N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
WK voetbal Elk van de drie stadions waar Nederlands straks een WK-groepswedstrijd speelt, kent een grimmige voorgeschiedenis. „Qatar is een schimmenrijk waar iedereen de schuld afschuift.”
Het is vroeg in de ochtend als Usman Ameen (36) uit Lahore, Pakistan, wordt gebeld door zijn leidinggevende. Hij heeft net een nachtdienst gedraaid bij een beveiligingsbedrijf in Qatar, onderdeel van het Teyseer-conglomeraat, maar slapen mag hij nog niet. „Ik moest klaarstaan om te werken bij de voetbalwedstrijd tussen Liverpool en Flamengo. Er stond een bus op me te wachten”, vertelt Ameen.
Het is 21 december 2019, en die avond zal in het Khalifa-stadion de finale worden gespeeld van de wereldbeker voor clubteams tussen Liverpool en Flamengo. Er zitten 45 duizend mensen op de tribune in Doha, de hoofdstad van Qatar – het is na een grondige renovatie de eerste serieuze test voor het stadion.
Usman Ameen gaat zonder ontbijt met de bus naar het stadion. Samen met honderden andere arbeiders moet hij helpen met het opbouwen van de entreepoorten. Zware balken sjouwt hij, in de volle zon, die ook in de winter nog heet is. „Twaalf uur lang werkten we daar, bij ingang drie en vier. Ik kreeg niets te drinken tot het einde van de dienst. Ik werkte alles bij elkaar 29 uur achter elkaar, zonder rust. Het was mijn ergste dag in Qatar”, vertelt hij.
Hij is in april 2019 naar Qatar gegaan. Via een wervingsbureau in Lahore komt hij er terecht, hij wil geld verdienen voor zijn gezin, dat in armoede leeft. Ameen betrekt in Doha een krappe kamer, slaapt op een zaal met andere arbeiders in een stapelbed waar bedwantsen in zitten, krijgt volgens zijn contract 800 rial (186 euro) per maand. NRC heeft de contracten gezien, net als andere documenten die het verhaal onderbouwen.
Zijn werkdagen zijn lang, zestien uur is geen uitzondering, en overuren worden zelden uitbetaald. Hij maakt – buiten, in de hitte – bezoekerspassen op een beveiligde compound iets buiten Doha. „Het is voorgekomen dat mijn collega’s en ik werden geslagen als we aan de poort mensen uit Qatar weigerden. Zij hadden geen geldige reden om binnen te komen, maar als gastarbeider ben je niets waard, dus voor hen was het normaal om agressief tegen ons te zijn. Klagen bij onze supervisor had geen zin, die eiste dan dat wij zelf excuses zouden maken, omdat we onbeleefd zouden zijn tegen de Qatari’s.”
In februari 2020 verlaat hij Qatar omdat hij geopereerd moet worden in Pakistan. Een ziekenhuis in Qatar tekent een document waarin staat dat hij mag terugkeren naar de Golfstaat en er zijn werk mag hervatten. Maar zijn baas weigert dat als hij eenmaal in Lahore is: te veel rompslomp. En wat hij ook probeert, hoeveel e-mails hij ook stuurt, hij komt er niet meer in. Usman Ameen is blut, zijn gezin en hij hebben vaak honger. Qatar heeft hem „economisch vermoord”, zegt hij. Hij zou er, hoe zwaar en mensonterend hij het er ook vond, alles voor doen om terug te keren naar de Golf, om weer geld te kunnen verdienen – zijn gezin kunnen onderhouden is uiteindelijk toch belangrijker dan zelf vernederd worden.
Daarom klaagde hij ook nooit. Zelfs niet op de dag van de finale voor clubteams, wanneer hij op zijn post wacht tot de wedstrijd is afgelopen. Het wordt verlenging. In de 99ste minuut hoort hij het publiek tekeer gaan. Liverpool heeft de winnende goal gemaakt. Niet veel later stromen de supporters het stadion uit. Ameen en zijn collega’s moeten doorwerken, afbouwen.
De mensen lopen hem voorbij. Maar er is niemand die hem ziet.
Lees ook: Is Qatar echt zo belangrijk voor Nederland? En nog 7 vragen rond het WK
Een lust voor het oog
Het Khalifa-stadion is één van de drie stadions waar het Nederlands elftal van Louis van Gaal volgende maand de groepswedstrijden speelt tijdens het WK in Qatar. Het is een toernooi waarover al discussie is sinds de controversiële toewijzing in 2010, waarbij nog steeds de verdenking op Qatar rust dat er steekpenningen zijn betaald. Sindsdien gaat het bijna non-stop over doden, ‘moderne slavernij’, en de behandeling van vrouwen en homoseksuelen in het land.
Qatar hoopt de discussie achter zich te laten nu het WK bijna begint. De stadions zijn een lust voor het oog. Gekoeld en futuristisch, met perfecte grasmatten. Voor kritische vragen is nauwelijks ruimte: de persafdeling van de WK-organisatie negeert ze meestal. Nederland heeft vorige week besloten om een kabinetsafvaardiging te sturen naar de wedstrijden van het Nederlands elftal. Mogelijk gaat ook koning Willem-Alexander.
NRC deed het afgelopen jaar onderzoek naar de stadions waar Oranje de groepswedstrijden speelt, en reisde naar Qatar en Nepal voor gesprekken met betrokkenen. Er is gesproken met 51 mensen die direct of indirect betrokken waren bij de bouw. Ook kreeg NRC de beschikking over arbeidscontracten, paspoorten, video’s, foto’s, medische documenten, het verslag van een lijkschouwer, e-mails, Whatsappberichten en spraakberichten die de getuigenissen van arbeiders ondersteunen.
Om de wedstrijden van het Nederlands elftal mogelijk te maken zijn doden gevallen en levens verwoest. Een man die zich er kritisch over uitliet, belandde in de gevangenis.
Amit Ale Magar (26) – sportbroekje, rood T-shirt en een zwarte pet boven vriendelijke, donkere ogen – zit op een matras in een klein kamertje van de woning die hij deelt met zijn ouders, vrouw en zesjarige zoontje in een buitenwijk van Kathmandu, Nepal. Een grote tatoeage van Boeddha siert zijn linkeronderarm. Maar het is een bobbelig buisje onder zijn huid dat de aandacht trekt. „Dat maakt het makkelijker voor de verpleegsters om de slang aan te leggen”, zegt hij.
Als mensenrechtenorganisaties rapporteren over duizenden slachtoffers die zijn gevallen bij WK-werkzaamheden, hebben zij het niet over Amit Magar. Zelfs in schattingen van het aantal gewonden komt hij niet voor. Toch heeft de Nepalees als stadionarbeider bijgedragen aan het toernooi – en het heeft zijn leven geruïneerd, zegt hij. Net als dat van talloze lotgenoten die evenmin in de statistieken voorkomen.
Drie keer in de week gaat Magar naar een kliniek aan de andere kant van de stad voor een nierdialyse van vier uur. Dan wordt zijn bloed door een machine gepompt die doet wat zijn lichaam niet meer kan: de afvalstoffen eruit filteren en afvoeren. Het is een repetitieve maar noodzakelijke kwelling. Dialysemachines kunnen de nierfunctie slechts gedeeltelijk overnemen. Magar is te zwak om te kunnen werken. Zonder nieuwe nier heeft hij naar verwachting nog maximaal een jaar of tien te leven.
Magar wijt zijn ziekte aan zijn verblijf in Qatar. Nog geen twintig was hij toen hij op 8 november 2016 afreisde naar de Golfstaat. Hij was getrouwd en net vader geworden, zijn familie was een lening aangegaan om een stukje land te kopen op het platteland in het zuidwesten van Nepal, waar hij vandaan komt. Magar had dus geld nodig, in hoeveelheden die hij in Nepal niet kon verdienen.
„Ik kreeg vaak bloedneuzen door de hitte”
Amit Ale Magar (26) oud-gastarbeider
In Qatar kon hij voor 1.100 rial per maand (zo’n 300 euro) als timmerman aan de slag, is te lezen in documenten die NRC heeft. Hij werkte er aan bruggen, wegen én aan het Al Thumama-stadion, waar Nederland zijn openingswedstrijd speelt tegen Senegal. Het is een stadion voor 40 duizend toeschouwers, gebouwd in de vorm van een takiyya, een traditionele Arabische hoed. Fans kunnen straks genieten van airconditioning op de tribunes.
Magar vertelt dat hij werkdagen van tien uur moest maken in de volle zon, zonder airco. Zelfs in de zomermaanden, die voor het WK te heet werden geacht, omdat de temperatuur in Qatar dan oploopt tot boven de 50 graden Celsius. Drinkwater was er wel, vertelt Magar, maar de behoefte aan water was zo groot onder de arbeiders, dat het snel op was en ze vaak lang moesten wachten totdat de voorraden waren aangevuld.
„Het was zo heet dat ik regelmatig bloedneuzen kreeg en mijn voeten in mijn schoenen dreven van het zweet”, zegt Magar. Van juni tot half september is buitenarbeid op de warmste uren van de dag verboden in de Golfstaat, maar cijfers van de International Labour Organization (ILO) tonen aan dat die regels in 2021 – nadat het hitteprotocol was aangescherpt – door minimaal 338 bedrijven zijn overtreden.
Magar voelde zich na werkdagen vaak dodelijk vermoeid. Toch waren het niet de hitte en de zware werkomstandigheden die hem na twee jaar, toen zijn werkvisum verliep, deden besluiten dat het genoeg was. Het bedrijf waarvoor hij werkte liep maanden achter met de salarissen en betaalde overuren vaak niet uit, vertelt hij. Omdat wisselen van baan in Qatar destijds alleen kon met toestemming van de werkgever, bedacht hij iets anders. Hij keerde begin 2019 terug naar Kathmandu en zou vanaf daar proberen voor een ander bedrijf naar de Golf te gaan.
Ziek op straat
Zover kwam het niet. Enkele maanden nadat Magar terug was, kreeg hij last van slapeloosheid, kortademigheid en misselijkheidsaanvallen. Zo hevig dat hij soms midden op straat overgaf. En zijn benen begonnen pijn te doen. Toen hij met zijn klachten naar de dokter ging, was het al te laat. Diagnose: chronisch nierfalen, geen zicht op herstel.
Net als Magar vermoedt zijn dokter, met wie NRC heeft gesproken, dat zijn jaren in Qatar de oorzaak zijn van zijn ziekte. Magar vertegenwoordigt een stille trend die nierspecialisten in Nepal ernstige zorgen baart. Harde cijfers ontbreken, maar recente medisch-wetenschappelijke studies suggereren dat arbeidsmigranten in de Golfstaten – met name zij die zwaar lichamelijk werk hebben gedaan – een aanzienlijk risico lopen op levensbedreigende nieraandoeningen.
Ook Nepalese nierspecialisten zien onder hun patiënten opvallend veel jonge mannen die zijn teruggekeerd uit de Golfregio. Net als Magar hadden zij voor vertrek doorgaans geen last van suikerziekte of hoge bloeddruk – aandoeningen die de kans op nierfalen vergroten. Sterker nog: arbeidsmigranten moeten een uitgebreide gezondheidscheck doen voor ze een werkvisum krijgen, inclusief urinetest om de nierfunctie te onderzoeken. Oftewel: ze vertrekken gezond en worden na terugkomst ernstig ziek. „Lange dagen, uitputtend werk, extreme hitte en langdurige uitdroging lijken de belangrijkste oorzaken”, zegt Rishi Kafle, nierspecialist van het Nepal Kidney Centre in Kathmandu.
Ook een verandering van dieet kan de kans op nierproblemen vergroten, zegt hij. Arbeidsmigranten in Golfstaten als Qatar drinken meer frisdrank en eten meer vlees dan ze in Nepal gewend waren. Ook vermoeden artsen dat grote hoeveelheden pijnstillers worden gebruikt om het werk vol te houden. Eerder is onder groepen landarbeiders in de suikerrietteelt in Centraal-Amerika, India en Sri Lanka, die in soortgelijke omstandigheden werken, al een sterk verhoogd risico op ernstige nierschade vastgesteld.
Alleen al in Nepal gaat het vermoedelijk om duizenden, zo niet tienduizenden jonge mannen die chronisch nierpatiënt zijn geworden nadat ze in erbarmelijke werkomstandigheden hebben gewerkt in de Golf. Toch blijft het onder de oppervlakte. Dat komt onder meer doordat de problemen meestal pas beginnen maanden of jaren nadat arbeidsmigranten zijn teruggekeerd.
Zo was het ook bij Shree Thapa (29), vertelt hij terwijl hij wordt gedialyseerd in het Kidney Centre. Hij ligt in de hoek van een zaal met twaalf bedden, een jas opgerold aan het voeteneind, zijn krukken tegen de muur.
Drie jaar werkte hij in de bouw in Qatar. Vooral aan de vele hotels die zijn neergezet in aanloop naar het WK, vaak in de bloedhitte. Een jaar na terugkomst kwamen de klachten. Thapa: „Ik kreeg opgezwollen benen, moest steeds plassen, had overal pijn en voortdurend dorst.” Toch meldde hij zich aan om opnieuw als bouwvakker naar het buitenland te gaan, dit keer naar Maleisië. Bij de verplichte gezondheidstest voor vertrek kwamen nu wél afwijkende urinewaarden aan het licht. Hij kreeg dezelfde diagnose als Amit Magar: chronisch nierfalen, waarvan hij nooit zal herstellen. Sindsdien komt Thapa hier twee keer in de week voor dialyse. Werken kan hij niet meer.
Extreem afhankelijk
Toch is gebrekkig zicht op de omvang van het probleem niet de enige reden waarom nierschade onder teruggekeerde arbeidsmigranten weinig aandacht trekt, denkt nierspecialist Rishi Kafle. In Nepal zijn de risico’s inmiddels namelijk wel bekend. Maar, zegt Kafle, „de positie van de Nepalese regering is te zwak om voor arbeidsmigranten in de bres te springen. Bovendien, stel dat 10 procent van de arbeiders er last van krijgt, dan heeft de overgrote meerderheid er geen belang bij dat Nepal regeringen van Golfstaten tot de orde roept, omdat het hun kansen op werk kan verkleinen.”
Het is de realiteit van een arm land dat extreem afhankelijk is van banen in het buitenland. Jonge mannen als Magar en Thapa zijn, cru gezegd, Nepals voornaamste exportproduct. Naar schatting 3,5 miljoen Nepalezen werken over de grens, de meerderheid van hen in de Golfregio. Dat is meer dan 10 procent van de bevolking. De bedragen die zij terugsturen – van meer dan de helft van de Nepalese huishoudens werkt ten minste één persoon in het buitenland – zijn goed voor bijna een kwart van het nationaal inkomen. Nepal kan het geld simpelweg niet missen. En dat geldt ook voor Bangladesh, India en Sri Lanka. Gevolg: die landen hebben weinig te eisen van steenrijke Golfstaten als Qatar.
Hij klinkt gelaten, alsof wat hem is overkomen nu eenmaal een risico was dat hij welbewust heeft genomen
Die afhankelijkheid is voelbaar in de rurale gebieden in Nepal, waar veruit de meeste arbeidsmigranten vandaan komen. Zoals in Baglung, een plaats met krap 30 duizend inwoners en de hoofdstad van het gelijknamige district, in de uitlopers van het hooggebergte, zo’n driehonderd kilometer ten westen van Kathmandu. Jonge mannen kom je er weinig tegen, behalve bij het migratiekantoortje in het centrum van de stad.
„Zodra ze klaar zijn met school, komen ze hier om een paspoort te laten maken en een visum aan te vragen”, vertelt Navin Bishwakarma, die het bureautje runt. „Jongeren willen geld verdienen, maar er is hier nauwelijks werk. Bovendien heeft vrijwel iedereen familieleden of vrienden die al werken in de Golfregio en kunnen helpen met het vinden van een baan.” Het merendeel gaat in de bouw werken.
De veiligheidstrainingen die het migratiekantoortje gratis aanbiedt, slaan veel migranten over. Bishwakarma: „Ze vertrekken het liefst zo snel mogelijk.”
Over de risico’s wordt niet geheimzinnig gedaan. Het kantoor hangt vol met noodnummers voor migranten die in de problemen komen in de Golf. Omdat ze ander werk moeten doen dan is afgesproken. Omdat ze worden uitgebuit. Omdat ze ziek worden. Omdat ze weg willen maar niet kunnen, vanwege geldgebrek of een werkgever die weigert een ingenomen paspoort terug te geven. De instructies aan de muur richten zich ook tot de achterblijvers. Zo is er een stappenplan dat uitlegt wat er allemaal geregeld moet worden als een familielid in het buitenland overlijdt. „Op die manier proberen we arbeidsmigranten en hun families zo goed mogelijk voor te bereiden”, zegt Bishwakarma.
Hij weet ook: de mogelijkheden om migranten te beschermen tegen uitbuiting zijn in de praktijk beperkt. Voor vertrek kan het al misgaan, bij een van de duizenden geregistreerde en ongeregistreerde bemiddelingsbureaus die met elkaar concurreren om arbeiders te leveren aan werkgevers in de Golf. Ook in Nepal wordt immers veel verdiend aan arbeidsmigratie, dus de verleiding is groot mensen te werven door zaken mooier voor te stellen dan ze zijn.
Zelfs als alles goed geregeld lijkt, kan het misgaan, vertelt Bijay Gandharwa, een 24-jarige liftmonteur die ’s middags komt binnenlopen bij het migratiekantoor in Baglung. Hij werkte 3,5 jaar in Qatar, totdat hij in een liftschacht viel en twee rugwervels brak. Gandharwa werd geopereerd, maar kan geen fysieke arbeid meer aan. Hij tovert een verzekeringsdocument tevoorschijn waarop staat dat hij recht heeft op een schadevergoeding van 30 duizend rial (zo’n 8 duizend euro). Hij heeft het nooit gekregen, zegt hij. „Ik heb het bewijs, maar geen geld.” Gandharwa hoopt dat het migratiekantoor iets voor hem kan betekenen.
Ook Amit Ale Magar heeft nog geld tegoed van zijn werkgever in Qatar, vertelt hij in de woning in Kathmandu. Nu komen hij en zijn gezin rond van geld dat bekenden in de Golf hem toesturen. Hij klinkt gelaten, alsof wat hem is overkomen nu eenmaal een risico was dat hij welbewust heeft genomen.
Magar kijkt zelfs uit naar het WK, zegt hij, en zit zeker voor de televisie als Nederland straks in het Al Thumama-stadion speelt waaraan hij heeft gewerkt. „Ik had eigenlijk gehoopt daar een wedstrijd op de tribunes mee te maken. Maar het WK is een geweldig evenement en ik heb weinig te doen, dus ik ga het zo goed mogelijk volgen.”
Een klap van metaal op metaal galmt langs de wanden van het lege voetbalstadion. Een ijzeren loopbrug die bij het dak hangt breekt doormidden. Een man valt bijna veertig meter naar beneden. Het duurt ongeveer drie seconden. Dan landt hij – weer een knal – op een ijzeren stellage. Zijn veiligheidsvest blijft onderweg haken en wordt van zijn lijf gerukt, een schoen blijft achter op het platform.
Het is 19 januari 2017, op de bouwplaats van het Khalifa International Stadium in Doha, Qatar. De Britse bouwvakker Zachary William Cox (40) is op slag dood.
Het Khalifa International Stadium werd gebouwd in 1976 en is het oudste sportstadion van Qatar. Voor het WK werd het stadion volledig vernieuwd en uitgebreid naar een capaciteit van 40 duizend toeschouwers. Tijdens het WK worden er acht wedstrijden gespeeld, waaronder Nederland – Ecuador en het duel om de derde plaats. De renovatie was afgerond in maart 2017. Maar toen had het stadion al een slechte naam – en niet alleen vanwege de dood van Cox.
Met busjes naar de bouwplaats
De mensen die elke dag met busjes naar de bouwplaats van het voetbalstadion komen, wonen in buitenwijken van Doha, waar rijen identieke gebouwen staan. Ze liggen vaak met acht of tien man op een kleine kamer, in stapelbedden waar ze met handdoeken of dekens een beetje privacy proberen te creëren. Foto’s en video’s – NRC kreeg ze van meerdere arbeiders – laten zwart uitgeslagen badkamers zien. Keukens met verrotte kastjes, open prullenbakken waar het vuilnis uitpuilt, beschimmelde vloeren. Overal pannen, tasjes, stapels kleren, vieze borden, bestek. Mannen die met opgetrokken benen in hun stapelbed liggen, hun gezicht naar de muur gekeerd.
Smerige accommodaties werden door Amnesty International in 2016 al genoemd in één van de eerste uitgebreide rapporten over mensenrechtenschendingen bij de bouw van WK-stadions. De mensenrechtenorganisatie sprak met 132 arbeiders die werkten aan het Khalifa-stadion. Over vieze en krappe woningen, maar ook over ingenomen paspoorten en geweigerde reisvergunningen, zodat ze niet naar huis konden. De baas had volledige macht over hen. Het werd ‘moderne slavernij’ genoemd. Het zou daarna nog jaren duren voordat Qatar arbeidswetten veranderde en werknemers mondjesmaat meer mogelijkheden kregen om van baan te wisselen en zich te beklagen over misstanden.
“Hij overleed bij een ongeluk op het werk. De voorwaarden waaronder hij zijn werk moest uitvoeren waren zeer onveilig”
Het is dit stadion waarvoor Zac Cox naar Qatar kwam. Voor hem was het een bijzonder avontuur, tegen een prima salaris. Hij was een gespecialiseerde vakman, anders dan de laagbetaalde migrantenarbeiders uit landen zoals Nepal, Bangladesh en Pakistan.
Beter betaalde werknemers zoals Cox leven vaak in prima appartementen en hebben geen last van uitbuiting. Een Nederlander die als ingenieur werkte aan de bouw van het Khalifa-stadion, maar anoniem wil blijven omdat Qatar zo’n slechte naam heeft, bevestigt dat: „Het gekke is dat ik nooit iets heb meegekregen van slechte omstandigheden of mensen die niet betaald kregen. Je ziet niet alles wat er gebeurt, maar voor mij is het nog steeds een raadsel hoe slecht het daar nu precies is geweest.”
Zachary Cox was een ‘rope access’-technicus. Een bouwvakker die, vastgebonden aan touwen en stellages, op grote hoogte werkt. Bij bouwprojecten zoals een voetbalstadion zijn ze onmisbaar, omdat bijvoorbeeld het dak in elkaar gezet moet worden en verlichting geïnstalleerd. Deze technici werken altijd in teams, als bergbeklimmers op een steile wand. Wie georganiseerd is en werkt met goede spullen, komt niet in de problemen.
In januari 2017 is hij net terug in Doha, nadat hij de kerstvakantie heeft doorgebracht met zijn familie. Hij wordt samen met collega’s door een leidinggevende naar boven gestuurd, de loopbruggen op. Uit een feitenrelaas over de dag van het ongeluk en een verslag van de lijkschouwer die zijn dood onderzocht, allebei in het bezit van NRC, blijkt dat het daarboven gevaarlijk was. Heel gevaarlijk.
Dat had te maken met een verandering in de werkwijze na Cox’ terugkeer in Doha. De bruggen waarop de technici liepen, hoog bovenin het stadion, werden op een nieuwe manier geïnstalleerd, met meer stellages die tegelijkertijd in de lucht hingen, vermoedelijk omdat het sneller was en het werk afgerond moest worden – de eerste testwedstrijd moest twee maanden later al gespeeld worden.
„Er was extra materiaal nodig om de verandering te kunnen doorvoeren”, schrijft lijkschouwer Veronica Hamilton-Deeley uit het Engelse Brighton, waar Cox vandaan kwam, in haar rapport. „Er was geen formeel schriftelijk plan geschreven, noch was er een risicobeoordeling gemaakt. Het nieuwe materiaal was ondermaats.” Ze beschrijft hoe een nieuwe ijzeren takel, waaraan de loopbrug was opgehangen, afbreekt. Daardoor valt een deel van de loopbrug naar beneden. „Hij is ervan af gevallen. Zijn valbeveiligingslijn brak. Zac viel 35 tot 40 meter naar beneden, met acute dodelijke verwondingen tot gevolg.”
De doden van Qatar
Zijn dood is wereldnieuws. Vooral in Groot-Brittannië wil men opheldering. Binnen twee weken na het ongeluk wordt een intern Qatarees onderzoek afgerond. Een paar weken later is lijkschouwer Hamilton-Deeley in Brighton aan haar research begonnen naar de doodsoorzaak. Ze schrijft het rapport (niet openbaar) en licht dat toe in een publieke zitting, waar ook andere betrokkenen aan het woord komen.
Tijdens die bijeenkomst spreekt de lijkschouwer al van „ronduit gevaarlijke” werkomstandigheden, waarvan „vele managers” geweten moeten hebben. De verantwoordelijke bedrijven (bouwbedrijf Pfeifer uit Duitsland is één van de aannemers, maar er zijn veel andere bedrijven betrokken) blijven weg bij de hoorzitting, net als vertegenwoordigers van de Qatarese overheid.
Wel erkent Qatar dat Zachary Cox op een WK-bouwplaats is overleden. Het Qatarese organisatiecomité meldt enige tijd na zijn overlijden in een verklaring aan de BBC dat er „systematische en menselijke” fouten zijn gemaakt op de bouwplaats – vier mensen zijn volgens Qatar geschorst van hun werkzaamheden. Het gebeurt zelden dat Qatar toegeeft dat de bouw van WK-faciliteiten heeft geleid tot het overlijden van arbeiders.
Drie doden. Dat herhalen Qatar en wereldvoetbalbond FIFA al jaren als wordt gevraagd hoeveel mensen zijn overleden bij het werk aan WK-projecten. FIFA-president Gianni Infantino zei het zelfs in het Europees Parlement. Berichten over duizenden doden, zoals The Guardian enkele jaren geleden schreef? Nepnieuws, bezwoer Infantino.
Maar in Qatar is niet alles wat het lijkt. Er blijft veel verborgen. Dus als Qatar en de FIFA het over drie doden hebben, zeggen ze wel iets, maar vooral veel niet. Het gaat dan namelijk alleen over mensen die bij een ongeluk zijn overleden op de bouwplaats van stadions, zoals Zachary Cox. Volgens ooggetuigenrapportages zijn dat er meer, maar belangrijker: de meeste mensen overlijden niet óp de bouwplaats. Veel arbeiders in Qatar hebben, net als Amit Ale Magar uit Nepal, last van ernstige hart- en nierproblemen doordat ze hard werken in de hitte. Als zij daaraan overlijden, gebeurt dat meestal in hun slaap, bijvoorbeeld door een hartaanval, of later, door uitputtingsverschijnselen.
De WK-organisatie houdt in jaarlijkse rapporten bij hoeveel mensen op die manier zouden zijn overleden. Drieëndertig ‘gevallen’ staan erop. Levens afgesloten als zakelijke mededeling. Op 27 april 2016 is een 48-jarige Indiër „overleden aan hartfalen”. Op 23 juni 2019 is een 27-jarige Nepalees overleden doordat hij niet meer kon ademen, „veroorzaakt door een natuurlijke oorzaak.”
“Zac Cox was een man van veertig jaar die werkte op de bouwplaats van het Khalifa-stadion in Doha, Qatar. Toen hij terugkeerde van Kerstvakantie was de werkwijze veranderd, dat had te maken met de positionering en het vastzetten van loopbruggen. Er was geen formeel veiligheidsplan opgesteld, noch was er enige risico-inschatting gemaakt. Om de verandering door te voeren was extra materieel nodig. Dit materiaal was ondermaats.”
Dat die lijsten compleet zijn is haast ondenkbaar. En wat opvalt aan de overledenen die wel worden gerapporteerd door Qatar, is dat het vaak jonge mannen zijn die ineens stoppen met ademen of een hartaanval krijgen. Het zijn ook vaak arme mensen – hun familie heeft zelden de middelen of kennis om opheldering te eisen. Ziek kunnen ze nog niet lang zijn geweest, want iedereen die in Qatar wil werken moet een gezondheidsverklaring overleggen.
Vrijwel altijd is er volgens Qatar sprake van een „natuurlijke doodsoorzaak”, of er is simpelweg geen onderzoek gedaan naar de reden van het overlijden. Daarmee ‘tellen’ deze overleden arbeiders niet bij de ‘drie WK-doden’.
Hun dood wordt weliswaar gemeld door Qatar, maar onderzoek naar de doodsoorzaak wordt niet gedaan. Daardoor kunnen hun families geen aanspraak maken op een schadevergoeding, want niemand kan aansprakelijk worden gesteld – een praktijk die sterk wordt bekritiseerd door mensenrechtenorganisaties. Dat geldt overigens ook voor mensen zoals Amit Ale Magar, die pas ernstig ziek is geworden toen hij eenmaal terug was in zijn vaderland en – ondanks zijn sterk verminderde levensverwachting – geen aanspraak kan maken op enige schadevergoeding.
Maar wat is dan de waarheid over de doden? Het databureau van de Qatarese overheid brengt jaarlijks een rapport uit over ‘geboortes en overlijdensgevallen’. Daarin zit een statistiek over het aantal overleden migrantenarbeiders. Sinds de toewijzing van het WK aan Qatar, in 2010, gaat het om meer dan 17.000 gestorven gastarbeiders. Dat getal kan van alles betekenen. In het land is 90 procent van de 2,8 miljoen inwoners gastarbeider en dit gaat om álle werkende migranten die in Qatar stierven, dus niet alleen mensen die waren betrokken bij de bouw van stadions en WK-faciliteiten. Ook van de 6.500 doden die door The Guardian werden genoemd, is niet duidelijk of ze werkten aan WK-projecten.
Het blijft dus onduidelijk hoeveel doden er voor het WK vielen. En precies daar wringt het, want de feiten worden bewust niet bekendgemaakt. Dus kunnen Qatar en de FIFA blijven zeggen dat het om drie doden gaat, zonder dat het feitelijk weersproken kan worden.
Het geheime rapport
Zachary Cox is één van hen, dat is duidelijk. Was Qatar over zijn zaak dan relatief open? Niet volgens lijkschouwer Veronica Hamilton-Deeley. Zij kreeg voor haar onderzoek nauwelijks medewerking vanuit Qatar. Het interne onderzoek dat vlak na het ongeluk in Qatar werd gedaan, is geheim gebleven. De enige reden dat de lijkschouwer wist dat het gevaarlijk was op de bouwplaats, is dat er stukken uit dat interne onderzoek zijn gelekt en bij de familie van Cox en de BBC terecht zijn gekomen. Het feitenrelaas waarover NRC beschikt bevat ook informatie uit dat onderzoek.
Maar officieel is nooit iets naar buiten gebracht door Qatar. Daarom heeft de familie van Cox ook lange tijd geprobeerd om een onafhankelijk onderzoek van de grond te krijgen. Ze wilden dat de wereld de waarheid zou horen. Uiteindelijk kwam dat onderzoek er. In 2019 besloot Qatar dat de gepensioneerde Britse oud-rechter sir Robert Akenhead de kwestie mocht onderzoeken. Ook dat was weer groot nieuws, zeker in het Verenigd Koninkrijk. Akenhead sprak met vele betrokkenen. Maar daarna werd het stil.
Uit navraag blijkt dat zijn rapport twee jaar geleden al is afgerond, in oktober 2020. Het werd verstuurd naar de Qatarese regering en naar de familie van Cox. Zij hebben de resultaten nooit naar buiten gebracht, al wilden ze dat altijd graag. De reden, zo blijkt uit e-mails die in het bezit zijn van NRC: tegenover de familie is door de Qatarese staat en betrokken bedrijven dusdanig fel gedreigd met rechtszaken dat zij de stukken niet meer openbaar durven te maken. Ze kennen de waarheid, maar kunnen die niet delen met de wereld.
Zo slaagde Qatar er de facto in om de zaak toe te dekken – er is al jaren nauwelijks meer aandacht voor in de Britse en internationale pers.
En niet alleen het grote publiek zal nooit te weten komen wat er die januaridag in 2017 verkeerd ging op de bouwplaats van het Khalifa-stadion. Ook de naaste collega van Zachary Cox, de Zuid-Afrikaan Graham Vance, moet ernaar gissen. Terwijl hij nu, vier jaar later, nog altijd getraumatiseerd is door wat er die dag gebeurde.
Graham Vance stond nog geen twee meter van het ongeluk. De loopbrug brak precies tussen hem en Cox. Hij stond aan de goede kant, Cox aan de verkeerde. Direct na het ongeluk werd Vance opgepakt door de Qatarese politie. Hij werd twee dagen vastgehouden, omdat de politie hem verdacht van betrokkenheid bij de dood van Cox. Al snel bleek dat daar niets van klopte. Hij werd vrijgelaten, maar mocht het land niet verlaten.
Stuart Laubscher, de advocaat van Vance, vertelt: „Ze hebben hem elf maanden in het land gehouden door zijn uitreisvisum te blokkeren. Hij had geen baan meer en geen geld. Hij had het geluk dat hij ergens een slaapplek kreeg.”
Terwijl hij vastzat in Qatar verbrak zijn vriendin hun verloving. Hij lijdt sindsdien aan angsten, vertelt zijn advocaat, en dat is ook de reden dat Graham Vance er zelf niet meer over wil praten. Vance sprak wel met de voormalig hoge rechter Akenhead. Volgens advocaat Laubscher beloofde die hen dat ze het onderzoeksverslag zouden krijgen, zodat ook Vance zou weten wat er nu precies was misgegaan en hij de zaak kon verwerken.
Dat is nooit gebeurd. Akenhead liet hen weten dat de Qatarese overheid opdrachtgever was van het onderzoek en hij het dus niet mag geven – dat zegt Akenhead ook in een reactie aan NRC. Dus als Qatar het verslag niet wil openbaren, dan gebeurt het niet.
Stuart Laubscher heeft geprobeerd om een schadevergoeding te krijgen in Qatar en bij de Duitse firma Pfeifer, een aannemer van het bouwproject. Dat is niet gelukt.
De WK-organisatie in Qatar antwoordt niet op herhaalde vragen van NRC over de kwestie. Pfeifer laat weten dat de firma nergens van beschuldigd kan worden en gaat niet in op inhoudelijke vragen. Dat uit het eerdere onderzoek dat is uitgelekt bleek dat het gevaarlijk was op de bouwplaats, noemde Pfeifer eerder „niet relevant”, omdat dit rapport nooit officieel openbaar is gemaakt. Stuart Laubscher: „Qatar is een schimmenrijk, waar iedereen de verantwoordelijkheid afschuift. Voor Graham is dat vreselijk, maar hij zal ermee moeten leven.”
“Mr. Vance heeft extreme pijn geleden en heeft last van angsten. Zijn naam en reputatie zijn onherstelbaar beschadigd. Hij heeft onnodig een rechtszaak moeten doorstaan en werd gedwongen om elf maanden in het land te blijven zonder enige vorm van inkomsten.”
Ze zeggen dat ze niet elke dag te eten krijgen, dat ze hun identiteitspapieren niet hebben, dat ze geen vertrekvergoeding krijgen […] Ze zeggen dat toen ze vier weken geleden al intern staakten de politie kwam en hen dwong om zonder salaris door te werken.”
Dit Whatsappbericht krijgt Hassan Al-Thawadi, baas van de WK-organisatie in Qatar, op 4 augustus 2019. De medewerker die het bericht stuurt, in een appgroep met meerdere hoge WK-medewerkers, is net de straat op geweest om te praten met stakende arbeiders. Zo’n vijfduizend mensen zijn gaan staken – heel bijzonder in Qatar – en vragen om betere leef- en werkomstandigheden. Ze willen betaald krijgen, ze willen eten, ze willen overleven. Er verschijnen die dag korrelige beelden van de staking op Twitter. Mannen in hesjes die over stoffige wegen in het arbeidersdistrict lopen. Politiewagens eromheen, die niet lijken in te grijpen.
Hassan Al-Thawadi wil weten of de stakende arbeiders ook aan WK-stadions werken. In de appgroep, waarvan de inhoud eerst uitlekte via het Noorse voetbaltijdschrift Josimar, waarna de authenticiteit door betrokkenen is bevestigd aan NRC, blijft dat een hele tijd onduidelijk. Al-Thawadi raakt geïrriteerd. Hij wil weten wat er aan de hand is, en hij wil dat zijn mediateam naar buiten brengt dat deze staking niets met het WK te maken heeft. In een spraakbericht in de appgroep zegt hij dat de WK-organisatie méér heeft gedaan dan iedere andere organisatie om arbeiders volledig en snel te betalen. Als er een probleem is, zegt hij, los het dan op. „Verzin een narratief, geef er een draai aan”, zegt hij.
Een deel van de stakende arbeiders werkt in het Al Bayt-stadion, waar Nederland zijn laatste groepsduel, tegen Qatar, speelt. Ze hebben al maanden geen geld gekregen. Hun situatie is zo schrijnend dat medewerkers van het organisatiecomité diezelfde dag nog via een goededoelenstichting zakken met eten regelen voor de stakende mensen. Mediamanager Abdullah Ibhais, een Jordanees van Palestijnse afkomst, zou later aan onder meer de Nederlandse ambassade schrijven dat hij „diep geschokt” was door wat hij zag op straat. „Honderden arbeiders in een onderkomen dat niet eens geschikt was voor dieren, zonder airconditioning, eten of stromend water”, schrijft hij in de brief, die NRC in bezit heeft.
‘Liegen doen we niet in Qatar’
Hij zegt het die dag ook in de appgroep tegen zijn baas, Hassan Al-Thawadi. We kunnen niet naar buiten brengen dat deze staking niets met het WK te maken heeft, appt hij. Later zal hij zeggen dat de appjes die hij die dag stuurt zijn leven hebben verwoest. Maar op die zomerdag houdt hij zich niet in.
In een apart appgesprek met de leidinggevende van zijn eigen afdeling, Fatima Al Nuaimi, zegt hij: „Als de feiten niet ontkend kunnen worden, moeten we het oplossen en dan onze PR doen. Liegen doen we niet in Qatar en dat zouden we ook niet moeten doen.” Toch heeft hij het gevoel dat WK-baas Al-Thawadi daarop aanstuurt, typt hij even later aan haar: „Hassan praat en praat en praat. Ik ben er niet eens meer zeker van dat we aan de goede kant staan. Ik geloof dat we onderdeel zijn van het probleem, we proberen onze naam te zuiveren en onze reputatie te beschermen zonder echte verandering te zien. Dit is het ergste dat kan gebeuren. Werken we echt mee aan het toedekken van uitbuiting?”
Abdullah Ibhais, vader van twee jonge kinderen, zal een paar maanden later worden gearresteerd door de politie in Qatar, en in de cel belanden.
Het is juli 2022 als Hassan Al-Thawadi achter een tafel zit in de Johan Cruijff Arena, Amsterdam. Hij ergert zich zichtbaar aan kritische vragen vanuit het publiek, dat bestaat uit mensen van vakbonden, vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties en media. Die gaan over de arbeidsomstandigheden in Qatar, over de slachtoffers. Híj vindt dat de WK-organisatie juist een voorbeeld is voor de Golfregio. Onder invloed van het WK is er in zijn ogen heel veel veranderd in Qatar.
Natuurlijk kunnen de omstandigheden voor arbeiders nog beter, zegt hij, maar waar is dat niet zo? „We zijn al twaalf jaar bezig, maar ik heb nog steeds het gevoel dat ik in de beklaagdenbank zit”, zegt Al-Thawadi fel. Op inhoudelijke vragen gaat hij nauwelijks in. Het blijft onduidelijk of hij weet hoe laagbetaalde arbeiders in zijn land werkelijk leven. Wat zij hebben doorstaan in de jaren sinds 2010, toen het WK aan Qatar werd toegewezen.
In Qatar zelf is het vrijwel onmogelijk om met arbeiders in gesprek te komen, in hun huizen komen is niet de bedoeling. Twee Noorse journalisten die het deden (naar eigen zeggen hadden ze toestemming) werden opgepakt en een paar dagen vastgehouden. Tijdens een busreis over de grote weg richting de arbeiderswijken willen mensen alleen kort praten, ze deinzen terug als duidelijk wordt dat een journalist hen aanspreekt.
Vraag het aan deskundigen en ze zeggen: benader de arbeiders via Facebook en andere sociale media. Spreek ze in Qatar alleen aan als niemand je in de gaten houdt – weet dat ze gevaar kunnen lopen door te praten.
Dus legde NRC contact met arbeiders via sociale media, om daarna verder te praten via beveiligde kanalen. Meer dan honderd mensen werden benaderd – de meesten reageerden niet, sommigen zijn analfabeet of zeggen dat ze niet durven. „Waarom kiest u mij? Hoe weet ik dat ik u kan vertrouwen?” Zeven van hen wilden wel praten, vaak meerdere keren. Beveiligers, schoonmakers, een huishoudelijke hulp. Ze stuurden hun identiteitspapieren en arbeidscontracten om te bewijzen dat ze in Qatar waren, maar durven niet met hun naam in de krant.
„Onze woningen zijn smerig, eigenlijk is er geen sanitair, vaak valt de stroom uit. Een dag vrij heb ik nooit. Er is een minimumloon ingevoerd, maar ik krijg dat alleen als ik veel overwerk. Als ik ziek ben, korten ze mijn salaris. Ik wil wel weg uit Qatar, maar dan krijg ik mijn geld niet meer. Ik kan niet weggaan, maar ook niet blijven”, zegt een schoonmaker uit Sri Lanka.
„Ik wil ergens anders werken, omdat ik denk dat ik meer kan verdienen. Dat moet op papier kunnen, maar in de praktijk krijg ik geen toestemming van mijn baas”, vertelt een beveiliger uit Oeganda. Een ander, uit Kenia: „Hoe kun je nu 12 uur per dag werken, 31 dagen in de maand, zonder vrije dag en zonder betaling van overgewerkte uren? Als dat geen slavernij is! Klagen kan niet, want wij mogen niets zeggen.”
Een huishoudelijke hulp uit de Filipijnen, moeder van drie kinderen, vertelt dat ze haar paspoort heeft moeten inleveren. Ze is ziek geworden en wil terug naar huis om geopereerd te worden, maar dat lukt niet zomaar. „Ik kan Qatar wel verlaten, maar alleen als mijn contract afloopt”, zegt ze. Pas weken later lukt het haar om naar huis te gaan, waar ze een operatie ondergaat. Een andere gastarbeider vertelt ook over onbetaald loon en zijn vieze woning: „Ik wil hier niet zijn, maar ik moet het doen voor mijn familie. De pijn die ik voel is die van duizenden arbeiders hier in Qatar.”
Het zijn verhalen die, hoe wreed ook, nauwelijks verbazen. Mensenrechtenorganisaties hameren al jaren op precies de klachten die steeds terugkomen in hun ervaringen: dat salaris niet wordt uitbetaald, dat mensen niet vrij van baan kunnen wisselen, dat hun identiteitspapieren ingeleverd moeten worden, dat ze in vieze en overvolle huizen wonen.
Het past ook in het dominante arbeidssysteem in de Golfregio: het kafala-systeem (‘sponsorschap’). Migranten krijgen een verblijfsvergunning via een lokale werkgever, die als het ware hun verblijf in het land ‘sponsort’, inclusief verblijf en maaltijden. Maar daarmee heeft die werkgever ook alle macht over hen. Zonder toestemming mogen ze het land niet verlaten of ergens anders gaan werken. Gevolg is vaak uitbuiting, die door mensenrechtenorganisaties wordt gekenmerkt als moderne slavernij.
En toch: soms verbetert de situatie – en dat is precies waar WK-chef Hassan Al-Thawadi het steeds over heeft. Sinds 2020 heeft Qatar nieuwe arbeidswetten ingevoerd. Mensen mogen nu officieel van werkgever wisselen, zonder toestemming van hun baas. Er werd een wettelijk minimumloon ingevoerd van 1.000 Qatarese rial (ongeveer 230 euro). En hoewel ook uit de verhalen van arbeiders die NRC sprak blijkt dat die beloften niet altijd worden nagekomen, heeft de wetswijziging wél het leven van veel arbeiders veranderd – dat erkennen ook mensenrechtenorganisaties, hoewel zij erop blijven wijzen dat uitbuiting niet verdwenen is en soms zelfs wordt tegengewerkt door Qatarese bedrijven.
Volgens het communicatiebureau van de Qatarese overheid zijn sinds de wetswijziging zeker 250.000 mensen van werkgever gewisseld en zouden meer dan 400.000 mensen een hoger minimumloon hebben gekregen. Ook de arbeiders van het Al Bayt-stadion, die in 2019 staakten, hebben uiteindelijk hun achterstallige loon gekregen. De WK-organisatie heeft bedrijven die lange tijd geen lonen uitkeerden, de aanbesteding van het project ontnomen en er andere bedrijven op gezet.
Lees ook: ‘Oranje-internationals, spreek je uit tegen Qatar’
Geïntimideerd en geschoffeerd
Maar met Abdullah Ibhais, de mediamanager die tijdens de staking kritiek had op zijn baas Hassan Al-Thawadi, liep het niet goed af. Eind 2019 werd hij voor het eerst opgepakt. Qatar verdacht hem ervan dat hij zich had laten omkopen. Hij zou een partij in ruil voor geld hebben voorgetrokken bij de aanbesteding van de WK-organisatie voor een sociale mediaopdracht. Ibhais is ervan overtuigd dat hij is gearresteerd omdat hij Qatar heeft bekritiseerd. Begin 2021 werd hij door een lage rechtbank veroordeeld tot vijf jaar celstraf. In dezelfde periode werd ook een Keniaanse gastarbeider in Qatar opgepakt omdat hij onder pseudoniem een blog had bijgehouden waarin hij kritisch was over de werkomstandigheden in het land. Hij werd een paar weken vastgehouden, moest een boete betalen en mocht daarna Qatar verlaten.
Zo ging het niet met Abdullah Ibhais. Het hoger beroep mocht hij in vrijheid afwachten. Hij gebruikte die tijd om ambassades – ook de Nederlandse – aan te schrijven, en ook de FIFA. In de brieven gaf hij zijn versie van de gebeurtenissen. Hij schreef dat het regime hem van de straat wilde hebben, omdat hij kritisch was geweest. Dat hij is geïntimideerd en geschoffeerd. Aan de Nederlandse ambassade schreef Ibhais dat hij om een advocaat had gevraagd na zijn arrestatie. Toen werd hem gezegd dat ze „zijn been [zouden] breken, en het jouwe ook.” De ambassade reageerde niet op zijn smeekbede, en ook de FIFA kwam niet in actie.
Het verhaal van Ibdullah Ibhais werd in oktober 2021 beschreven in de Noorse pers. Toen hij daarna met journalisten, ook van NRC, interviewafspraken maakte, werd hij opnieuw gearresteerd. Hij ging in hongerstaking en wist vanuit de cel via een gesmokkelde telefoon een spraakbericht naar NRC te sturen. Fluisterend vertelde hij dat hij niet meer at en dronk, als protest tegen zijn „onrechtvaardige veroordeling”. „Ik ben verzwakt. Dit is mijn laatste redmiddel.”
Het hoger beroep dat vlak daarna volgde, werd bijgewoond door journalisten uit de hele wereld. Van een inhoudelijke behandeling was geen sprake. Mensenrechtenorganisaties die rechtbankstukken bestudeerden spraken later van een zeer oneerlijke rechtsgang – voor de aanklacht, omkoping, is in de stukken geen enkel bewijs te vinden. Abdullah Ibhais werd veroordeeld tot drie jaar celstraf.
„Hij is na dat vonnis gelukkig gestopt met zijn hongerstaking”, vertelt zijn broer Ziyad, die in Jordanië woont. „De gevangenisdirecteur is in zijn cel komen zeggen dat hij geen opnames meer naar buiten mag brengen. Sindsdien zijn we bezig met het voorbereiden van een cassatie. Maar je weet in Qatar nooit of je nog een kans krijgt om überhaupt naar de rechtbank te gaan.”
Ook in de gevangenis is Ibhais het leven moeilijk gemaakt. Zo werd lange tijd geweigerd om hem een geldbedrag te betalen waarop hij recht heeft, waardoor hij in financiële nood kwam. Bovendien werden geruchten over hem de wereld in gebracht.
Tijdens een interview met NRC voor dit artikel zegt oud-voetballer en Qatar-ambassadeur Ronald de Boer – die wordt betaald om PR voor het WK te verzorgen – dat hij van het Supreme Committee heeft begrepen dat Ibhais een jaar na zijn ontslag „weer heeft gesolliciteerd voor een baan” bij de WK-organisatie. „Ik wil niet zeggen dat ik het een lulverhaal vind van hem, maar als het daar helemaal niks was vind ik het wel raar dat hij weer ging solliciteren.” Ofwel: het kán niet waar zijn dat hij bang was voor represailles, dus Qatar heeft hem echt niet gearresteerd vanwege de kritiek die hij had op zijn baas.
Die informatie heeft De Boer van contacten bij het Supreme Committee, maar volgens de broer van Ibhais klopt er niets van. Ibhais werkte na zijn ontslag en vóór zijn eerste arrestatie in 2019 een tijdje voor marketingbedrijf Ogilvy in Qatar. Dat bedrijf wilde een opdracht van de WK-organisatie en Ibhais stuurde een e-mail namens hen. Meer niet, vertelt zijn broer Ziyad. „Dit toont aan hoe deze mensen liegen, informatie misbruiken en proberen hem te besmeuren.”
Abdullah Ibhais zit sindsdien in de centrale gevangenis van Doha, op drie kwartier rijden van het vijfsterrenhotel waar het Nederlands elftal zijn intrek neemt en op minder dan een uur van het Al Bayt-stadion, waar de eerste wedstrijd van het WK wordt gespeeld. Deze week weigerde een rechter voor de derde keer zijn verzoek om een cassatie-zaak te behandelen. Het wordt Abdullah Ibhais al een maand verboden om te bellen. Hij overweegt opnieuw in hongerstaking te gaan. Zijn broer Ziyad: „Dit is een poging om hem stil te houden tijdens het WK.”
De kinderen van Abdullah Ibhais, van zes en vier jaar, weten niet dat hij in de cel zit. Hun moeder probeert vol te houden dat hij op zakenreis is, al heeft hun zoon, de oudste, de leeftijd dat hij dat eigenlijk niet meer gelooft. Ziyad: „Zijn zoontje vraagt steeds wat er aan de hand is. ‘Waarom belt hij niet naar huis?’”
Met medewerking van Lisa Dupuy en Gabriella Adèr.
Avondfoto’s Al Thumama-, en Al Bayt-stadion door James Williamson/AMA/Getty Images, Khalifa International stadion door ANP. Fotobewerking door Koen Smeets/NRC
Reageren? Mail naar [email protected]