N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Oliewinning Shell wil zijn ‘onshore’ bezittingen in Nigeria verkopen, maar de Nigeriaanse rechter heeft dat vooralsnog verboden. Wat betekent het vertrek van Shell voor de Nigerdelta? „Als we niet opletten, blijven wij met de olievervuiling zitten.”
Het was toenmalig bestuursvoorzitter Ben van Beurden zelf die op de aandeelhoudersvergadering van Shell in 2021 bekendmaakte dat het oliebedrijf zijn bezittingen op het Nigeriaanse vasteland wilde verkopen. „We kunnen de problemen van de gemeenschappen in de Nigerdelta niet oplossen, dat moet de Nigeriaanse regering misschien doen”, zei hij, onder meer doelend op het illegaal aftappen van olie en conflicten die in de Nigerdelta spelen. Waar Shell aan wordt „blootgesteld” zou niet meer passen „bij de risico’s die we willen nemen”.
Nigeria, waar Shell in 1958 voor het eerst olie oppompte, is al ruim zestig jaar een belangrijk land voor het concern. Shell-dochter SPDC runt er een netwerk van 263 oliebronnen en ruim drieduizend kilometer aan pijpleidingen. In 2021 produceerde Shell er dagelijks 480.000 vaten aan ‘olie-equivalent’ – olie en gas, onshore en offshore – wat het concern een winst van 2,3 miljard dollar (2,1 miljard euro) opleverde.
Op het vasteland vormt oliediefstal – ‘bunkering’ – een groot probleem, door het verlies aan inkomsten en het risico op ongelukken en vervuiling, als het misgaat bij het illegaal aftappen. Vorig jaar waren er 75 ‘lekincidenten’ waarbij 100 kilo olie of meer in het milieu terechtkwam, aldus cijfers van Shell. Dat waren er een kwart minder dan in 2021, maar er kwam nog altijd zeker 600.000 kilo ruwe olie in het milieu terecht. In 2023 staat de teller voor het aantal incidenten al op 43, voor de eerste drie maanden van het jaar.
Van die incidenten waren er volgens Shell 66 veroorzaakt door ‘derden’. Shell zegt altijd alle vervuiling op te ruimen, ook als die is veroorzaakt door derden. Maar veel gemeenschappen in de Nigerdelta, vissers en boeren die afhankelijk zijn van schoon viswater en gezonde landbouwgrond, denken daar anders over. Dat blijkt onder meer uit de rechtszaken die de afgelopen decennia tegen het concern zijn begonnen.
Het is dan ook niet vreemd dat Van Beurden de onshorebezittingen van Shell begin 2021 beschreef als een „hoofdpijndossier” van het concern. De verkoop past bovendien goed in de pogingen de uitstoot van broeikasgas terug te dringen, aldus Shell: gas levert bij winning én verbranding immers minder uitstoot op dan olie.
Vijf Nigeriaanse bieders
Het concern ging op zoek naar kopers voor zijn aandeel van 30 procent in de SPDC Joint Venture – niet te verwarren met Shell-dochter SPDC, de ‘operator’ van het netwerk – dat vergunningen voor negentien oliewingebieden (OML’s) bezit in de delta. Het vond ze ook, aldus persbureau Reuters begin vorig jaar: zeker vijf Nigeriaanse oliebedrijven wilden een bod uitbrengen op de onshore-activiteiten van Shell, die volgens Reuters 3 miljard dollar konden opbrengen.
De Nigeriaanse rechter hield de verkoop echter tegen. In november 2020 had een federaal hof SPDC veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 1,8 miljard dollar – een recordbedrag – aan 88 eisers uit Rivers State, de olierijke, met kreken en mangrovewouden dooraderde deelstaat in de Nigerdelta. Reden voor de rechtszaak: olielekken en vervuiling uit 2019.
Shell, dat zich niet aansprakelijk acht omdat derden de olielekken zouden hebben veroorzaakt, ging in beroep. Totdat dit beroep is behandeld, mag het zijn onshore-bezittingen echter niet verkopen, bepaalde de rechter.
„Dat Shell weg wil van het vasteland, heeft niets met vergroening of de oliediefstal te maken. De hoofdredenen zijn de rechtszaken, daar ben ik van overtuigd”, zegt Chima Williams, advocaat en directeur van Environmental Rights Action (ERA), telefonisch vanuit Benin City in Nigeria. De recente hoge schadevergoedingen die Shell opgelegd kreeg in Nigeria (zie inzet), zijn volgens hem een direct gevolg van de uitspraken in 2021 in Nederland en in het Verenigd Koninkrijk, waar de rechters onder meer bepaalden dat de rechtszaken rond het gedrag van de Shell-dochter in Nigeria in het land behandeld kunnen worden waar Shell zijn hoofdkantoor heeft. „Die uitspraken hebben een precedent geschapen dat de rechters in Nigeria beïnvloedt. Ze vertonen nu meer lef dan vroeger.”
Nigeriaanse rechters vertonen meer lef bij de aanpak van multinationals dan Shell
Williams was vanaf het begin betrokken bij de in Den Haag gevoerde – en begin 2021 gewonnen – rechtszaak van vier gedupeerde boeren uit de Nigerdelta. Hij kreeg er de Amerikaanse Goldman Environmental Prize 2022 voor.
Inmiddels maakt hij zich grote zorgen over de plannen van Shell en andere oliemultinationals om hun onshorelicenties te verkopen. Vandaar dat hij een aantal gemeenschappen in de Nigerdelta actief heeft benaderd voor overleg. „Let op, doe onderzoek, hebben we gezegd. Sta niet toe dat iemand zijn oliewinningsrecht in je gebied verkoopt voor hij alle vervuiling heeft opgeruimd. Ook de investeerders riepen we op tot due diligence-onderzoek voor ze Shells bezit aankopen. Anders kunnen ze Shell straks niet aansprakelijk stellen voor nieuw ontdekte vervuiling.”
„Het gaat hier immers niet om een gewone transactie. De oliemultinationals, die het milieu hebben vervuild en mensenlevens in gevaar brachten, mogen niet de vrije hand krijgen als ze van hun bezit af willen. Als we niet opletten, blijven de bewoners met de vervuiling zitten.”
Williams’ organisatie schreef een rapport over het risico van de ‘desinvesteringen’, onder meer met het voorstel een fonds op te richten. Zowel de verkopende partij, Shell, als de investeerder zou daar voorafgaand aan de verkoop vele miljoenen in moeten storten, bedoeld voor toekomstige vervuiling. Onafhankelijke toezichthouders moeten garanderen dat het geld goed besteed wordt. „Als zo’n fonds er is, kunnen ze meteen met opruimen beginnen, zonder eerst met de pet rond te gaan. Ik kreeg er vele positieve reacties op, ook van regeringsfunctionarissen.”
Op dit moment bestaat er al een fonds voor het opruimen van milieuvervuiling, maar alleen in Ogoniland. In 2011 publiceerde de VN-milieuorganisatie UNEP een diepgravend onderzoek naar de vervuiling door decennia oliewinning in deze beladen regio, waar Shell in 1993 uit verdreven werd door massale protesten van de Ogoni, geleid door schrijver en mensenrechtenactivist Ken Saro-Wiwa. Uit dat onderzoek bleek onder meer dat het drinkwater op een aantal plekken zwaar vergiftigd was met koolwaterstoffen als benzeen. Het Ogoni Trust Fund werd opgericht, waar 1 miljard dollar in gestort moest worden, om de eerste vijf jaar aan de slag te kunnen met de vaak complexe schoonmaak van het gebied. Daarna zou meer geld nodig zijn.
Voorbeelden van corruptie
De SPDC JV zegde financiering toe, en stak tot en met 2022 al 572 miljoen dollar in het fonds, dat nooit de 1 miljard heeft gehaald. Het Hydrocarbon Pollution Restoration Project (HYPREP), het voor de schoonmaak verantwoordelijke bestuursorgaan, kwam uiterst traag op gang, en wordt nu vooral gezien als melkkoe, zegt een bron dicht bij de schoonmaakoperatie, wiens naam bekend is bij de redactie. Hij geeft voorbeelden van corruptie, zoals contracten getekend met „totaal onervaren” bedrijven, die banden hebben met politici en hoge ambtenaren. „Dan delen ze een nog te saneren gebied op in vijftien stukken, om die door vijftien onervaren bedrijven te laten schoonmaken, in plaats van door één gespecialiseerd bedrijf. Zo kunnen meer mensen smeergeld ontvangen.”
„Bij schoonmaakoperaties ploegen zulke bedrijven vaak de vruchtbare bovenlaag om van een groot gebied, waarbij ze goede landbouwgrond veranderen in een woestijnlandschap”, vervolgt hij, „in plaats van slechts enkele plekken aan te pakken, de hotspots waar de vervuiling diep in de grond het ergst is. Zo richten ze meer schade aan dan wanneer ze het gif in de grond hadden laten zitten. Terwijl de schoonmaakoperatie in Ogoniland in potentie een voorbeeldfunctie had kunnen vervullen, voor de wereld, die je kon toepassen in andere landen met olievervuiling zoals Colombia, is het nu meer een voorbeeld van hoe je het niet moet doen.”
Het ligt niet aan medefinancier SPDC, zegt hij. „Shell wil ook dat de schoonmaak van Ogoniland slaagt, wil ook dat hun geld goed wordt besteed.” SPDC JV heeft als financier wel invloed op HYPREP, maar het project valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Milieu, dat uiteindelijk alle besluiten neemt.
Preventie is cruciaal
Ogoniland laat zien hoe moeilijk goede schoonmaak is in de Nigerdelta, zelfs als de betrokkenen van goede wil zijn en er financiering is. Preventie is dan ook cruciaal, zegt de Britse advocaat Matthew Renshaw van het kantoor Leigh Day. „Pijpleidingen van Shell in landen als het Verenigd Koninkrijk hebben mechanismen, waardoor het doorpompen van olie automatisch stopt als er ergens een lek is, als de oliedruk ook maar iets vermindert. Die systemen zijn er niet of nauwelijks in Nigeria.”
Shell stelt in zijn duurzaamheidsrapport over Nigeria trots dat het in 2022 in de Nigerdelta 311 stalen kooien heeft geïnstalleerd rondom afsluitingen van oliebronnen, waarvan er 38 met videobewaking zijn uitgerust. Ook zegt het concern dat in 2022 „van de 732 geregistreerde pogingen door de kooien heen te breken, er 47 succes hadden”. De cijfers laten zien dat betere bewaking zin heeft. Maar tegelijkertijd werpen ze de vraag op: waarom worden die kooien en camera’s nu pas geïnstalleerd? Renshaw noemt nog een ‘verbeterpunt’ voor de beveiliging: „Veel oliepijpleidingen zijn gemakkelijk te bereiken. In andere landen zijn ze vaak dieper ingegraven.”
‘Legacy pollution’
Renshaw vertegenwoordigt 13.652 boeren en vissers van de Ogale- en de Bille-gemeenschap. Zij hebben Shell in februari gedagvaard in het Verenigd Koninkrijk wegens vervuiling door tientallen olielekkages, vooral in de jaren 2011-2013.
Ook hij maakt zich zorgen over de verkoop van Shells onshorebezittingen. Het maakt zijn rechtszaak extra belangrijk, zegt hij. „Die draait immers om de verantwoordelijkheid om vervuiling uit het verleden op te ruimen, de legacy pollution. Als het Britse hof zegt dat Shell alle vervuiling in het gebied van de Ogale- en de Bille-gemeenschap moet opruimen, zal dat zeker invloed hebben op de verkoop van de onshore activiteiten van Shell. Dan wordt het concern wellicht verplicht alle vervuiling in de Nigerdelta op te ruimen voor het zijn bezit verkoopt. Wanneer Shell op het moment van de Britse uitspraak zijn bezittingen al heeft kunnen verkopen, hebben toekomstige gedupeerden van legacy pollution er weinig meer aan. Het gaat dus in zekere zin om een race tegen de klok.” Het is wel een race van schildpadden: de inhoudelijke behandeling van de zaak begint op zijn vroegst eind volgend jaar, verwacht Renshaw.
Als Shell erin is geslaagd zijn onshorebezittingen te verkopen, kunnen die toekomstige gedupeerden uit de Nigerdelta niet meer terecht bij Leigh Day of elders in het Verenigd Koninkrijk. Het hoofdkantoor van de nieuwe eigenaars zal zich immers niet in het Verenigd Koninkrijk bevinden. „De zaak van de Ogale- en de Bille-gemeenschap kan goed de laatste van zijn soort zijn in het Verenigd Koninkrijk”, beaamt Renshaw.
Gezien de hoge vergoedingen die Nigeriaanse rechters de laatste tijd opleggen, hoeft dat voor toekomstige eisers niet nadelig te zijn, erkent hij. Eist Renshaw straks wellicht ook meer schadevergoeding bij Shell nu hij weet hoe ver rechters in Nigeria gaan? „Absoluut. We werken in deze zaak met Nigeriaans recht, dus de hoogte van vergoedingen in Nigeriaanse rechtszaken is zeker relevant.”