Sinds Bachmoet heeft hij niets meer gezien. Maar zijn hoofd zit nog vol beelden

Andrii Efimov verloor een oog bij de strijd om Bachmoet.


Foto Kostyantyn Chernichkin

Reportage In de ziekenhuizen en behandelcentra van Oekraïne blijkt niet alleen hoe verwoestend de oorlog is, maar ook hoe zwaar de toekomst zal zijn. „Ik herinner me de warmte van de explosie, en het verdriet toen ik viel.”

Eigenlijk ging het de hele dag best goed, zegt de Oekraïense militair Andrii Efimov (26). Eind januari was hij op 120 meter van de vijand gelegerd, in Bachmoet. Ze vochten de hele dag vanuit de loopgraven, en wisten stand te houden. „Toen begon het te schemeren.”

Efimov beschrijft de situatie: zijn groep stond op het punt om afgelost te worden, een pantserwagen was al onderweg, maar ineens begon een Russische luchtaanval. „Een wind stak op, overal werd het heet, er vielen gewonden. En doden. Iemand werd aan stukken gereten. Gruis en puin schoot tegen mijn benen en in mijn gezicht. Ik viel op de grond. Op mijn buik kroop ik naar de bosjes. Het begon te branden. Iemand sleepte me weg.”

De nu al maandenlang bevochten stad Bachmoet geldt als het gruwelijkste strijdtoneel van de oorlog in Oekraïne. De Russen zijn er op gebrand daar een overwinning te behalen en voeren niet-aflatende aanvalsgolven uit. Dagelijks zouden er honderden doden vallen. De compleet aan puin geschoten stad leek de afgelopen weken al meermaals verloren. De Oekraïners zitten in het defensief, overwegen een tactische terugtrekking, maar houden vooralsnog stand.

Andrii Efimov ligt inmiddels in het ziekenhuis. Terwijl hij vertelt, houdt zijn vrouw Alesja (20) zijn handen stevig vast. Zijn rechteroogkas is leeg. Zijn linkeroog ziet niets meer, al heeft Efimov een nog door de arts ingegeven hoop dat zijn zicht weer terugkomt. Zijn mondhoeken zijn een dikke centimeter ingescheurd. Voorhoofd en wangen zijn bedekt met een dik wit schuim, tegen brandwonden. Aan het rondvliegende puin heeft Efimov overal op zijn lichaam kleine wonden overgehouden. „Ik herinner me de warmte van de explosie, en het verdriet toen ik viel.”

Hoewel het brandpunt van de oorlog al maanden rond kleine, nagenoeg verlaten steden ligt als Bachmoet en Adviivka, resoneren de effecten van de bommen die daar vallen door heel Oekraïne. Het front is niet zomaar een lijn op de kaart, zei president Volodymyr Zelensky woensdagavond in een toespraak. „Het front bestaat uit mensen.” In het Feofanija-ziekenhuis, in de bossen buiten Kyiv, wordt niet alleen duidelijk hoe verwoestend deze oorlog is, hier en nu, maar ook hoe zwaar de toekomst zal zijn. Oekraïne krijgt te maken met een grote groep mannen met zware handicaps en grote trauma’s.

Complexe verwondingen

Vitali Soebbotin (47) is chirurg in het Feofanija. In de Sovjettijd was dit een ziekenhuis waar partijbonzen naartoe gingen om in een rustige, lommerrijke omgeving verzorgd te worden. De afgelopen jaren was het de plek waar de gegoede Oekraïners terechtkwamen. Nu is het zaterdag, maar weekenden heeft Soebbotin allang niet meer. Het Feofanija ligt, net als veel andere ziekenhuizen, vol gewonde militairen die intensieve zorg nodig hebben.

De loopgraven, de modder, de wreedheid: de oorlog in Oekraïne wordt vaak vergeleken met de wereldoorlogen uit de 20ste eeuw. Maar de verwondingen zijn anders, vertelt Soebbotin. In de Tweede Wereldoorlog zag je volgens hem vooral veel schotwonden. „Nu zijn het verwondingen van explosieven. Dan krijg je een combinatie van meerdere factoren”, zegt de chirurg. „Je hebt de fragmenten die rondvliegen en schade aanrichten. Maar er is ook een schokgolf die letsel veroorzaakt. Dat kan ook hersenbeschadiging zijn.”

„Het is pijnlijk voor de familie als een militair eigenlijk alleen maar wil genezen zodat hij terug kan naar het front.”

Bijna driekwart van de patiënten die binnenkomt van het front heeft zware, gecombineerde verwondingen. Soebbotins ‘behandelbijbel’ is een medisch handboek dat de Amerikanen schreven over hun ervaringen „in de woestijn” – met name in Irak en Afghanistan. „Zij hebben zeer goede statistieken over hoe je hulp kunt bieden.”

Inmiddels pionieren de Oekraïners zelf ook. „Ons grootste probleem op dit moment zijn infecties”, zegt Soebbotin. „We zien patiënten met infecties waar bijna geen enkel antibioticum tegen werkt.” Hij laat een lijst zien met de beschikbare antibiotica, en wijst één middel aan. „We kwamen erachter dat eigenlijk alleen dit middel werkt. Daarom is daar nu een tekort aan.”

Dus moet de chirurg wonden eindeloos opnieuw openmaken en met de hand desinfecteren. „Een kolossaal werk.” En bovendien zo pijnlijk, dat het onder narcose moet gebeuren. Met buitenlandse collega’s wordt nu geëxperimenteerd met de aanleg van probiotische preparaten op wonden, die de patiënt moeten helpen om infecties zelf af te slaan. „We boeken hier goeie resultaten mee”, zegt Soebbotin.

Vitali Soebbotin aan het werk in het Feofanija-ziekenhuis bij Kyiv. Hij ziet veel verwondingen afkomstig van explosieven. Foto Kostyantyn Chernichkin

Bijna driekwart van de patiënten die binnenkomt van het front heeft zware, gecombineerde verwondingen, vaak van explosieven. Foto Kostyantyn Chernichkin

Onder druk van de grote vraag naar pijnstillers heeft Kyiv afgelopen jaar versneld het gebruik van medicinale wiet mogelijk gemaakt. In de kamer van Feofanija’s hoofdarts staan dozen met allerlei THC-sprays en pleisters. Oekraïne is niet alleen een militair slagveld, het is inmiddels ook een medisch laboratorium.

Op de gang van het ziekenhuis zit een andere Andrii – een populaire voornaam in Oekraïne. Hij zit in een rolstoel. Staalblauwe ogen, een wilde baard, opgeschoren haar, knotje op het hoofd. Vanwege zijn positie als inlichtingenofficier mag Andrii (38) niet met zijn achternaam in de krant, maar hij wil wel vertellen hoe hij zijn rechterbeen kwijtraakte. In Bachmoet, op 16 januari. „Ik was geraakt door kogels en lag al op de grond toen ik een van de jongens ‘granaat!’ hoorde roepen. Om de anderen te beschermen ben ik op die granaat gedoken.” Hij klemde de granaat naar eigen zeggen tussen zijn onderbenen.

Als een militair een ledemaat niet al direct tijdens een explosie kwijtraakt, is de kans groot dat hij het verliest bij een ‘stabilisatiepunt’, een medische hulppost dicht bij het front. In het ziekenhuis zelf worden relatief weinig amputaties uitgevoerd. Daar zijn ze vooral bezig met het rédden van benen. Chirurg Soebbotin heeft sinds het begin van de oorlog ‘maar’ drie amputaties uitgevoerd. „In Europa snappen ze dat niet”, zegt hij. „Daar vinden ze het makkelijker om een amputatie te doen en dan na een maand een prothese aan te meten. Bij jullie is de chirurg het duurste in het ziekenhuis. Maar bij ons is het andersom. We hebben genoeg chirurgen om het werk te doen, maar aan prothesen komen is veel lastiger en duurder. Daarom gaan we tot het uiterste om ledematen te redden.” De hoofdarts licht toe dat het maandsalaris van een Oekraïense chirurg omgerekend zo’n 500 euro is.

De 38-jarige Andrii raakte zijn been vrijwel meteen kwijt toen de granaat ontplofte. Zijn rolstoel, een gift van een Nederlandse hulpverlener, kan hij besturen met een klein pookje. Hij is vastbesloten om weer te lopen. Of zoals hij het zegt: „Het belangrijkste is dat ik weer op mijn benen kom te staan.”

Toen hij gewond was werd hij in coma naar Dnipro gebracht, een grote stad vlak bij het front in het oosten van Oekraïne. „Daar prikten ze adrenaline in mijn hart. Toen ik wakker werd vroeg ik hoelang ik nodig heb om te herstellen. Ze zeiden zes maanden. Ik zei: ik doe het in drie. En daarna ga ik weer terug.”

In Oekraïne zijn zo’n veertig prothesemakers actief. De protheses worden door de Oekraïense staat betaald. Foto Kostyantyn Chernichkin

Beenprotheses

In het beenprothese- en rehabilitatiecentrum ‘Bez obmezjen’ (Zonder beperkingen), in het zuiden van Kyiv, kijken ze niet op van dit soort verhalen. „70 procent van de mannen die hier komt voor een prothese wil weer terug naar het front”, zegt directeur Andrii Ovtsjarenko. Hoe hij er zelf over denkt? Ovtsjarenko twijfelt even. „Ik vind dat ze wel genoeg hebben gedaan als ze hun been zijn kwijtgeraakt.”

In Oekraïne zijn zo’n veertig prothesemakers actief. Ovtsjarenko: „Vroeger concurreerden we met elkaar. Nu zijn de wachtlijsten zo gegroeid dat we samenwerken om te zorgen dat de patiënt zo snel mogelijk geholpen kan worden.”

De protheses worden door de Oekraïense staat betaald. Het centrum Zonder beperkingen werkt met in de VS gemaakte kunstgewrichten. Het aanmeten van de prothese wordt ter plaatse gedaan. De geamputeerden leren opnieuw lopen in twee oefenkamers. Daar zitten vooral mannen, veel in camouflagekloffie. Er is ook een vrouwelijke patiënt, maar zij verloor haar been na een auto-ongeluk. Niet door de oorlog.

De roodharige Vadim verloor zijn rechterbeen tot boven de knie bij Balakleja, een stad in het oosten van de regio Charkiv, tijdens het succesvolle Oekraïense tegenoffensief in september vorig jaar. „Een drone had ons gespot. Daarna was het stil, en ineens boem”, zegt Vadim droogjes. Het been was hij meteen kwijt. Een tourniquet, een knelverband, redde zijn leven.

Vadim is de enige in de ruimte die hardop zegt niet terug te willen naar het front. Hij slaat zijn ogen schuchter neer. „Je hebt van die mensen die teruggaan. Maar mijn dochtertje werd geboren op 29 december. Ik oefen om weer gewoon te lopen.”

In het Feofanija-ziekenhuis worden relatief weinig amputaties uitgevoerd. Daar zijn ze vooral bezig met het rédden van benen, en protheses zijn relatief duur. Foto Kostyantyn Chernichkin

De geamputeerden leren opnieuw lopen in twee oefenkamers. Foto Kostyantyn Chernichkin

Het centrum Zonder beperkingen werkt met in de VS gemaakte kunstgewrichten. Foto Kostyantyn Chernichkin

Schaarser goed

Het verlangen terug te gaan naar de strijd heeft meerdere redenen. Sommige soldaten zeggen: al mijn vrienden zijn daar nog, en hen wil ik niet in de steek laten. Anderen begrijpen dat het gevaar van de Russen nog niet geweken is, en dat militairen, of eigenlijk: mannen, voor Oekraïne (44 miljoen inwoners) een schaarser goed zijn dan voor Rusland (143 miljoen inwoners).

Soms is er iets anders aan de hand. „Je ziet dan dat iemand na de loopgraven in de oorlog niet meer kan wennen aan het gewone leven”, zegt arts-psycholoog Anna Antofijtsjoek. Ze leidt een team van meer dan tien psychologen en psychiaters die gewonde soldaten begeleiden in het Feofanija-ziekenhuis.

Antofijtsjoek schat dat 10 tot 20 procent van de soldaten last heeft van een posttraumatische stress-stoornis (ptss). Zij hebben bij terugkomst vaak moeite om met familie te praten, terwijl die juist halsreikend hebben uitgekeken naar hun terugkomst. „Alles wat de mensen thuis zeggen, lijkt dan onbelangrijk in vergelijking met wat hen is overkomen”, zegt Antofijtsjoek. „Nog pijnlijker is het voor de familie als zo’n militair eigenlijk alleen maar wil genezen zodat hij terug kan naar het front.”

„Na de overwinning zal het nooit meer hetzelfde zijn als voor de oorlog.”

Ptss is goed te behandelen mits behandeling tijdig begint, zegt psycholoog Antofijtsjoek. Dat neemt niet weg dat het ernstig ondermijnend kan zijn. „Dat iemand zich bij ieder hard geluid laat vallen, zoals hij in de loopgraaf dekking moest zoeken. Of dat iemand constant vast blijft zitten in bepaalde gedachte of beelden. Slaapstoornissen zijn ook in extreme mate aanwezig”, zegt Antofijtsjoek.

Hoewel de jonge Andrii Efimov sinds Bachmoet niets meer heeft gezien, zit zijn hoofd nog vol beelden. Hij kan ieder lijk dat hij zag voor zijn geestesoog voorbij laten glijden en telt ze hardop. Zijn groep lag dicht bij de Russen, en daar ruimt niemand de lichamen op, zegt hij. „Het engste was dat in de loopgraven lijken en ingewanden lagen van die klootzakken. Je moest eroverheen lopen. Het was walgelijk. Overal lagen die stinkende flikkers.”

Inlichtingenofficier Andrii heeft soortgelijke gruwelijke herinneringen. „De Russen liepen daar recht over de lijken van hun eigen jongens. Echt verschrikkelijk. Ik zag zelfs hoe hun officier zijn eigen mannen doodschoot. Dan raakten wij ze met artillerie en daarna trok de officier de gewonden uit hun schuilplaats en maakte het af. Ik zag het met mijn eigen ogen, op 300, 350 meter bij me vandaan.”

De terugkeer van de militairen in de samenleving zal zwaar zijn, zegt psycholoog Antonfijtsjoek. „Na de overwinning zal het nooit meer hetzelfde zijn als voor de oorlog.”