort over geld: een paar jaar geleden at je bij Stadsjochies drie gangen voor 33 euro, tegenwoordig betaal je 75 euro voor vijf gangen. Ook voor een restaurant dat voornamelijk groenten en geen klassieke (dierlijke) luxeproducten serveert is dat helaas geen bijzonderheid meer – de horeca is over de volledige breedte in de afgelopen jaren echt ontzettend veel duurder geworden. Daarnaast betaal je ook voor een kleinschalige producent op een bijzondere locatie, een overtuiging, een kop boven het maaiveld.

De wijnen vanavond zijn saaie allemansvrienden

Dat allemaal in acht genomen: voor een kleine 9 euro per glas in je wijnarrangement kun je écht wel wat fatsoenlijks schenken! De wijnen vanavond zijn saaie allemansvrienden. De pecorino is een ouderwetse Haribo-perzik – zoete wijn voor de buurvrouw. De chardonnay een boterbabbelaar, et cetera. Het eten verdient beter.

Stadsjochies mag zichzelf echt wat serieuzer nemen, dat verdient de chef. Want ook het niveau van de bediening blijft achter op de keuken. De jonge meiden op de vloer doen hun best en zijn uiterst vriendelijk. Ik denk dat ze beter geïnstrueerd moeten worden. Altijd laten merken aan nieuwe gasten dat je ze gezien hebt, daar worden ze rustig van. Zo snel mogelijk iets te drinken inschenken, daarna kun je ze laten wachten. En zorg dat iedereen in de bediening alle gerechten even geproefd heeft van tevoren, zodat ze precies weten wat ze serveren en vragen kunnen beantwoorden.

Dat het hier en daar strakker kan, neemt echter niet weg dat Stadsjochies een heerlijke plek is eens langs te waaien voor lunch of diner. Zeker nu, in deze heerlijke zomer als alles in volle bloei staat.