‘Sinds de oorlog in Oekraïne wensen mensen mij zelfs succes’, zegt hoogste legerbaas

Generaal Onno Eichelsheim: „We zitten in een existentiële oorlog, een soeverein land wordt aangevallen. Daarom moeten we Oekraïne bijstaan.”


Interview

Onno Eichelsheim Nederland heeft zijn strijdkrachten herontdekt. De hoogste baas wil nog meer betrokkenheid van de samenleving.

Als Onno Eichelsheim (56), de hoogste baas van de krijgsmacht, vroeger in zijn militaire uniform in de trein zat, kreeg hij soms opmerkingen naar zijn hoofd als ‘waarom ben je in dienst?’ en een enkele keer zelfs ‘moordenaar’. Hij vertelt: „Toen Nederlandse militairen in Afghanistan gingen vechten, begon de maatschappelijke waardering voor de krijgsmacht te groeien. Sinds de oorlog in Oekraïne is uitgebroken, wensen burgers mij na publieke optredens zelfs succes.”

Nederland heeft zijn krijgsmacht herontdekt. Met dank aan Nederlandse militairen die nu hun Oekraïense collega’s trainen en aan de militaire goederen die Nederland aan Oekraïne heeft geleverd, zoals scherfvesten en pantserhouwitsers. Intussen staat de teller op een kleine miljard euro aan hulp voor Oekraïne en ligt er nog eens 2,5 miljard klaar.

De krijgsmacht mag na decennia van bezuinigingen ineens 40 procent meer besteden, een historische groei van de begroting. De extra 5 miljard wordt gebruikt voor het inlopen van jaren achterstallig onderhoud, het beter betalen van militairen en vooral het kopen van heel veel spullen. De in 2021 bestelde munitie, drones, F-35-vliegtuigen en terreinwagens zijn het begin van wat hij omschrijft als „bestellen, bestellen, bestellen”.


Lees hier hoe politici de krijgmacht kapot bezuinigden

Hij is nu een kleine twee jaar Commandant der Strijdkrachten (CdS). Geeft leiding aan 66.000 medewerkers, van wie ruim 40.000 militairen, en is de belangrijkste adviseur van minister Kajsa Ollongren (Defensie, D66). Verder is hij steeds meer het gezicht van de krijgsmacht. Hij zat bij actualiteitenprogramma’s en bij Paul de Leeuw. Als eerste CdS voer – en danste – hij deze zomer mee op de defensieboot tijdens de Canal Parade: „Ik heb nog nooit zulke soepele heupen gehad.”

Zijn taak is lastig: 8.000 vacatures, veel materieel is nauwelijks bruikbaar, gebouwen lekken, er is een nijpend gebrek aan zo’n beetje alles. Het herstel vergt vele jaren en er is kritiek op de investeringsplannen. Veel landmacht-militairen vinden dat er te weinig spullen worden gekocht voor een bloedige grondoorlog en te veel voor een oorlog op afstand zoals drones.


Lees hier over de kritiek op de investeringsplannen van defensie

Op het ministerie in Den Haag praat hij er opgewekt over. Hij is net, zoals elke ochtend, bijgepraat over „Oekraïne en de plekken in de wereld waar we zelf actief zijn” en overlegde erna met zijn minister. De inlichtingenpositie is prima, zegt hij. Toen half november een raket in Polen neerkwam, wist hij dat niet eerder dan de internationale media. „Wel dachten we meteen: de raket hoeft niet Russisch te zijn.” Het bleek inderdaad te gaan om een verdwaalde Oekraïense luchtafweerraket: „In onze scenario’s houden we rekening met zulke afzwaaiers.”

Eichelsheim leunt wat achterover en vraagt: „Waar wilt u het over hebben?”

Heeft u er flink aan moeten trekken om de hulp aan Oekraïne erdoor te krijgen?

Kort lachje. „Dat is niet onlogisch. Onze leveringen komen behalve uit afgestoten materiaal, ook uit materiaal dat we zelf nodig hebben. Trainers die Oekraïense militairen trainen, kunnen niet onze mensen opleiden. Monteurs die ervoor zorgen dat het materieel voor Oekraïne in goede staat verkeert, kunnen niet sleutelen aan dat van ons. Dit heeft een grote impact op vooral de landmacht. Het drukt het tempo van de opbouw van onze krijgsmacht. Dat vinden de eenheden niet fijn. Maar ik vind: we zitten in een existentiële oorlog – existentieel omdat die onze waarden en normen bedreigt, nu een soeverein land wordt aangevallen. Daarom moeten we Oekraïne bijstaan.”

Met de aankoop van vliegtuigen en langeafstand-artillerie schuiven we de risico’s van een bloedige grondoorlog op andere landen af, zeggen critici.

„Ben ik het niet mee eens. Ik snap het verwijt, we investeren niet in eigen tanks. We investeren in onze Duits-Nederlandse tankeenheid, met hetzelfde resultaat. Onze brigades en special forces kunnen meevechten in de voorste linie. Straks kunnen we het gevecht langer volhouden, want eenheden krijgen hun eigen logistiek, reserve-onderdelen en medische capaciteit. Dus we lopen wel dit soort risico’s.”

Vliegtuigen of helikopters zitten toch op afstand van het slagveld?

„Een jachtvliegtuig wordt bedreigd door luchtafweer. Helikopters zitten dicht op het gevecht. In Afghanistan moesten we met de Apaches de Taliban onder vuur nemen toen de mensen op de grond hun opdracht vervulden. De Chinook-helikopters moesten mensen eruit gooien en ophalen; werden ook beschoten. Overigens gaat het er niet om of je beschoten wordt.”

Hij leidde in Afghanistan een Apache-eenheid en vloog zelf een gevechtshelikopter tijdens operaties. In Uruzgan bestookten Apaches de Taliban met Hellfire-raketten. In 2007 leidde een actie onder zijn bevel tot een publieke discussie over de vraag of er onder de tientallen uitgeschakelde Taliban-strijders niet onschuldige burgers waren. Toen een journalist navraag deed, toonde hij op zijn laptop twee filmpjes met bewijs dat het bestookte gebouw vol strijders zat.

Waarom koos u voor deze bij militairen weinig gangbare openheid?

„Ik wil altijd uitleggen hoe militairen onder extreme omstandigheden tot een bepaald besluit komen. Om te laten zien dat wij daarbij ook fouten maken, of lang doen over het nemen van een besluit omdat we niet zeker weten of we wel of niet een tegenstander voor ons hebben. En om zo publiek en media duidelijk te maken waarom we ene keer wel en de andere keer niet de trekker overhalen. Dat debat vind ik belangrijk.”

Deze zomer besloot het kabinet Hellfire-raketten te kopen voor de Reaper-drones, die nu alleen verkenningen doen. Mensenrechtenexperts vinden dat over de raketten-inzet debat moet komen.

„Een heel gezonde discussie, al is het maar om te tonen dat deze onbemande vliegtuigen niet autonoom zijn, ze worden bediend door mensen. Als we de raketten gaan inzetten – dat besluit moet nog genomen worden – hoe werkt dit dan? Wat zijn de voorwaarden? Dat debat is ook voor ons van belang. Wat betekent het om op afstand van de operatie dit soort besluiten te nemen?”

Terug uit Bosnië was ik schrikkerig op geluid doordat ik vaak aanslagen met mortieren had meegemaakt

Is dat moeilijk of makkelijker dan van dichtbij?

Aarzelt even. „Ik denk moeilijker. Van een afstand is het lastiger in te schatten hoe groot de bedreiging van een tegenstander in een missiegebied echt is. En er zit ook een menselijke kant aan. Als je een leider van de tegenstander wilt uitschakelen, volg je hem eerst een tijdje met een camera; dan zie je hem met zijn moeder of kinderen. Als je iemand met een Reaper-drone lang observeert, zie je nog veel meer van dat soort beelden. In Afghanistan was ik me ervan bewust dat je in een oorlog iemand uitschakelt die ook vader is of een vader heeft. Dat heb ik ook weleens tegen mijn kinderen gezegd.”

U hebt weleens gezegd dat u na een missie een tijdje nodig had om thuis weer te wennen. Waar zat hem dat in?

„Het waren klassiek-militaire ervaringen, hoor, die na een paar weken voorbij waren. Terug uit Bosnië, was ik schrikkerig op geluid doordat ik vaak mortierinslagen meemaakte. Ik had me aangeleerd niet op gras te lopen, vanwege mogelijke mijnen. En ik rook nog lang de typische, beetje zoetige geur van, denk ik, bruinkool. Bij Afghanistan speelde dat ik eigenlijk niet naar huis wilde, hoeveel ik ook van mijn vrouw en kinderen houd. Ik was daar aan het doen waarvoor ik in de krijgsmacht was gekomen: ik hielp mee om het land en de mensen naar een hoger niveau te brengen. Over de recente ontwikkelingen heb ik een dubbel gevoel. Enerzijds is het zeer triest dat veel van de bereikte doelen teniet zijn gedaan door de Taliban, zoals de mogelijkheid voor vrouwen om te studeren. Anderzijds heb ik de hoop dat de generatie die vooruitgang heeft gekend, zich inzet voor een betere toekomst.”

Heeft u er een militaire les geleerd?

„Onze munitie raakte op. We moesten raketten lenen van de buren, vooral Amerikanen. Dat kon, doordat de systemen uitwisselbaar waren. Die les zijn we door Oekraïne nog meer gaan trekken. De Duitse en Nederlandse pantserhouwitsers zijn in principe hetzelfde, maar hebben verschillende softwaresystemen. Onze computer begreep de Duitse munitie niet en andersom. Lastig voor de Oekraïense gebruikers. Dat hebben we opgelost door dezelfde computer te bouwen.

„Sinds ‘Oekraïne’ proberen landen hun aankopen meer op elkaar af te stemmen. De Duitsers hebben dezelfde Chinook gekocht. Duitsland en Nederland gaan hetzelfde voertuig kopen voor de luchtmobiele brigades. Misschien kunnen landen in Europa ook meer zelf produceren. We zijn erg afhankelijk van productie elders in de wereld [zoals van raketten]. Als die stagneert, wordt oorlog voeren ingewikkeld. Dus moeten we om tafel gaan om in Nederland het staatsnoodrecht op te frissen voor het geval de productie zo achterblijft dat dit ten koste gaat van de veiligheid.”

Het staatsnoodrecht is de verzamelnaam voor de wettelijke mogelijkheden van de staat onder uitzonderlijke omstandigheden uitzonderlijke maatregelen te nemen – bijvoorbeeld om een defensiebedrijf te dwingen meer te produceren. „We moeten nadenken of en wanneer we zoiets doen.” Tegelijkertijd kunnen defensiebedrijven volgens hem alleen investeren in extra productiecapaciteit als de overheid langlopende afnamecontracten sluit. En als financiële instellingen geld beschikbaar stellen. „Veel pensioenfondsen en verzekeraars verkopen de defensie-industrie ‘nee’. Defensie probeert nu in gesprekken een ‘ja’ te creëren. Veiligheid is van ons allemaal.”

Wat betekent dat precies?

„Oorlogvoering is niet alleen een defensietaak. In Oekraïne spelen veel civiele partijen een krachtige rol, voor de stroomvoorziening, communicatienetwerken, het voedsel en het moreel van de samenleving. Het borgen van veiligheid is een gezamenlijke opdracht. Ik wil dat ook in Nederland de samenleving zich daarvan bewust is.”

Hoe krijg je dat voor elkaar?

„Door het aantal reservisten te verdubbelen tot 20.000. Door samenwerkingsafspraken met ziekenhuizen en bedrijven in de bouw, de ict en de logistiek. Door burgers voor te bereiden op noodsituaties: zorg voor noodpakketten, heb je telefoonnummers op orde. Door over de krijgsmacht te vertellen op hogescholen en universiteiten, of op middelbare scholen tijdens lessen maatschappijleer.”


Lees hier over de plannen om meer vrouwen in de krijgsmacht te krijgen

Tegelijkertijd probeert Defensie al jaren het personeelsbestand een betere afspiegeling van de samenleving te laten zijn. Nu is een op de tien militairen vrouw, in 2030 moet dat drie op de tien zijn. Defensie zoekt ook meer mensen met een migratie-achtergrond en uit de lhbti-gemeenschap, maar heeft geen streefcijfers. Door mee te varen bij de Canal Pride wilde hij de lhbti’ers op de boot naar eigen zeggen tonen: „Jullie zijn integraal onderdeel van de krijgsmacht.”

Hoe gaat het met de werving van vrouwen?

„Er komen best veel vrouwen binnen hoor. We hebben gelukkig meer aanmeldingen gekregen na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne: 40 procent van de nieuwe aanmeldingen komt van vrouwen. Helaas verliezen we vrouwen als ze 30, 35 jaar zijn en er kinderen komen. We hebben genoeg voorzieningen voor ouders, zoals de mogelijkheid om in deeltijd te werken, maar dat moeten we beter duidelijk maken.”

Is het vullen van vacatures uw grootste zorg?

„Mijn grootste zorg is inderdaad mijn eigen personeel. Dat we genoeg nieuwe mensen werven, maar ook dat de mensen die bij ons werken het volhouden. Onze mensen zijn ongelooflijk trots als ze zien wat onze trainingen van Oekraïners en onze spullen voor de oorlog voor resultaat opleveren. Maar terwijl ze dat doen voor Oekraïne, moeten ze ook de krijgsmacht naar een hogere gereedheid brengen. Dat doen ze zo loyaal, dat ik moet zorgen dat ze zich niet kapot werken.”