Socioloog Hartmut Rosa: ‘De voortrazende burger wordt in onze democatie steeds agressiever. Religie kan helpen.’

Het is het einde van het jaar, buiten is het koud en Hartmut Rosa (1965) kan de kerk niet in. De deur zit op slot. Aanleiding voor het gesprek, juist op die plek aan het Amsterdamse Spui, is een lezing die Rosa vlakbij houdt over een recent essay van zijn hand, getiteld Democratie vraagt om religie. Hierin schrijft hij over een belangrijk uitgangspunt in het christendom: dat de mens zich niet in een stil universum bevindt. We kunnen ‘geroepen’ worden, door iets buiten ons, waardoor we voelen dat we deel uitmaken van een groter geheel.

Nadat we ergens een warm onderkomen hebben gevonden, vraag ik Rosa waarom je je als mens dan toch soms zo verloren kunt voelen. Niet weten waarom je er bent, dat hoort toch ook bij de mens? Hij knikt instemmend. „Ik noem dat ‘het woestijn-moment’. Zo’n moment dat je verlangt naar een antwoord, maar weet dat het niet komt.” Maar, zegt Hartmut, dit is niet de enige ervaring die we kunnen hebben. „De romantische dichter Joseph von Eichendorff schreef een kerstgedicht over iemand die alleen in het donker door de verlichte straten loopt en in zijn eentje buiten de stadsmuren geraakt, volledig alleen is en dan naar de hemel opkijkt.” Hartmut mompelt even en declameert:

Hehres Glänzen, heil’ges Schauern!

Wie so weit und still die Welt!

Sterne hoch die Kreise schlingen,

Aus des Schneees Einsamkeit

Steigt’s wie wunderbares Singen –

O du gnadenreiche Zeit!

Hij moet erom lachen, jaren zit zo’n gedicht in zijn brein opgesloten en nu rolt het er in een keer uit. Maar waarom komt hij juist hierop? „De persoon die hier alleen staat met de sterrenhemel boven zich, hoort ineens een wonderbaarlijk zingen dat ergens opstijgt. Ik noem dat ‘de oase-ervaring’: je wordt geraakt, je gaat open.” Hartmut noemt dat een ‘resonantie-moment’ – iets of iemand bereikt en roept je en zorgt ervoor dat je in verbinding raakt. „Zoiets kan ontstaan als je muziek hoort, wanneer je in de bergen staat, maar ook als je verliefd bent, dan is er soms ook ineens die stem van buitenaf die roept.”

De menselijke ervaring ligt volgens Rosa dan ook tussen het oase- en het woestijn-gevoel in: „Het kan een diepgaande existentiële ervaring zijn wanneer je helemaal op jezelf bent aangewezen, maar als je alleen dat gelooft, dan bestaat het leven uiteindelijk alleen maar uit strijd en overleven. We moeten ons ook kunnen verbinden.”

Dat laatste is al jaren een belangrijk punt voor Rosa. Niet alleen in zijn laatste essay, maar ook in zijn boeken Onbeschikbaarheid (2022) en Leven in tijden van versnelling (2016) wijst hij erop dat we niet alleen in een moderne maatschappij kunnen leven waarin alles technisch controleerbaar, wetenschappelijk kenbaar of politiek beheersbaar is gemaakt. Zo’n onttoverde wereld staat volgens hem op gespannen voet met ons verlangen om dingen in het leven ‘gewoon te laten gebeuren’ en er creatief of spontaan op te reageren. Een volledig geplande wereld is volgens Hartmut ‘een dode wereld’. En niet alleen dat, inmiddels zijn we in een toestand terechtgekomen van, wat hij noemt, ‘razende stilstand’. In de huidige samenleving worden we, in onze hang naar groei, almaar voortgedreven, moeten we telkens meer produceren en innoveren. „Stilstaan bij de dingen om ons heen, daar gunnen we ons geen tijd voor.”


Lees ook
De mens wil alles begrijpen, maar daardoor gaat iets fundamenteels verloren

De Olkiluoto opslagplaats voor nucleair afval in Finland.

Wat is het gevolg van die almaar voortrazende houding?

„Dat de burger een agressieve basishouding tegenover de wereld heeft ontwikkeld. Elk jaar moeten mensen meer voor elkaar zien te krijgen. De gevolgen daarvan zie je terug op drie niveaus. We zijn agressief tegenover de natuur met onze industrieën en grondstoffen die we aan de aarde onttrekken. Maar we zijn ook agressief tegenover andere mensen. De politieke cultuur verandert overal: de ander wordt niet meer beschouwd als gesprekspartner, maar als een idioot of als een vijand die het zwijgen moet worden opgelegd. Denk aan pro- versus antivaxers, aan ‘Brexiteers’ versus ‘Remainers’. Die agressie vind je ook terug op microniveau, in de manier waarop we met onszelf omgaan. Onze to-do-lijstjes lopen over, met burn-out als gevolg. Er is dus sprake van agressie tegen de natuur, tegen anderen, tegen onszelf.”

Was er niet altijd al sprake van tijdperken vol groei en versnelling?

„Samenlevingen zijn nooit statisch geweest. Veranderingen gaan meestal gepaard met versnelling en groei. Maar het huidige probleem is de eindeloze nadruk op vóórtdurende groei. Onze samenlevingen moeten steeds meer energie verbruiken om het bestaande in stand te houden. Als de Nederlandse economie het dit jaar heel goed doet, moet men er in het volgend jaar aan voorbijgaan.”

Ligt de oorzaak bij het kapitalisme?

„Ik geef heus niet alleen het kapitalisme de schuld van de huidige crisis. Het kapitalistisch systeem heeft ons vele kansen en middelen gebracht. Maar inherent aan dit systeem is de idee dat economische activiteit pas begint wanneer de kans op groei aanwezig is. Wanneer McDonalds een filiaal opent, is dat met het vooruitzicht dat de zaak meer geld gaat opleveren dan erin is gestoken. Dat zit ingebakken in het economische systeem. Wanneer een samenleving op die manier permanent gedwongen wordt om te groeien en te versnellen, raakt het op een gegeven moment in de overdrive.”

Geldt dit alleen op voor economische verhoudingen?

„Nee. Deze instelling gaat op voor de gehele moderne samenleving. Neem de moderne wetenschap. Ook daar is het uitgangspunt dat de mensheid moet komen waar nog nooit niemand eerder was. Het idee erachter is dat met die wetenschappelijke vooruitgang ook onze onwetendheid zal verdwijnen. Terwijl burgers, vreemd genoeg, met al die toegenomen kennis juist onzekerder zijn geworden. We weten bijvoorbeeld veel over het verband tussen gezondheid en voeding, maar nog nooit is er zo veel onzekerheid geweest over wat we wel en niet kunnen eten. Burgers zijn niet langer in staat het goede leven te herkennen of een succesvolle omgang met de wereld te vinden.”

En om dat terug te vinden hebben we de kerk weer nodig?

„Religie kan helpen. De burger moet zich weer kunnen laten aanspreken. Ken je het Duitse woord Aufhören? Ik vind dat zo mooi. Aan de ene kant betekent het ‘stoppen’, tot stilstand komen. Tegelijkertijd betekent het ook dat ik naar iets buiten mijzelf begin te luisteren, dat ik in staat ben om me door iets te laten roepen. Ik wil niet zeggen dat het om God of Jezus gaat, ik ben geen theoloog, maar wel dat je in staat bent om aangesproken te worden, door iets dat buiten jezelf ligt. Veel mensen ervaren dat bijvoorbeeld via de muziek, dat heeft de kracht voor zo’n ervaring.”

Waarom hebben we daar nu juist de kerk voor nodig?

„Of je nu gelovig bent of niet, loop een kerk binnen en je stapt bijna onmiddellijk uit die agressie-modus. Er is daarbinnen niets waar je die agressie op kunt richten. Er is namelijk niets te doen. Religie biedt die ruimte van oudsher. Het helpt ons eraan te herinneren dat er een andere houding tegenover de wereld mogelijk is. Een houding waardoor je even niet meer bezig bent met zaken die je wilt bereiken of beheersen. Ik denk dat het ons terugbrengt tot waar we het eerder over hadden: dat het je weer doet beseffen dat er een relatie is tussen de grote, omvattende werkelijkheid, de kosmos, en ons innerlijk, onze bestemming.”

Pleit u dus voor een terugkeer naar het geloof?

„Nee. Sociologen zijn misschien wel de meest atheïstische mensen die je ooit zult tegenkomen. Ik houd me bezig met de vraag wat voor een verhouding er met de wereld kan ontstaan via religieuze praktijken. Hoe voelt het wanneer de grondslag van het bestaan niet ligt in een vijandig of onverschillig universum? Dat is volgens mij de kern van religieus denken; je ziet dat daar rituelen en praktijken voor zijn ontwikkeld in de monotheïstische godsdiensten, maar ook in het hindoeïsme en het boeddhisme. En je kunt het terugvinden in esoterische of in New Age-bewegingen. Mensen voelen de kracht van stenen, ervaren de helende werking van bloemen, raadplegen de sterren. Allemaal manieren om onze innerlijke bestemming te verbinden met een allesomvattende werkelijkheid.”

Maar het gevoel deel uit te maken van iets groters, zou dat niet ook kunnen opgaan voor bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd?

„Nou, bij voetbal denk je toch al snel in termen van ‘wij’ tegen ‘zij’. Ik denk niet dat voetbal ervoor kan zorgen dat je je aangesproken voelt door iets buiten jezelf, zoiets vind je toch eerder in de muziek. Je hoort vaak dat er in iemand, bij het horen van een aria of een solo, echt iets gebeurt, dat een soort ultieme realiteit wordt aangeraakt.”

Maar als men in een vol stadion met zijn allen hetzelfde lied zingt, gebeurt er dan niet ook iets dat het individu overstijgt?

„Ja, dat kan misschien ook zorgen voor de ervaring van een kracht die sterker is dan jijzelf. Zou voetbal dat kunnen? Hmmm… Ik zou zeggen van niet, maar inderdaad, ik heb recent ook geschreven over de intense werking die Heavy Metal kan hebben.”

Terug naar uw boek: hoe kan religie de democratie versterken?

„Democratie werkt niet in de agressie-modus. Politiek gaat niet zozeer over wie de macht heeft maar over het vormgeven van de wereld waarin we leven. In onze democratie kan iedereen deelnemen. Dat is althans de bedoeling. Dat vereist dus dat iedereen een stem heeft en dat ook iedereen oren heeft om de stemmen van anderen te kunnen horen. En zelfs een luisterend hart.

„Dat vermogen, ons te laten aanspreken, moeten we weer ontwikkelen. Het is wat ik noem een republikeinse opvatting van democratie: dat je elkaar niet als tegenstanders ziet, maar als burgers die elkaar iets te zeggen hebben. Ik wil luisteren naar jou, maar er ook zeker van zijn dat ik gehoord word. Alleen zo is een wezenlijke transformatie mogelijk. Dat betekent ook dat we ons kwetsbaar durven op te stellen. En dat is riskant in een maatschappij die gebaseerd is op concurrentie en het streven naar groei.”

Veel mensen hebben inmiddels het geloof afgezworen. Hoe gaan we dan leren om naar elkaar te luisteren?

„Om resonantie te bevorderen, hebben we sociale ruimtes nodig. We moeten kijken hoe we op een andere manier met elkaar in gesprek kunnen gaan.

„In Duitsland bestaan Erzählcafés, plekken waar mensen elkaar hun verhaal vertellen en echt luisteren. En we zouden scholen tot sferen van resonantie kunnen maken. Want wat is eigenlijk het doel van onderwijs? In ieder geval niet het verwerven van vaardigheden die je kunt meten en vergelijken. Gaat het er niet om kinderen vooral te inspireren? Of het nu gaat om biologie, natuurkunde of maatschappijleer of muziek. Of neem de poëzie. In een les hoef je niet uit te leggen uit welke periode zo’n gedicht stamt of hoe het is opgebouwd. Het gaat er uiteindelijk om hoe dat gedicht tot jou spreekt.”



Leeslijst