Spion Peter Tazelaar – de ‘echte Soldaat van Oranje’ – krijgt nu eindelijk de biografie die hij verdient

Het is nacht. Twee jongemannen waden vanuit de Noordzee het strand van Scheveningen op. Guus Lejeune trekt zijn wetsuit uit, waaronder een smoking vandaan komt. Zijn kameraad Erik Lanshof besprenkelt hem met sterke drank, zodat Guus ruikt als iemand die al uren aan het feesten is. Hierna loopt hij lallend richting het Kurhaus, waar de Duitse bezetter danst. Guus is een geheim agent, die vanuit Londen contact komt leggen met het verzet in Nederland. Zijn missie is begonnen.

Bovenstaande scène is afkomstig uit de film Soldaat van Oranje (1977). Erik Lanshof heette in het echt Erik Hazelhoff Roelfzema, de man die het boek Soldaat van Oranje schreef en daardoor als dé grote Nederlandse verzetsheld de geschiedenis is ingegaan. Guus Lejeune heeft nooit bestaan; dit voor de film gecreëerde personage was een amalgaam van diverse kameraden van Hazelhoff Roelfzema, onder wie de vriend met wie hij op 23 november 1941 bij Scheveningen aan land ging. Zijn naam was Peter Tazelaar – en hij heeft nu eindelijk de gedegen biografie gekregen die hij verdient.

In Spion in smoking schildert auteur Victor Laurentius het leven van een man die in tegenstelling tot Hazelhoff Roelfzema nooit meer herstelde van de trauma’s die hij in de Tweede Wereldoorlog had opgelopen. Tekenend daarvoor was de galapremière van Soldaat van Oranje in Amsterdam. Koningin Juliana en prins Bernard gaven er acte de présence en alle sterren schitterden op de rode loper. Toen eregast Tazelaar de straat inliep en dit pandemonium aanschouwde, maakte hij rechtsomkeert en dook een kroeg in. Dit was niets voor hem.

Monsterboekje

Zoals opvallend veel Engelandvaarders bracht Tazelaar (1920) zijn jeugd door in Nederlands-Indië, waar zijn vader carrière maakte in het onderwijs. Na zijn schooltijd reisde hij naar Nederland om er een opleiding te volgen bij de marine. Dat werd een flop. Aan het eind van het eerste jaar nam adelborst Tazelaar gedwongen afscheid van het instituut in Den Helder.

Hierdoor maakte hij de uitbraak van de Tweede Weredloorlog mee als burger. Tazelaar zag het niet zitten om in bezet Nederland achter te blijven en deed verwoede pogingen om in de chaos van de meidagen van 1940 te vluchten. Verder dan Frankrijk kwam hij echter niet. Terug in Nederland zocht hij contact met de Ordedienst, een verzetsorganisatie van militairen die geen vrede hadden met de capitulatie. Het werd al snel duidelijk dat er contact moest komen met de regering in Londen om iets zinnigs te kunnen bijdragen aan de oorlogsinspanning.

Aangezien Tazelaar in het bezit was van een monsterboekje, kon hij dienst nemen op een vrachtschip dat onder Zwitserse vlag vanuit Rotterdam voer. Aan boord ontmoette hij een verstekeling genaamd Erik Hazelhoff Roelfzema. Veilig in Engeland aangekomen zette het duo samen met Engelandvaarder Chris Krediet – die helemaal via de Sovjet-Unie en de VS naar Londen was gereisd – ‘Contact Holland’ op. Het doel: over zee geheim agenten aan land zetten. Tazelaar ging als eerste.

Hij kreeg ook de opdracht mee om twee belangrijke Nederlanders een paar weken later naar het strand te brengen voor evacuatie naar Engeland. Keer op keer werd de rendez-vous gemist, en uiteindelijk vatten de Duitsers het duo in de kraag. Het werd Tazelaar nu te heet onder de voeten. Via Zwitserland, Spanje en Portugal ontvluchtte hij voor de tweede keer bezet Europa.

Terug in Londen wees hij zijn meerderen erop dat de operatie misschien gepenetreerd was door de Duitse geheime dienst, maar die waarschuwing werd terzijde geschoven. Na de oorlog bleek dat Tazelaar gelijk had: de Sicherheitsdienst vatte bijna alle uitgezonden mannen meteen in de kraag. Om de geallieerden te misleiden, lieten de Duitsers de agenten gewoon berichten naar Londen zenden. Dit zogenoemde Engelandspiel kostte aan 54 mensen het leven.

Zenuwinzinking

Nadat Contact Holland als gevolg van bureaucratisch geruzie was ontbonden, ontvingen Hazelhoff Roelfzema en Krediet in 1942 de Militaire Willemsorde en werden piloot bij de RAF. Tazelaar kreeg tot zijn chagrijn deze hoge onderscheiding pas in 1944, nadat hij zijn geluk had beproefd als commando, legerinstructeur in Canada en brandweerman in Londen. Hij kon nergens écht aarden en vertoonde in deze jaren de eerste tekenen van wat nu herkend zou worden als PTSS. Alle Engelandvaarders lustten graag een borrel, maar zoveel als Peter Tazelaar dronk niemand.

In november 1944 werd hij als agent van het Bureau Bijzondere Opdrachten gedropt boven Friesland. Tot aan het einde van de oorlog was hij daar werkzaam voor het verzet met het coördineren van grootschalige wapendroppings. De Duitsers zaten zijn groep op de hielen en Tazelaar moest een aantal keer vluchten voor zijn leven. „We hadden niet één contact meer en hebben een dag of drie, vier gewoon aan de slootkant moeten slapen”, herinnerde hij zich later. „Toen de deining een beetje geluwd was, zijn we weer begonnen.”

Vlak voor de Bevrijding was Tazelaar samen met zijn vriend Hazelhoff Roelfzema enige tijd adjudant van koningin Wilhelmina – zij was dol op ‘haar’ Engelandvaarders. Het einde van de oorlog in Europa bracht hem geen vreugde, vertelde hij later. „Ik ben de straat niet opgegaan, maar gaan zitten hijsen op een kamer.” Hij dacht aan al zijn kameraden uit het verzet die de oorlog niet overleefd hadden. „Ik kreeg toen ter plekke een zenuwinzinking.”

Spies

Hij besloot naar zijn geboortegrond in Nederlands-Indië te vertrekken, waar hij pas aankwam toen Japan zich al overgegeven had. Tazelaar vocht in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, totdat hij met zijn auto in een valkuil belandde en een spies zijn knie doorboorde. Dat betekende het einde van zijn militaire avonturen.

Wat volgde: een leven van twaalf ambachten en dertien ongelukken – en in totaal vier huwelijken. Het vaakst was Tazelaar te vinden in de kroeg. Hij consumeerde twee flessen sterk en twee pakjes sigaretten per dag. In 1993 kreeg hij daarvoor de rekening gepresenteerd: keelkanker.

In de tussenliggende jaren probeerden meerdere mensen zijn levensverhaal op te schrijven. Eén van hen was zijn neef, de journalist Derk Sauer. Hij vond dat zijn oom de ‘echte Soldaat van Oranje’ was, maar merkte dat Tazelaar dichtsloeg als hij te lang doorvroeg over de oorlog. Gelukkig heeft Victor Laurentius die biografie nu tóch geschreven. Het boek leest vlot, hoewel de volledigheid de lezer af en toe doet duizelen.


Lees ook

In het kamp ten prooi aan avances

Sabine Zuur aan het begin van de oorlog.

Tazelaar zou het waarschijnlijk allemaal overdreven gevonden hebben. In een gesprek met Sauer zei hij. „Wij waren beslist geen helden. Eigenlijk had verzet van iedereen verwacht mogen worden. Omdat het grootste deel van de bevolking passief heeft toegezien, worden wij plotseling verheven tot superhelden. Dat vind ik het omdraaien van de werkelijkheid. Wij waren normaal, de rest was sub-normaal.”