Spaanse renners behalen ook geen Tour-succes in eigen land

Reportage

Tour de France De start van de Tour de France in Baskenland was een groot feest, maar de Spaanse renners vielen tegen. Een trend die al langer gaande is.

Het peloton zondag tijdens de tweede etappe van de Tour de France in Spaans Baskenland.
Het peloton zondag tijdens de tweede etappe van de Tour de France in Spaans Baskenland. Foto Anne-Christine Poujoulat / AFP

Hij is net de Jaizkibel, de beroemde Baskische heuvel, over en de weg slingert zich naar beneden richting San Sebastian. Pello Bilbao ziet dat Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard binnen handbereik komen. Nu kan hij doen waar hij van droomt sinds de presentatie van het parcours van de Tour de France in december. De Bask stond donderdag met tranen in zijn ogen op het podium bij de ploegenpresentatie voor eigen publiek in Bilbao. Hij wil niets liever dan winnen in zijn geboortestreek.

Op zaterdag speelde een lekke band hem parten. Met de woede over die gemiste kans in zijn lijf, komt Bilbao op 9 kilometer van de streep bij het koppel vooraan en gaat direct over ze heen. Maar erachter zet de Jumbo-Vismaploeg aan voor hun sprinter Wout van Aert en langzaam wordt het gat kleiner. Bilbao wordt bijgehaald en zal als vijfde eindigen.

Bij de teambus ontvangen samengedromde fans hem met een daverend applaus. Hij trekt hij zijn mond in een grimas en kantelt zijn hoofd, alsof hij wil zeggen: meer zat er niet in.

Twee gezichten

Het was een openingsweekend met twee gezichten voor de Spanjaarden. Sportief werd het een teleurstelling, want ook de Baskische klassementsman Mikel Landa, ploeggenoot van Bilbao, kwam niet in de buurt van een ritzege. En de Spaanse kopman Enric Mas van Movistar kon na een val in etappe 1 niet verder.

Het weerhield het thuispubliek er niet van langs de kant een groot feest te bouwen. Voor het derde jaar op rij pakte Le Grand Départ geweldig uit. Na het wielergekke Bretagne en de massale fietsliefde in Denemarken, was ook de start in Spaans Baskenland een groot succes.

Niemand die er vooraf aan had getwijfeld dat het een wielerfestijn zou worden; de reputatie van de Baskische wielerfans is wijdverbreid. Ieder jaar staat er duizenden supporters bij de Ronde van Baskenland en de Clásica San Sebastian, en in de Tour duiken ze op zodra een berg in de Pyreneeën wordt beklommen.

De Basken stelden ook nu niet teleur. Op zaterdag stond de parkeerplaats op de top van de Côte de Pike, de laatste gemene helling van de eerste etappe, al voor negen uur ’s ochtends vol. Halverwege de klim zaten tientallen supporters, hoewel de eerste renners pas over een uur of acht zouden passeren. Toen het eenmaal zover was, was er op de helikopterbeelden geen stukje asfalt meer te zien. Toch gebeurden er geen ongelukken: op het állerlaatste moment splitste de menigte zich voor de renners als de Rode Zee voor Mozes.

Eenmaal gefinisht in Bilbao werd het peloton door een mensenmassa opgewacht. Al slalommend poogden renners hun teambus te bereiken. Van het handhaven van de coronamaatregelen die de Tourorganisatie had ingesteld – mondkapjes dragen, afstand houden – was totaal geen sprake: zelfs etappewinnaar Adam Yates deed er niet aan mee, toen zijn vriendin hem na afloop mét mondkapje probeerde te omhelzen. De Brit trok het kapje naar beneden en drukte zijn lippen vol op de hare.

Lange traditie en sterke cultuur

Vraag de Basken waarom wielrennen zo belangrijk voor ze is, en je krijgt geen eenduidig antwoord. Ze wéten gewoon niet beter. „Fietsen is belangrijk voor ons, we hebben er een lange traditie en sterke cultuur in”, zegt Santi Osoro, voorzitter van de wielerfederatie van de provincie Gipuzkoa in het noordoosten van Baskenland. Het is iets waarmee je opgroeit, zegt Abraham Olano, de Bask die in 1995 wereldkampioen op de weg werd en drie jaar later, in Valkenburg, ’s werelds beste tijdrijder. „Als ik met vriendjes was, gingen we altijd fietsen.” Omar Fraile, de Bask in dienst van Ineos Grenadiers, moet lachen om de vraag: „Iedereen houdt hier gewoon van fietsen.”

Feit is dat Bilbao in de negentiende eeuw een centrum werd van ijzer- en staalproductie, dankzij de vondst van grote hoeveelheden ijzererts. De wapenfabrikanten die daarop in de stad ontstonden, bleken ook uitstekende fietsframes te kunnen maken. Ze bestaan nog altijd: bekende fietsmerken als Orbea en BH fabriceerden vroeger wapens. Bovendien bleek de fiets een betaalbaar vervoersmiddel voor de arbeiders in de industriestad.

Gecombineerd met de geografie van de regio, waar het land nooit vlak is en de wegen nooit recht, bleek het een vruchtbare voedingsbodem voor vele goede profrenners, zoals vijfvoudig Tourwinnaar Miguel Indurain, wereldkampioenen Abraham Olano en Igor Astarloa en zestienvoudig Tourdeelnemer Haimar Zubeldia. Ook deze Tour doen er zeven Basken mee, de helft van het totaal aantal Spaanse deelnemers.

Weinig succes

Het is echter alweer een tijdje geleden dat een (Baskische) Spanjaard meedeed op het hoogste niveau. De laatste winnaar van een grote ronde was Alberto Contador, die in 2015 de beste was in de Giro. Sinds 2018, toen Fraile de veertiende etappe won, heeft geen Spanjaard meer een ritzege behaald in de Tour. In het klassement van aantal overwinningen van renners per land per jaar, staat Spanje sinds 2016 niet meer in de top-5.

„We hebben op dit moment geen renners van het allerhoogste niveau”, zegt voorzitter José Luis López Cerrón van de Spaanse wielerfederatie. „Zo’n tien tot vijftien jaar geleden hadden we een unieke generatie met Alberto Contador, Alejandro Valverde, Joaquim Rodriguez en Oscar Freire, waardoor we vijf jaar op rij het beste wielerland ter wereld waren. Het zou zomaar kunnen dat Spanje, of welk land dan ook, nooit meer zo’n exceptionele generatie voortbrengt.”

Rijen dik stonden de supporters zaterdag tijdens de eerste etappe van de Tour de France van Bilbao naar Bilbao.
Foto Luis Tejido / EPA

Luis López Cerrón ziet dat de concurrentie mondiaal is toegenomen, en noemt Slovenië als voorbeeld. „Dat land heeft geen wielertraditie als Spanje of Nederland, maar op dit moment wel twee van de beste renners ter wereld.” Volgens de voorzitter staat het Spaanse wielrennen er heus goed voor. „Nog nooit fietsten zoveel mensen in hun vrije tijd, we hebben een goede competitiekalender, een interessant aantal teams en de bond is financieel gezond. Met jonge renners als Carlos Rodriguez en Juan Ayuso komt er weer een goede lichting aan.”

Zorgen

Aan de houten bestuurstafel in de catacomben van het Antonio Elorza Velodrome in San Sebastian zeggen oud-kampioen Olano en voorzitter Osoro dat zíj zich wel zorgen maken. „We zien het aantal wielrenners afnemen, waardoor de sport onder druk komt te staan”, zegt Osoro.

In de jeugd zijn de gevolgen zichtbaar. Waar Olano vroeger koerste met jongetjes die net zo oud waren als hij, bestaan de leeftijdscategorieën tegenwoordig uit twee jaren – er zijn anders te weinig deelnemers. Er zijn minder verenigingen waar kinderen kunnen beginnen met wielrennen, zegt voorzitter Osoro. En minder verenigingen leidt tot minder wedstrijden en tot minder nieuwe leden. „Het is een neerwaartse spiraal.”

Het wielrennen heeft concurrentie van andere sporten, ook in Baskenland. „Voetbal is nog altijd populairder”, zegt Omar Fraile. Daarnaast is de toegenomen verkeersdrukte problematisch, zegt Osoro. „Ik kan me goed voorstellen dat je als ouder je kind niet zomaar meer de weg opstuurt.” En op profniveau is de concurrentie uit het buitenland inderdaad toegenomen, beaamt Olano. Daarnaast zijn de mogelijkheden om prof te worden in Spanje afgenomen, zegt hij. „Vroeger hadden we acht of negen profteams, nu nog maar vijf. Met slechts één, Movistar, op het hoogste niveau.”

Volgens Olano is de invoering van de ProTour in 2004, een internationale competitie van koersen op het hoogste niveau, daar debet aan. „Daarvoor reden Spaanse renners het hele jaar door in eigen land, misschien soms in Portugal. vanaf toen moesten ze naar het buitenland om op het hoogste niveau te rijden.” De kosten die hiermee gemoeid gingen, deed veel sponsoren afhaken. Bovendien nam de interesse voor lokale koersen af: als ze geen onderdeel waren van de ProTour, waren ze niet langer te zien op tv. Dat de ProTour inmiddels is vervangen door de WorldTour, verandert daar niks aan. De kalender blijft internationaal.

Fietsen op school

Er zijn initiatieven om de trend te keren. Sinds vorig jaar is het mogelijk om wielrennen, net als bijvoorbeeld voetbal, te kiezen als sport op school, zegt Osoro. „En lokale overheden proberen steeds meer wegen fietsvriendelijk en veiliger te maken.”

NRC

Bovendien zijn de zorgen in Baskenland nog niet heel nijpend, zegt Olano, terwijl hij op een papieren wedstrijdkalender van de federatie wijst. In Baskenland worden jaarlijks nog 82 koersen georganiseerd. „Sommige renners rijden op zaterdagochtend en middag, en op zondag weer.”

Maar het is goed dat een evenement als de Tour langskomt, zegt Osoro. „De Tour is groter dan wielrennen, dus hierdoor komen ook mensen buiten de sport ermee in aanraking. Ik hoop dat het kinderen ertoe zet op de fiets te gaan zitten.”

Helemaal mooi was het geweest als er een Spanjaard een etappe had gewonnen had, maar de man die er heel dichtbij in de buurt was. Pello Bilbao, zit na afloop uit te hijgen bij de teambus. „Ik kon de zege helaas niet thuisbrengen.”