Spanje bereidt zich voor op nieuw noodweer. De nationale weerdienst Aemet heeft woensdag code rood afgegeven in delen van de regio’s Catalonië en Andalusië. In de Catalaanse provincie Tarragona, ten zuidwesten van Barcelona, kan woensdag in twaalf uur tijd tot 180 millimeter regen vallen. In Málaga kan dat 120 millimeter worden.
Weliswaar zal er naar verwachting veel minder neerslag vallen dan twee weken geleden – op sommige plekken viel toen meer dan 400 millimeter –, toch wordt er opnieuw gewaarschuwd voor overstromingen. Regenwater in meerdere gemeenten kan door verstopte rioleringen moeilijk weglopen. Scholen in onder meer Valencia, Tarragona en Andalusië schorten de lessen op vanwege de aankomende storm, veel sportfaciliteiten blijven dicht.
De overstromingen van twee weken terug kostten zeker 230 mensen het leven. Veel Valencianen gaven regiopresident Carlos Mazón de schuld van dat hoge dodental. De regionale politiek zou veel te laat een noodmelding naar alle burgers van Valencia hebben gestuurd. Meer dan 130.000 inwoners van de stad gingen afgelopen week de straat op om Mazóns aftreden te eisen. De regiopresident legde op zijn beurt de schuld bij de regering van Pedro Sánchez, en zelfs bij de militaire noodhulpeenheid.
Lees ook
Spaanse politici geven elkaar de schuld van chaos rond overstromingen
„Ik kom uit Trinidad en Tobago, een eilandengroep in het Caribisch gebied met 1,3 miljoen mensen. Het is een prachtige, maar helaas ook gevaarlijke plek. Het staat in de toptien van meest gevaarlijke landen in de wereld. Het stadje waar ik opgroeide, is een soort criminele hotspot. Maar goed, als dat de norm is, weet je niet beter. Ik ben wel eens overvallen op straat; als je dat niet overkomt, heb je geluk. Het is een wat harder leven, gecombineerd met de warmte en de schoonheid van de Cariben.
„Toen ik twintig was, studeerde ik psychologie in de stad St. Augestine en speelde daarnaast semi-professioneel cricket. Ik had het goed naar mijn zin, totdat ik een blessure kreeg aan mijn schouder. Toen kon ik niet meer spelen. Mijn toenmalige vriendin was zich aan het oriënteren op een studie in Europa. Zij vertelde over Groningen, waar je redelijk betaalbaar kon studeren.
„Groningen, dat kende ik niet. Sowieso wist ik niet veel over Nederland en had ik de taal nooit gehoord. Maar met wat googlen stuitte ik op een interessante studie: International Physiotherapy, met veel aandacht voor het holistische aspect van het vak. Dan kijk je niet puur naar het fysieke stuk, maar ook naar mentale en sociale aspecten. Met mijn achtergrond in de psychologie én mijn ervaringen met de behandeling van mijn eigen cricketblessure – die vrij slecht waren – besloot ik de stap te wagen en naar Nederland te komen.
„Dat was een goede keus. Ik vond de studie zo interessant! Het lichamelijke is natuurlijk nauw verweven met het mentale. Denk aan hoofdpijn: op een slechte dag ervaar je dat als veel erger dan wanneer je in een goed humeur bent.
„Het was niet altijd makkelijk. Zo was een stageplek vinden lastig. Een bedrijf moet voor een niet-Europese stagiair een aantal papieren aanvragen, en geen Nederlandse fysiotherapiepraktijk was bereid dat voor mij te doen. Ik ben uitgeweken naar Duitsland, waar mijn toenmalige vriendin contacten had. Ha ha, ja, ik ben mijn verkeringen veel dank verschuldigd in mijn leven!
„Fast forward naar november 2020. Ik was afgestudeerd fysiotherapeut, maar het was coronatijd; lastig om ergens aan de slag te gaan. Dus moest ik bedenken wat ik in de tussentijd kon doen om in Nederland te blijven. Zo kwam ik op lesgeven aan mijn eigen opleiding op de Hanze Hogeschool. Dat kon in het vak gedrag en communicatie. Uiteindelijk heb ik ook allerlei andere vakken opgepakt: anatomie, interculturele communicatie, maar ook de begeleiding van stagiairs en het opzetten van een summerschool. Alles om de Hogeschool te laten zien dat ik waarde toevoeg aan het docententeam.
„Daarom was de Docent van het Jaar-verkiezing bijzonder voor mij. Mijn studenten hadden me genomineerd. Ik kwam op een shortlist met de laatste zes kandidaten, maar uiteindelijk heeft iemand anders gewonnen. Dat was een teleurstelling. Als oud-topsporter wil ik gewoon winnen. Gelukkig kon ik er later alsnog tevreden op terugkijken. Als jonge, niet-Nederlandse docent met maar drieënhalf jaar ervaring op een nationaal podium staan: op dat moment was ik toch heel trots.”
Niet haasten
„Op een doordeweekse dag sta ik vroeg op: rond half zeven. Ik hou niet van haasten, dus ik ga rustig ontbijten, kijk wat nieuws en stap onder de douche. Ik woon vlak bij de campus, ik kan lopen naar mijn werk. Om half negen start vaak de eerste les. De rest van de dag verschilt: soms geef ik ’s avonds college, andere keren ben ik vroeg in de middag al klaar.
„Qua werk-privé is het nu redelijk goed in balans. Dat was niet altijd zo; ik heb een periode veel overgewerkt. Ik werkte standaard 55 uur per week en voelde me verantwoordelijk om mijn studenten het beste onderwijs te geven. Hoeveel uren van mezelf erin gingen zitten, was daar ondergeschikt aan. Maar na zo’n dag kwam ik thuis en was ik te moe om nog iets te doen. Daarbij kreeg mijn moeder te horen dat ze kanker had. Dan is het heel moeilijk dat ze duizenden kilometers verderop zit. Ik kon niet zomaar een dagje vrij nemen om even een bezoekje te brengen.”
Vast contract
„Achteraf gezien was het een periode waarin ik de grenzen heb opgezocht om me te bewijzen op de Hogeschool. Nu ik een vast contract heb, is die bewijsdrang gelukkig minder geworden. Ook gaat het een stuk beter met mijn moeder; ze is drie maanden geleden genezen verklaard. Mijn grootste stress is nu even verdwenen.
„Ik heb weer tijd om naast werk andere dingen te doen. Zo zit ik bij een lokale capoeira-groep; dat is een Braziliaanse vechtsportkunst. In de weekenden gaan we vaak bij andere capoeira-groepen in het land langs. Ook doe ik aan boulderen en probeer ik af en toe hard te lopen in het bos. De zondag is voor pubquizen. We hebben een gemixt team, allemaal internationale of Nederlandse docenten van de hogeschool, en iedere zondag kijken we wie er kan.
„Afgelopen februari heb ik mijn vriendin leren kennen, via een datingapp. Ze is Nederlands en werkt als verpleegkundige hier in het UMC Groningen. Zij heeft onregelmatige diensten, maar dat past wel bij mij, want ik hou ook niet zo van plannen en agenda’s.
„Wat ik wél op de planning heb, is dat ik in 2025 mijn permanente verblijfsvergunning wil aanvragen; dat kan nu ik vijf jaar in Nederland ben. Wel moet ik mijn inburgeringscursus afmaken. Nederlands verstaan gaat goed, aan spreken werk ik met een coach. Als alles goed gaat, hoop ik in de loop van volgend jaar bericht te krijgen dat ik hier kan blijven. Oh, dat zou een enorme opluchting zijn.”
Dubbel zoveel vrouwen als mannen hebben in Nederland geen betaald werk, en zoeken dat ook niet. Dit blijkt uit cijfers die het CBS donderdag heeft gepubliceerd. Het is de eerste keer dat het statistiekbureau dit heeft onderzocht.
Het CBS registreerde vorig jaar ongeveer 728.000 vrouwen tussen de 15 en 65 jaar zonder betaalde baan, die niet naar werk zoeken en evenmin in opleiding zijn. Dat is 17 procent van de vrouwelijke beroepsbevolking. Het aantal 15- tot 65-jarige mannen zonder betaald werk is 367.000.
Arbeidsongeschikt
De belangrijkste reden om niet naar een baan te zoeken is voor mannen en vrouwen dezelfde: ziekte of arbeidsongeschiktheid, bij de vrouwen gevolgd door zorg voor het gezin. Werkweek en werktijden kunnen afstemmen op het privéleven zijn belangrijke voorwaarden voor vrouwen om aan het werk te gaan. Dit is een van de conclusies uit de Emancipatiemonitor 2024, die het CBS vandaag publiceert.
Bij vrouwen is met name voor alleenstaanden met kinderen ziekte en arbeidsongeschiktheid de meest genoemde reden niet naar een baan te zoeken. Bij vrouwen met partner en thuiswonende kinderen bepaalt voor iets meer dan de helft de zorg voor gezin of huishouden de keuze geen betaald werk te zoeken. Bij mannen is dit vele malen minder. Nauwelijks 10 procent van de mannen met partner en kinderen zocht niet naar werk vanwege de zorg voor het huishouden.
Tijd voor jezelf
Bijna 80 procent van de vrouwen tussen 15 en 65 die geen onderwijs volgde had in 2023 werk. Ongeveer twee derde van hen werkte in deeltijd. Bij de werkende mannen is dit minder, van hen heeft net iets minder dan een vijfde een deeltijdbaan. De reden om in deeltijd te werken komt wel grotendeels overeen. Voor beide geslachten is tijd voor zichzelf dan het belangrijkst. Dat wordt gevolgd door meer tijd hebben voor huishouden en andere klussen, Op de derde plaats komt minder werkstress, op nummer vier meer tijd voor verzorging van de kinderen.
‘Op de beelden die je hiermee maakt, is op 120 meter hoogte je duimnagel te onderscheiden”, vertelt Jasper Steenvoorden (29) terwijl hij met precisie een drone aanstuurt. „Met een drone zoals deze kan iedereen natuurpatronen onderzoeken.”
Steenvoorden promoveerde vorige maand aan de Wageningen Universiteit. Hij onderzocht hoe je drones kunt gebruiken voor remote sensing (langeafstandsdetectie) om veranderingen in hoogveengebieden bij te houden. Dit levert belangrijke gegevens op die wat zeggen over de gezondheid van zulke kwetsbare natuur.
Het beter monitoren van hoogvenen is hard nodig, vindt Steenvoorden: „Venen beslaan slechts 2 procent van het aardoppervlak, maar bevatten ongeveer een derde van alle koolstof in de bodem. Naast koolstofopslag fungeert veen ook als waterreservoir. Voor beide aspecten geldt dat mensen gebaat zijn bij het in stand houden ervan.”
De vitaliteit van het veen bepalen is tot dusver een tijdrovende klus geweest. Steenvoordens promotor Mathijs Schouten, oud-hoogleraar van de plantenecologie en boeddhistisch leraar, bracht in de jaren zeventig al hoogvenen in kaart. „Destijds legde hij een meetlint van 20 bij 20 meter uit over een hoogveen. Op handen en knieën begon hij dan de vegetaties in dat vlak op papier na te tekenen.” Hoewel dit werk enorm veel detail bevatte, was het heel arbeidsintensief en was het voor Schouten onmogelijk het hele gebied te inventariseren. Steenvoorden: „Wat zeggen enkele vierkante meters nou over een veen van duizend bij duizend?”
Drones leveren minder detail, maar kunnen snel en systematisch grote oppervlakken in kaart brengen. Steenvoorden wilde weten of drones geschikt zijn voor hoogveenmonitoring. „Het liefst neem je alle factoren mee, zoals de chemische en hydrologische metingen, maar op grote schaal gaat dit simpelweg niet.”
Elke kleur zegt iets over de omstandigheden
Daarom laat Steenvoorden drones alleen op de beste indicator letten: planten. „Een hoogveen is volledig bedekt met planten”, zegt hij. „Aangezien elke plant eigen eisen stelt aan de omgeving zijn de patronen die vegetaties vormen bij uitstek geschikt als kwaliteitsindicator voor het hoogveen.” Op dronebeelden is elk poeltje, elke kleur en elke plant een reflectie van lokale omstandigheden.
Steenvoorden laat zien dat de resolutie van dronebeelden hoog genoeg is om vanuit de lucht deze vegetaties van elkaar te onderscheiden. Zelfs individuele planten zijn soms te herkennen, zoals de rode polletjes van de ronde zonnedauw en de witte kleur van rendiermossen, een type korstmos.
„Met de drone die ik hier heb is de resolutie op 120 meter hoogte” – de ideale vlieghoogte volgens hem – „ongeveer een duimnagel, ofwel een vlak van tweeënhalf tot vijf centimeter op de grond. Dus als iets groter is dan dit, is het op de foto te herkennen.”
Steenvoorden gebruikte de beelden die hij maakte met drones, om machine learning-programma’s te trainen, een vorm van kunstmatige intelligentie die uitblinkt in patroonherkenning. „Met deze software kunnen we vegetatiepatronen koppelen aan ecologische omstandigheden.” Hierdoor, zegt hij, kan je met enkele drones het veen uitstekend monitoren, „tot wel duizend hectare op een dag”.
Steenvoorden deed het meeste drone-onderzoek in het westen van Ierland, waar nog enkele uitgestrekte hoogvenen zijn. De drone-beelden die hij daar maakte lijken afkomstig van een andere planeet. Steenvoorden: „Als ik naar die beelden kijk, dan vind ik het zo wonderlijk dat de natuur zoiets moois kan creëren gedurende duizenden jaren. Zo’n dynamisch en veerkrachtig systeem. Hoogveen voelt echt aan als een oersysteem.”
Al dat moois maakt tegelijk ook verdrietig, zegt hij: „Van de oorspronkelijke terreinen resteert in Ierland slechts 1 procent aan intact veen. Nederland scoort vergelijkbaar. Dit verlies komt vooral door de oude turfindustrie en ontwatering. Het doet mij pijn dat we venen van duizenden jaren oud in één jaar kunnen vernietigen.”
Tijd doorbrengen in de natuur
In recente jaren is veel gedaan om venen te herstellen. In Nederland bijvoorbeeld in het Drentse Bargerveen en Fochteloërveen. Toch begint Steenvoorden zijn proefschrift met een kritische stelling, die luidt dat „het huidige democratische systeem in Nederland ongeschikt is om millieuproblemen tegen te gaan”. Steenvoorden: „Met de stikstofcrisis zagen we precies hoe het fout gaat. Jaren aan beleidsplannen werden met een nieuw kabinet plots tenietgedaan. Dat zegt iets over het democratisch systeem, waarbij mensen zonder expertise, zeggenschap hebben over een bepaald onderwerp. Voor het toereikend oplossen van millieuproblemen zijn kabinets-overstijgende organen nodig die, bijvoorbeeld op basis van wetenschappelijke consensus, natuurherstel op de lange termijn garanderen.” Gevraagd of Steenvoorden hiervoor een specifieke overheidsvorm in gedachten heeft, zegt hij: „De Europese regelgeving, die komt het dichtst in de buurt van wat de natuur nodig heeft voor herstel.”
Steenvoorden is ervan overtuigd dat tijd doorbrengen in de natuur leidt tot een ‘vervuld leven’, ook een van zijn stellingen. „Hoe verder ik in de natuur verwijderd ben van de menselijke beschaving, des te meer voel ik dat ik werkelijk leef. Ik voel en weet dan dat wij allemaal onderdeel zijn van een groter geheel en de patronen die daarbij horen. Dit ligt voor mij echt aan de basis van waarom ik de natuur wil beschermen.”