Skeletten van slag bij Waterloo gevonden in dozen op zolder

Geschiedenis Er zijn tien skeletten opgedoken van soldaten die sneuvelden tijdens de slag bij Waterloo in 1815. Van de rest is suiker gemaakt.

Na vier decennia op een Belgische zolder kwam deze doos met het skelet van een Pruisische soldaat boven water.
Na vier decennia op een Belgische zolder kwam deze doos met het skelet van een Pruisische soldaat boven water.

Foto Robin Schäfer

Heeft u misschien interesse in de twee dozen skeletten die hier in de buurt op zolder liggen? Als je als historicus ergens een praatje houdt, komen er regelmatig verrassende vragen uit het publiek, maar een aanbod om een verzameling botten en schedels te bekijken, is toch wel uniek. Het overkwam de Belgische historicus Bernard Wilkin toen hij eind vorig jaar een lezing hield nabij Waterloo. Zijn onderwerp: wat is er gebeurd met de resten van de twintigduizend soldaten die hier op 18 juni 1815 sneuvelden tijdens de laatste veldslag van de Franse keizer Napoleon Bonaparte?

Wilkin had daarover samen met zijn Duitse collega Robin Schäfer een theorie ontwikkeld – de botten zouden zijn gebruikt in de suikerindustrie – maar dat gold dus kennelijk niet voor alle skeletten, want na de eerste melding op die lezing kwamen er bij nog meer mensen lijken uit de kast vallen – letterlijk. Dinsdag maakten Wilkin en Schäfer bekend dat ze in totaal de stoffelijke resten van tien soldaten hebben opgespoord: zes Britten en (waarschijnlijk) vier Pruisen.

Schedel van een in 1815 gesneuvelde soldaat. Duidelijk te zien is de schade aan de bovenkaak als gevolg van de klap met de wapen.
Foto Robin Schäfer

Mest

Bernard Wilkin is archivaris in het Rijksarchief Luik, Schäfer is een historicus die publiceert over de Duitse militaire geschiedenis. Zijn meest recente boek gaat over een Duitse tankcommandant aan het Oostfront, maar hij houdt zich ook al jaren bezig met het lot van de lichamen van militairen die in Europa zijn gesneuveld, vertelt hij over de telefoon. „Het feit dat er van de honderdduizenden slachtoffers van de Napoleontische oorlogen bijna geen resten zijn teruggevonden, fascineert me. Hoe is dat mogelijk?”

Van de botten van Waterloo is wel gezegd dat ze zijn verkocht om als mest te worden gebruikt, maar Schäfer denkt niet dat dit het hele verhaal is. „De belangrijkste bron daarvoor is een artikel in de Times uit 1828, maar dat is het wel zo’n beetje. Terwijl voor onze verklaring meer bewijs te vinden is.”

Dat vermalen botten aangewend werden bij de productie van suiker, was in de negentiende eeuw algemeen bekend, aldus Schäfer. „Beendermeel werd gebruikt om suikerbieten te zuiveren. In principe ging het om de botten van dieren, maar de massagraven van soldaten bleken ook een goede bron.”

De Pruisische aanval op Plancenoit, 18 juni 1815. Schilderij van Adolph Northen.

Er zijn berichten van de politie in Oost-Pruisen uit de jaren 1830 waarin wordt gemeld dat om die reden op het slagveld van Eylau beenderen werden opgegraven, zegt Schäfer. „In een Oostenrijkse krant uit 1880 vond ik een stukje over dit fenomeen. Daarin stond dat wie een kopje koffie dronk, ook atomen van zijn opa binnenkreeg. En in de beroemde Tsjechische roman De lotgevallen van de brave soldaat Švejk (1923) zegt iemand tegen de hoofdpersoon dat hij vast ooit in de suiker zal belanden.”

Schande

In de buurt van Waterloo nam in de jaren 1830 de suikerindustrie een hoge vlucht. Schäfer en consorten vonden in diverse bronnen, voornamelijk kranten, getuigenissen van het openen van massagraven ten behoeve van deze bedrijfstak. De journalisten spraken er schande van, maar dat belemmerde zoetwarenfabrikanten niet de dodenakkers leeg te halen.

Schedel van een soldaat, met sporen van geweld aan de achterkant. Ernaast ligt een Pruisische medaille voor de campagne van 1815.
Foto Robin Schäfer

Vorig jaar augustus maakten de onderzoekers hun bevindingen bekend, met de nodige media-aandacht tot gevolg. En toen Bernard Wilkin twee maanden geleden een lezing hield over het onderwerp, bleek dus dat niet álle gesneuvelden in thee of taart waren beland. Schäfer: „Deze botten waren bij een verbouwing boven de grond gekomen. Op de schedels zijn duidelijk sporen van geweld te zien. Uit onderzoek aan de resten van een leren schoen blijkt dat het hier waarschijnlijk om Pruisische soldaten ging. Dat zou uniek zijn, want er is nog nooit een Pruis op dit slagveld teruggevonden. En dat terwijl hun aankomst bij het gehucht Plancenoit de slag mede beslechtte in het voordeel van de geallieerden.”

Van het ene skelet kwam het andere. Mensen met gewetensbezwaren meldden dat ook zij stoffelijke resten afkomstig van het slagveld in hun bezit hadden. Schäfer: „Dat ging meestal niet om botten die bij toeval waren gevonden, maar door grafrovers boven de grond waren gehaald. Er was één mevrouw die een schedel op de kast had staan die ze als een vriend beschouwde.”

Doos met botten van Britse soldaten die het leven liet op het slagveld van Waterloo.
Foto Dominique Busquet

Uiteindelijk doken op deze manier de overblijfselen van tien mannen op. Dat was het moment waarop Schäfer en Wilkin besloten Dominique Bosquet van het Waalse erfgoedinstituut AWAP erbij te betrekken. Hij bracht de zes Britse skeletten over naar Brussel, waar ze nu verder worden onderzocht. Schäfer: „Deze mannen zullen straks vast netjes ter aarde besteld worden. De Britten zijn goed in de omgang met hun geschiedenis.”

In Duitsland is dat een ander verhaal. Daar is er voor de Napoleontische oorlogen nauwelijks aandacht, zegt Schäfer. „En dat terwijl in deze tijd voor het eerst het idee van het huidige Duitsland vorm kreeg. We willen nu eerst met behulp van dna- en isotopenonderzoek meer weten over waar die Pruisische soldaten vandaan kwamen. Daarna hopen we ergens een stukje grond in de buurt van het slagveld te vinden waar ze begraven kunnen worden. Als het moet, zet ik daar een crowdfundingcampage voor op. Deze mannen hebben recht op een mooie laatste rustplaats.”