Terwijl in Valencia nog volop gezocht wordt naar slachtoffers van de verwoestende storm en overstromingen, is in Spanje een fel politiek debat losgebarsten over de bestuurlijke chaos rond de ramp. Centraal staat de vraag wie de leiding moet nemen bij een natuurramp: de regiopresident of de nationale regering van premier Sánchez.
De storm van dinsdag 29 oktober heeft 220 doden geëist, 78 mensen zijn nog vermist. Vrijdagochtend vonden hulpdiensten het lichaam van een dertigjarige vrouw met het syndroom van Down. Naar haar vader, die bij haar was, wordt nog gezocht.
Veel Valencianen denken dat er minder slachtoffers waren gevallen, als het regiobestuur van Carlos Mázon (Partido Popular) de bevolking eerder had gewaarschuwd. Die stuurde pas na acht uur ’s avonds een sms naar alle burgers van Valencia, toen de straten al blank stonden en mensen van hun werk naar huis reden, boodschappen deden of op weg waren naar crèche of sportschool. De meteorologische dienst had al dagen gewaarschuwd voor het noodweer, en ook nog op dinsdagochtend, toen de regen het hevigst was. Volgens de Spaanse krant El País zat Mazón te eten in een restaurant in het centrum van Valencia terwijl zijn regio onder water liep. Zijn team bevestigt het verhaal, maar zegt dat het om een werketentje ging.
Huilende koningin
De woede en frustratie bij de Valencianen kwamen zondag tot uitbarsting bij een bezoek van koning Felipe, koningin Letizia, premier Sánchez en regiopresident Carlos Mázon aan het zwaar getroffen Paiporta, waar ruim zestig inwoners omkwamen. Koningin Letizia kreeg een klont modder in haar gezicht en stond later te huilen. Het koningspaar heeft nadien nog een uur met inwoners gepraat. Premier Sánchez, die een klap op zijn achterhoofd kreeg met een bezemsteel, vertrok direct. „Un corbarde”, zeiden de inwoners, een lafaard, niet wetend dat de premier gewond was geraakt. Later liet minister van Binnenlandse Zaken Grande-Marlaska weten dat de verwondingen meevielen.
Volgens de regering-Sánchez zaten extreemrechtse groeperingen achter het geweld, waaronder de jongerenbeweging Revuelta, verbonden aan de ultrarechtse partij Vox. De Guardia Civil onderzoekt de betrokkenheid van deze groepen en heeft tot nu toe drie mensen gearresteerd.
Inwoners gooiden zondag in Paiporta modder naar de Spaanse koning Felipe.
Foto’s: Manaure Quintero
De afgelopen dagen heeft Mazón geprobeerd de schuld voor de ramp bij de regering-Sánchez te leggen, en zelfs bij de militaire noodhulpeenheid (UME). „Dat de regering wacht op mijn hulpvraag en niet op eigen initiatief handelt, is absurd”, zei Mázon in een interview met zender Antena 3. Maar in zijn eigen partij is er kritiek op zijn eigen late handelen. Er wordt zelfs gezegd dat hij zou moeten aftreden om het imago van de Partido Popular (PP) te redden. „Mázon zit vast in een steegje met maar één uitgang”, zeggen bronnen binnen zijn partij.
‘Er is maar één schuldige’
Inmiddels gaat het politieke debat ook over de bredere vraag wie in een crisis als deze de leiding moet nemen. Madrid en Valencia blijven wijzen naar elkaar. De oppositie vindt dat Sánchez moet opstappen. „Er is maar één schuldige en dat is Sánchez. Hij moet opstappen, per direct”, zegt Vox-leider Santiago Abascal. Sánchez zelf zegt dat hij niets verkeerd heeft gedaan en benadrukt dat hij meerdere malen hulp heeft aangeboden, maar dat die is afgewezen door Mázon.
Volgens de Spaanse wet zijn autonome regio’s verantwoordelijk voor het versturen van waarschuwingen bij rampen. Ook horen de regiobesturen daarna de coördinatie op zich te nemen en de hulpdiensten aan te sturen. Het Constitutionele Hof bepaalde al in 1985 dat autonome regio’s verantwoordelijk zijn voor burgerbescherming en openbare veiligheid. Een wet van de gemeente Valencia beschrijft tot in detail wat te doen bij natuurrampen zoals overstromingen en bosbranden. Zodra een noodsituatie van nationaal belang wordt of de veiligheid van de inwoners in het geding is, kunnen de autonome besturen het ministerie van Binnenlandse Zaken om hulp vragen.
‘Verleen eerst hulp en ga elkaar daarna pas opvreten in het parlement’
De landelijke regering kan in sommige gevallen besluiten de regie over te nemen in een regio, zoals gebeurde in 2017 in Catalonië toen oud-regiopresident Carles Puigdemont de onafhankelijkheid uitriep. In het geval van natuurrampen kan dat juist weer niet, door een wet uit 2015 van de Partido Popular. Daarin staat dat Madrid regiopresidenten niet aan de kant kan schuiven bij rampen. „Ik moet me aan de wet houden”, zei premier Sánchez (van de socialistische partij PSOE) dan ook, toen hij van PP-leider Feijóo het verwijt kreeg niet te hebben ingegrepen in Valencia. „Het is notabene jullie eigen wet.”
Experts en politici pleiten voor herziening van deze wetten en duidelijker afspraken over wanneer Madrid moet ingrijpen bij natuurrampen, om chaos als deze in de toekomst te voorkomen.
Franklin (vader), Juana (moeder), Letizia (oudste dochter), Leire (bab) en Thiego (jongste zoon). Het hondje heet Gosh.Foto Joseph Fox
In Valencia beseffen burgers dat ze hier niets mee opschieten. „Het is misselijkmakend dat het in de eerste dagen na de ramp alleen ging over wie er schuldig was, terwijl we hier lijken uit de modder moesten trekken”, zegt Franklin Suarez, die zijn huis is kwijtgeraakt. „Politici willen altijd scoren over de rug van slachtoffers, maar dit is niet de manier. Verleen hulp, kom met oplossingen, deel eten en drinken uit en ga daarna – als de rust is weergekeerd – elkaar pas opvreten in het parlement. Niet nu, daar is het te vroeg voor. En het is respectloos jegens de slachtoffers.”
Volgende week moet de regering van Sánchez verantwoording afleggen aan het Congres. Dat doet de minister van Territoriaal Beleid Ángel Victor Torres. De dag daarop, donderdag, moet de Valenciaanse regiopresident Mázon op zijn beurt uitleg geven in Madrid. Oppositiepartijen Partido Popular en Vox willen dat ook Sánchez ondervraagd wordt, maar die is dan voor een klimaattop in Azerbeidzjan en ontspringt de dans.
Prinses Amalia vloog drie jaar geleden al eens mee met een F-16, maakte een rit in een Leopard-gevechtstank en voer mee met de onderzeeboot Zr.Ms. Zeeleeuw. Zo maakte ze ter gelegenheid van haar achttiende verjaardag kennis met de Nederlandse krijgsmacht.
Nu knoopt de prinses (21) daar een deeltijdopleiding bij het Defensity College aan vast. Als werkstudent zal ze vanaf september, naast een bachelor Nederlands recht, één à twee dagen in de week worden opgeleid tot militair reservist, vertelde ze maandag tijdens het jaarlijkse gesprek met de pers.
Als troonopvolger hóéft ze geen kennis te hebben van de krijgsmacht. In tegenstelling tot haar Europese collega’s wordt Amalia geen opperbevelhebber en de dienstplicht – die sinds 2020 ook voor vrouwen geldt – is opgeschort. In Nederland is de Koning sinds de Grondwet van 1848 alleen symbolisch „de aanvoerder van ’s lands troepen”.
Eén ding dat ik onmiddellijk weer zou doen, is mijn diensttijd
Die rol vervult haar vader met verve. Koning Willem-Alexander bezoekt regelmatig de drie onderdelen van de krijgsmacht, ook in het buitenland zoals begin dit jaar in Estland Nederlandse piloten die daar de grens met Rusland bewaken. Afgelopen zaterdag was hij aanwezig op Veteranendag in Den Haag en twee weken geleden reikte hij een standaard (een regimentsvaandel) uit aan het nieuwe Regiment Huzaren Prinses Catharina-Amalia. In aanwezigheid van Amalia, die toekeek hoe de koning tijdens een parade op de Bernhardkazerne in Amersfoort eerst de standaarden van drie oudere regimenten, die opgingen in het nieuwe regiment, ceremonieel innam. Op de tribune keken veteranen van Huzaren van Sytzama, Huzaren Prins Oranje en Huzaren Prins Alexander geëmotioneerd toe.
De koning sprak over „de verbondenheid” tussen de Oranjes en de krijgsmacht en refereerde aan de drie veldslagen waarbij zijn voorouders en de drie regimenten betrokken waren: Quatre-Bras en Waterloo tegen Napoleon (beide 1815) en de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgen (1831).
Lees ook
Amalia gaat een opleiding volgen tot reservist
Podcast
Zulke ceremoniële handelingen voerden Beatrix en Juliana ook uit – zonder militaire achtergrond. Dat Willem-Alexander de dienstplicht vervulde en als wachtofficier bij de marine werkte en daarna diende bij de land- en luchtmacht, maakt wel uit, zeggen militairen. Hij begrijpt volgens hen ‘de taal’ van defensie.
Omdat hij lid is van de regering, dat als collectief het opperbevel heeft, is Willem-Alexander sinds hij in 2013 koning werd, geen actief dienend militair meer. Hij draagt nog wel een uniform als hij troepen bezoekt, dat mag als voormalig militair. Maar hij heeft geen rang.
De koning noemt zijn diensttijd „fantastisch” en „goed vormend voor de rest van mijn leven”, zei hij zei hij in 2023 in de podcast Door de ogen van de Koning. „Ik zeg altijd dat er een heleboel dingen zijn die ik misschien anders zou doen, misschien nog zou heroverwegen. Maar één ding dat ik onmiddellijk weer zou doen, is mijn diensttijd.”
Willem-Alexander leerde er militaire vaardigheden, waaronder omgaan met een wapen en „echt ook fysiek hard” trainen. „Het mooie is, iedereen zit er wel een keer doorheen. Als je elkaar niet helpt, dan lukt het gewoon niet.”
Werkstudent
Iets soortgelijks wil Amalia nu ook ervaren aan het Defensity College, een programma van het ministerie van Defensie voor studenten die een hbo- of academische studie doen en dat sinds 2017 bestaat. Het achterliggende idee is jongeren enthousiasmeren voor een baan bij defensie of om reservist te worden, en dat ze „tijdens hun studie al iets bijdragen aan de maatschappij”, aldus de website van Defensie.
Maximaal drie jaar veranderen de werkstudenten om de zes maanden van werkplek, zodat ze alle krijgsmachtonderdelen leren kennen. Daar gaan ze aan de slag met projecten waar ze hun talenkennis, achtergrond en studie kunnen inzetten, bijvoorbeeld bij het bedenken van duurzame innovaties. Het is, vertelde programmamanager Erik Noordam eerder aan NRC, een gewilde bijbaan geworden. Er zijn meer sollicitanten dan plekken (450).
Voor Amalia is haar tijd aan het Defensity College een ‘aanstelling buiten bezolding’
De studenten volgen eerst een algemene militaire opleiding voor reservisten, waar ze leren schieten en navigeren, het militaire equivalent van EHBO, en militair recht. Aan het fysieke deel zal prinses Amalia voorlopig niet meedoen, zei ze maandag. Een maand geleden viel ze van een paard „en toen lag mijn arm toch in een vervelende hoek”. Ze had „een flinke breuk”, maar de arm herstelt.
Voor Amalia zal haar tijd aan het Defensity College overigens een „aanstelling buiten bezolding” zijn, ze krijgt niet zoals haar medestudenten betaald. De prinses heeft dit jaar een inkomen van 300.000 euro, dat ze terugstort in de schatkist tot ze is afgestudeerd. Sinds januari houdt ze wel de 1,6 miljoen euro die is bedoeld voor onkosten. Aan de premier schreef ze vorig jaar dat ze dat wil gebruiken voor „een secretariaat en reserveringen voor een woon- en werkverblijf”.
Enkele maanden geleden was Siete Hamminga in Kyiv om over de levering van radarsystemen te spreken die vijandelijke Russische drones tijdig moeten opmerken. Even later zag hij op internet video’s van het Oekraiense slagveld, vertelt de topman van drone-detectiebedrijf Robin Radar in zijn werkkamer in Den Haag-Ypenburg. Wat hij op de filmpjes zag, doordrong hem van de toegevoegde waarde van zijn product: radarschermen die tientallen kilometers ver kunnen ‘kijken’.
De glasvezelkabels die aan razendsnel afwikkelende spoelen onder de Russische drones hangen waarmee Oekrainse doelen worden bestookt, moeten de kamikaze-machines immuun maken voor stoorzenders van de Oekraïners. Op hun beurt halen de Oekraïners de bekabelde drones neer met eigen drones. Dat kan echter alleen als de Russische kamikazes tijdig zijn opgemerkt met detectiesystemen zoals die van Hamminga’s bedrijf.
Fabriekshal van Robin Radar in Den Haag. Foto Roger Cremers
Robin Radar doet volop mee aan de innovatierace tussen Oekraïne en Rusland. Zo ontwikkelde het bedrijf onlangs snel verplaatsbare radarsystemen die daardoor minder kwetsbaar zijn voor Russische aanvallen op zulke installaties. Met circa 70 miljoen euro omzet (twee jaar geleden nog 12 miljoen) is het bedrijf een van de snelle groeiers binnen de Nederlandse defensie-industrie. Zijn producten vinden hun weg naar Oekraïne, maar ook naar de Verenigde Staten voor bijvoorbeeld grensbewaking.
Fabriekshallen
„De oorlog wordt gevoerd aan het front, maar gewonnen in fabriekshallen”, is in defensiekringen inmiddels een gevleugelde uitspraak. Demissionair minister Ruben Brekelmans (Defensie, VVD) verwijst geregeld naar de zware inspanning van de Amerikaanse oorlogsindustrie tussen 1940 en 1945 die het Westen een beslissend voordeel gaf ten opzichte van nazi-Duitsland. NAVO-secretaris-generaal Mark Rutte organiseerde daarom in de marge van de top afgelopen week een bijeenkomst met defensiebedrijven.
In dezelfde sector van de defensie-industrie zijn er echter ook de nodige aarzelingen over de uitvoering van het nieuwe evangelie. Het staat niet alleen in contrast met de forse bezuinigingen op de krijgsmacht van de laatste dertig jaar. Veel van de infrastructuur die noodzakelijk is voor snelle opschaling van de defensie-industrie zoals de scheepsbouw, nodig voor transporten, of chipproductie verdween naar Oost-Azië (China, Zuid-Korea, Japan, Taiwan). De wereldwijde jacht op koper – vanwege haar snelle geleiding cruciaal voor electronica in wapensystemen – laat Brussel over aan China. Ook dat bedreigt de productie van wapensystemen in het Westen, maar ook die van munitie (kogelhulzen).
En dan zijn er de uitdagingen bij de vormgeving van de nieuwe relatie tussen het ministerie van Defensie en bedrijven. Er is een andere manier van samenwerken nodig stelt de Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV), de brancheorganisatie voor defensiebedrijven. Directeur Hans Huigen: „Ze willen allebei wel, maar voor echt doorpakken en versnellen is meer nodig dan alleen de goede wil. Bedrijven hebben meer zekerheid nodig.” Dat betekent volgens hem werken „met langjarige contracten” en ook het sneller op papier zetten van afspraken tussen bedrijven en Defensie.
Je hebt een bovendepartementale aanpak nodig zoals in de coronatijd
Huigen stelt dat betere afspraken over (voor)financiering een oplossing kunnen zijn om de benodigde investeringen in opschaling te kunnen doen. „Zoals in de bouw ook gebeurt: bij elke afgeronde fase wordt een deel betaald. Zolang dat soort processen niet verandert, houden [het ministerie van] Defensie en het bedrijfsleven elkaar in een greep.”
Leidende positie
Hans Büthker is al net zo ongeduldig. Hij is topman van Neways uit het Noord-Brabantse Son (omzet 2023: 642 miljoen euro; 3.000 werknemers), een bedrijf dat elektronische modules maakt voor onder meer chipmachines van ASML en bekabeling voor bijvoorbeeld drones. Büthker zegt „geïntegreerd leiderschap” te missen bij de overheid, oftewel sturing vanuit de verschillende ministeries gezamenlijk.
„We hebben niemand die zegt: we gaan een leidende positie verwerven bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld drones. En dat doen we door de handen ineen te slaan en gewoon te starten met het maken van duizend drones per week of per dag.” Hij pauzeert even. „Ondertussen lopen landen als Duitsland en Frankrijk, waar dat wel gebeurt bij hun defensiebedrijven, al mijlen voor op ons. Je hebt een bovendepartementale aanpak nodig zoals in de Covid-tijd.”
Het kan ook anders, roept Büthker in herinnering. Na de gewelddadige inval van Rusland in Oekraïne in 2022 stelde de Nederlandse overheid een fonds van 100 miljoen euro beschikbaar dat de levering en productie van defensiematerieel in Nederland voorfinancierde. „Toen ging alles een stuk sneller.” En veel eerder, zo’n twintig jaar geleden, stelde Nederland een programma op voor deelname aan de F-35, het huidige Amerikaanse gevechtsvliegtuig waarvoor het Nederlandse bedrijfsleven veel onderdelen ontwikkelde. „Waarom kunnen zulke dingen nu niet?”, vraagt hij zich af.
Betere toegang tot financiering
In zijn werkkamer in Ypenburg gaat Siete Hamminga er nog eens goed voor zitten. Ja, hij kent alle verhalen over trage opschaling. Hij wil echter niet klagen over de overheid, maar een genuanceerd verhaal houden, zo maakt hij duidelijk. Hem hoor je (nog) niet over een tekort aan grondstoffen, chips of personeel. „Vorig jaar solliciteerden meer dan vierduizend mensen bij Robin Radar.”
Geld is evenmin het grootste probleem, met twee krachtige financiers achter zich: Robin Radar haalde tien jaar geleden pensioenfonds ABP aan boord en recent de Nederlandse investeringsmaatschappij Parcom Capital (eigenaar van Hema). Luisterende oren bij de overheid zijn er in overvloed. „Ik spreek met de Commandant der Strijdkrachten, en mocht een keer bij de koning aan tafel zitten”, zegt Hamminga, vaak gekleed in onberispelijk pak met oranje stropdas en dito pochet („Voor mijn Holland gevoel”).
Maar, zegt hij er achteraan: „Het is nu belangrijk om alle, op zichzelf juiste woorden, in gerichte daden om te zetten. Onze productie-opschaling kan beter, bruter. Er moeten met name meer langetermijnopdrachten komen.” Dat kan volgens hem door marktconforme financieringsregels van de kant van de overheid. Ook gewenst: „Sámen met het ministerie van Defensie werken aan toekomstbestendige producten, en niet vóór Defensie werken.”
Ter illustratie van de onzekerheden waarmee bedrijven als het zijne te maken kunnen krijgen, vertelt Hamminga wat er in de ochtend van 3 juni gebeurde. De topman verslikte zich die dag bijna in zijn ochtendkoffie. Op zijn telefoon zag hij dat PVV-leider Geert Wilders zijn steun aan het kabinet-Schoof had ingetrokken. „Daar gaan mijn afspraken met Defensie”, flitste het door zijn hoofd. Beide partijen stonden namelijk op het punt een overeenkomst te tekenen die een eind moest maken aan een uiterst onzekere periode.
Robin Radar in Den Haag. Foto Roger Cremers
Eerder had Robin Radar de vlucht naar voren gekozen. De onderneming had alvast de bouw van zo’n veertig radarsystemen in gang gezet en voorgefinancierd, alleen op basis van een offerte-aanvraag, maar zonder een opdrachtbevestiging binnen te hebben. Hamminga had er wel een beetje wakker van gelegen, maar hij moest wel, vond hij. Defensie financiert vooraf hooguit vijf ton omdat de overheid van de wetgever niet te veel risico mag lopen; het is een beperkt bedrag vergeleken met de tientallen miljoenen euro’s die met de investering gemoeid waren, aldus Hamminga. „Dat gaat heel anders dan op de commerciële markt waar je al twee derde van je geld binnen hebt voordat je het product hebt geleverd.”
Het gaat heel anders dan op de commerciële markt, waar je al tweederde van je geld binnen hebt voordat je het product hebt geleverd
Defensie kan alleen grotere bedragen vooruitbetalen, als daar een bankgarantie tegenover staat. „Maar”, legt Hamminga uit, „dat betekent dat inkomende geldstromen door diezelfde bank worden bevroren. Die kunnen dus niet worden gebruikt voor het inkopen van de benodigde materialen en onderdelen.”
De gok van Robin Radar pakte goed uit. Kort na de val van het kabinet-Schoof werden toch de nodige handtekeningen gezet voor de miljoenenorder. Niettemin tekende de episode volgens de ondernemer een van de vele onzekerheden die verklaren waarom de productie van defensiematerieel niet „bruut genoeg” stijgt. De snelle veranderingen op zowel het nationale als wereldtoneel, en de stroomlijning van veel grotere productieprocessen komen daar nog eens bij.
Samenwerken met VDL
Het Brabantse Neways werkt al jaren voor defensiebedrijven maar deed dat op relatief kleine schaal. Met de toegenomen aandacht voor het onderwerp zag het bedrijf een kans om haar aandeel in deze industrie te vergroten. Neways verwacht dit jaar al voor 30 tot 50 miljoen euro aan opdrachten binnen te halen en hoopt de komende jaren „honderden miljoenen euro’s” aan inkomsten te genereren met de defensietak.
Een van de partijen waar Neways mee praat is industrieconcern VDL. De lege hallen van het voormalige NedCar in het Limburgse Born gaan als productielocatie voor defensie fungeren. Ook Neways profiteert ervan. Büthker. „Als je gaat opschalen moet je clusters hebben waar productie samenkomt, het liefst met flink wat oppervlakte om verder uit te breiden.”
Maar schaalvergroting vergt wel een andere manier van denken, benadrukt de Neways-topman. „De overheid moet bereid zijn risico te nemen en geld uit te geven zonder bonnetje voor elk detail. Tempo maken. Dat vindt het Ministerie van Financiën dan weer moeilijk.”
Geërgerd
Niet alleen bij bedrijven is er ongeduld over de traagheid bij Defensie. De Tweede Kamer toonde zich dit voorjaar geërgerd over het feit dat het ministerie een kritisch rapport met veel aanbevelingen om de verhouding tussen Defensie en bedrijfsleven te verbeteren, bijna een jaar in een la had laten liggen. Het laatste Kameroverleg met beide bewindslieden op Defensie – 11 juni – verliep in een geprikkelde sfeer. ,, Ik heb frustratie”, zette CDA-Kamerlid Derk Boskwijk de toon. „Waarom gaat de opschaling van de Nederlandse en Europese defensieindustrie zo ontzettend traag?” En: „Waar blijft de munitiefabriek die volgens de industrie binnen twee jaar gerealiseerd kan worden”, vroeg PVV-Kamerlid Joeri Pool.
Fabriekshal van Robin Radar in Den Haag. Foto Roger Cremers
Ook was er in het Kameroverleg veel te doen om misschien wel het lelijkste bedrag uit de defensiebegroting: de ongeveer 3,3 miljard euro die vorig jaar op de plank was blijven liggen. Terwijl de NAVO, bewindslieden en topgeneraals dagelijks alarm slaan over de Russische dreiging, blijkt de overheid er niet in te slagen het beschikbare geld om te zetten in opdrachten voor de defensieindustrie. Minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) was niet blij. Hoe kon hij collega-ministers van Zorg en Onderwijs ervan overtuigen te bezuinigen als er bij defensie miljarden onaangeroerd bleven?
Brekelmans en Tuinman verdedigden zich in de Kamer door te verwijzen naar de bijna-verdubbeling van de omzet van de Nederlandse defensie-industrie: van circa 5 miljard euro in 2022 naar 9 miljard in 2024. Verder beloofden ze verbetering bij de interne huishouding (beheer, planning). Het gaat hier echter om taaie problemen waar het ministerie van Defensie al jaren haar tanden op stuk bijt.
De Algemene Rekenkamer schreef vorig jaar in haar onderzoek naar de huishouding van het ministerie in 2023: „We constateren dat er in de periode 2018–2023 vaak meer is begroot dan gerealiseerd aan uitgaven en verplichtingen. […] 63 procent van de investeringsprojecten is vertraagd”. Ook in het laatste onderzoek, dat in mei werd gepubliceerd, zag de Rekenkamer veel tekortkomingen bij het ministerie.
Over de wensen van het bedrijfsleven omtrent meer voorfinanciering door de overheid, waren beide demissionaire bewindslieden tijdens het Kameroverleg van 11 juni weinig concreet. Wel verwachtte Brekelmans meer ruimte om langetermijncontracten te kunnen afsluiten als de beloofde miljarden daadwerkelijk in de boeken van Defensie zijn verwerkt.
Lees ook
Vijf procent lijkt nu al heilig: wat zijn de gevolgen?
In zijn werkkamer in Den Haag-Ypenburg schikt topman Siete Hamminga zijn oranje stropdas nog eens. De vraag aan hem luidt of het ministerie van Defensie genoeg in huis heeft om de omslag van bezuinigings- naar aanvalsmachine goed te kunnen maken. Het blijft lang stil. „Dat zal nog moeten blijken.”
Het gebruik van een stroomstootwapen door de politie geeft „een geringe kans op ernstig letsel” bij de persoon die wordt ‘getaserd’. Incidenteel komt ernstig letsel voor, zoals botbreuken of hoofdletsel.
Dat blijkt uit onderzoek van het onderzoeksinstituut Nivel en de onderzoeksgroep forensische geneeskunde van GGD Amsterdam, dat deze donderdag wordt aangeboden aan demissionair minister David van Weel (Justitie en Veiligheid, VVD). „Het blijft nu eenmaal een wapen en daar zitten risico’s aan”, zegt Nivel-onderzoeker Michel Dückers. „Mensen die getaserd worden, verliezen de controle over hun spiermassa en vallen. Dan kun je lelijk terechtkomen, bijvoorbeeld op een trottoirband.” Het is wereldwijd het eerste praktijkonderzoek naar de medische effecten van het gebruik van het stroomstootwapen, dat sinds 2022 landelijk door de politie wordt ingezet.
De taser wordt jaarlijks bijna duizend keer gebruikt, en daarnaast wordt er nog zo’n twee- tot drieduizend keer mee gedreigd. Daarmee is het „geen uitzonderlijk geweldsmiddel, maar een regulier onderdeel van de wetshandhaving geworden”, stellen de onderzoekers in het rapport. Marjolein Smit, landelijk coördinator geweld bij de politie, zegt dat het stroomstootwapen „veel toevoegt, ook door de de-escalerende werking. „Het dreigen ermee werkt al intimiderend.”
De taser werd in de periode 2022-2024 vooral ingezet in stedelijk gebied in het westen van het land. Dat gebeurde bij mensen die zich gevaarlijk of agressief gedroegen, of die wapens gebruikten. In bijna de helft van de gevallen werd het stroomstootwapen gecombineerd met bijvoorbeeld pepperspray.
Pijltjes met stroomdraad
Het stroomstootwapen van de politie, de Taser X2, heeft twee standen: de schietmodus en de schokmodus. In de schietmodus vuurt het wapen twee pijltjes af, die met een stroomdraad met het wapen verbonden blijven. De pijltjes blijven vastzitten in de huid of kleding en geven een aantal korte stroomstoten per seconde af. In de schokmodus wordt het stroomstootwapen direct op de huid van iemand gezet, die op die manier een korte pijnprikkel krijgt.
Oud-minister Ferd Grapperhaus (Justitie en Veiligheid, CDA) besloot eind 2019 dat de politie tasers mocht gaan gebruiken. Hij zei destijds dat het wapen gebruikt kon worden in situaties waar pepperspray niet toereikend is, maar een vuurwapen te ver gaat. Het besluit was niet onomstreden. Zo waarschuwde mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International voor ernstige medische risico’s; Nationale ombudsman Reinier van Zutphen zei dat de politie zich „heel bewust” moest zijn van de impact van de taser.
Lees ook
De taser komt. Wat zijn de risico’s?
Op verzoek van Grapperhaus gaf de korpschef van de politie daarom Nivel en GGD Amsterdam de opdracht drie jaar lang de effecten onafhankelijk te monitoren. In vrijwel alle regio’s van het land werden mensen die waren ‘getaserd’ onderzocht door forensisch artsen. Ook leverden ziekenhuizen, de Rijksrecherche, het Nederlands Forensisch Instituut en The Maastricht Forensic Institute informatie aan.
Schaafwonden en kneuzingen
Uit dat onderzoek blijkt nu dat de inzet van de taser zelden leidt tot letsel waarvoor behandeling in het ziekenhuis nodig is. Forensisch artsen constateerden dat 94 procent van de ‘getaserden’ geen of gering letsel had, zoals schaafwonden of lichte kneuzingen. Zes procent had wel ernstig letsel en moest alsnog naar het ziekenhuis.
Soms moesten pijltjes worden verwijderd die vast bleven zitten of die op delicate plekken als de geslachtsorganen of in het gezicht terecht waren gekomen
Van de groep getaserden die direct naar het ziekenhuis gingen – en dus niet eerst langs de forensisch arts – had tweederde last botbreuken, kaakbreuken of licht hoofdletsel. Soms moesten pijltjes worden verwijderd die vast bleven zitten of die op delicate plekken als de geslachtsorganen of in het gezicht terecht waren gekomen. Volgens het onderzoek zijn zes personen overleden bij een arrestatie waarbij ook een taser werd gebruikt. Bij vijf van hen speelde de taser geen rol bij het overlijden, bij een heeft het „mogelijk in geringe mate een rol gespeeld, doordat het toedienen van stroomstoten mogelijk kan hebben bijgedragen aan een versnelling van de hartslag en/of verhoging van de bloeddruk.”
De onderzoekers zagen ook dat mensen tussen de 18 en 25 jaar een verhoogd risico op letsel hebben, bijvoorbeeld omdat ze zich bij hun aanhouding vaker fysiek verzetten of proberen te vluchten. Ook mensen die verward gedrag vertonen of onder invloed zijn van drugs of alcohol hebben meer kans op letsel.
Psychische effecten
De onderzoekers constateren verder dat er beperkt beeld is van de psychische impact en de langetermijngevolgen van de inzet van het stroomstootwapen. Dat geldt zeker voor kwetsbare mensen die direct daarna naar een ggz-instelling zijn gebracht of daar al verbleven. Wel staat in het onderzoek dat het gebruik van tasers „als ingrijpend kan worden ervaren. Het ontbreken van nazorg en informatie na de gebeurtenis lijkt daarnaast gevoelens van angst, wantrouwen en onbegrip te versterken.” Volgens Nivel-onderzoeker Dückers is op het gebied van informatie en nazorg nog winst te behalen: „Dat krijgt niet iedereen, blijkt uit gesprekken met ‘getaserden’.”
Vergelijkingen met de risico’s van andere wapens die de politie gebruikt, zijn lastig; er is geen onderzoek gedaan naar de medische gevolgen van bijvoorbeeld wapenstok of pepperspray. Marjolein Smit van de politie wijst erop dat wapenstokken „harde dingen” zijn en meer kans op letsel geven. Pepperspray heeft voor de politie het nadeel dat het niet binnen gebruikt kan worden, niet als het hard waait, en dat een kwart van de mensen er minder gevoelig voor is.
Lees ook
‘Leg het wapen neer, of ik ga stroom gebruiken. Dat wilt u niet’