Iemand nodigde me uit om naar Sicilië te reizen, een aanlokkelijk aanbod dat ik helaas om verschillende redenen moest afslaan. Maar het zaadje was geplant. Sicilië. Per favore! Kort daarop dronk ik een biertje met onze Youp – u kent hem vast wel van de achterpagina van deze krant – die regelmatig op dit eiland uithangt en mijn verlangen ernaar nog verder aanwakkerde met mooie verhalen. En bedankt, Youpie. Toen ik vervolgens op Netflix naar de serie Ripley keek, die zich deels in Palermo afspeelt, was ik nauwelijks nog te houden. Sicilië riep mij. Ik ben er veel te lang niet geweest. Maar er moest een boek en een verbouwing af en ik had simpelweg niente tijd.
Ik begon te lijden aan visioenen. Schalen met gefrituurde zeevruchten. Borden vol pasta met wilde venkel en sardientjes. Krokante kikkererwtenbeignets nog kokendheet van het vet. Ze trokken aan mijn geestesoog voorbij als relikwieën tijdens een processie en ik kon niets anders doen dan hunkerend toekijken. Gestoofd konijn met rozemarijn en inktzwarte olijven. Gepaneerde zwaardvis. Mosselen gegratineerd met broodkruim. Ik kreunde. Ik kneep mijn ogen stijf dicht om die verdraaide verleidingen niet langer te hoeven zien, maar tevergeefs. Deze kwelgeest had mij nu gevonden – het gedroomde slachtoffer, want hongerig en ernstig toe aan vakantie – en gaf nog niet op.
Granita van amandelen met versgebakken brioche. Knapperige cannoli gevuld met ricotta en pistachenootjes. Ik wilde het allemaal pronto en begon al bang te worden dat ik uit wanhoop mijn toch al uit mijn mond hangende tong langs een lantaarnpaal zou laten glijden of zoiets toen ik een cassata de hoek om zag komen. Nu zou het dan toch echt bijna voorbij zijn. De klassieke Siciliaanse taart van lagen cake en ricottaroom, bekleed met felgroene marsepein en versierd met minstens zo felgekleurd gekonfijt fruit moest wel het einde van de processie en dus hopelijk van deze tantaluskwelling inluiden. Wie een stuk cassata eet, kan daarna immers minimaal een etmaal niets meer eten of ook maar aan eten denken. Opgelucht haalde ik adem. Terug naar de realiteit. Mijn boek. De verbouwing.
Zo ongeveer op dat moment viel De keuken van Sicilië van Fabrizia Lanza op mijn digitale deurmat. Lanza is de dochter van Anna Tasca Lanza, die in 1989 een naar haarzelf genoemde kookschool oprichtte op het wijngoed van haar familie in Vallelunga Pratameno. De Lanza’s behoren tot de oude aristocratie van Sicilië en vormden al in de vijftiende eeuw een belangrijke politieke en economische machtsfactor op het eiland. Fabrizia nam vijftien jaar geleden de leiding over van de inmiddels zeer befaamde kookschool. Als iemand verstand heeft van de Siciliaanse keuken is zij het dus.
En kijk aan, alle gerechten die ik in mijn fantoomprocessie voorbij had zien komen staan ook in haar boek. Van de panelle (die verrukkelijke kikkererwtenbeignets) tot de gratin di cozze (gegratineerde mosselen) en van bucatini con le sarde e finocchietto selvatico (pasta met sardines) tot en met een heuse cassata. In plaats van mijn eerste impuls te volgen en te likken aan de bladzijden, besloot ik dat ik, als ik dan niet naar Sicilië kon, op z’n minst toch een uurtje vrijaf mocht nemen van mijn drukke schema om iets uit dit boek te maken. En zo geschiedde.