Secundaire kinderloosheid is een taboe, ontdekte Relinde de Graaff: ‘Een kinderwens is heel sterk, een soort oergevoel’

In Relinde de Graaffs eind vorig jaar in eigen beheer uitgegeven roman Het is goed zo heet haar man Maarten en haar zoon Daan. In het echt zijn hun namen Thijs en Flynn. En er zijn meer verschillen tussen fictie en werkelijkheid. Zoals dat ze in het boek een vervelende moeder heeft (haar echte moeder is heel leuk) en een mogelijke minnaar, een mediterraanse vader van het schoolplein.

Maar overeenkomsten zijn er ook, met als belangrijkste: de hoofdfiguur in het boek kan geen tweede kind krijgen. En dat wil ze heel graag, lees je. Ze volgt twee jaar lang een ingrijpend medisch traject, maar het lukt niet. En daar moet ze mee leren leven.

Uit het boek: „In het begin probeerde ik het te negeren. Ik wilde geen tijd en energie stoppen in het rouwen om een kind dat er nooit was geweest. Ik was bang dat dat ten koste zou gaan van onze zoon, bovendien voelde ik de druk om elk moment van hem te genieten. Ik zag hem zo snel groot worden – en ik wist dat ik die fases niet nog eens mee zou maken.”

Haar boek, stond in het persbericht dat ze meestuurde, is bedoeld om een taboe te doorbreken. „Het is goed zo gaat onder andere over het rouwproces bij een onvervulde secundaire kinderwens. Ik hoop dat mijn openheid over dit thema een taboe doorbreekt en herkenning en erkenning kan geven aan anderen die hiermee worstelen.”

We spreken elkaar bij haar thuis, in de vensterbank staat een bloemstuk dat ze kreeg bij de presentatie van het boek. ‘Gefeliciteerd met Het is goed zo’, staat op het kaartje dat erin hangt. Op het raam aan de achterkant zijn in feestelijke kleuren de letters FLYNN geplakt, dat is nog van zijn laatste verjaardag.

Flynn is 8, hij werd geboren toen Relinde de Graaff 31 was. Op haar 32ste was ze weer zwanger, dat werd een miskraam. „Ik dacht: dat is niet erg, we hebben nog tijd genoeg. Je denkt heel lang dat je vanzelf weer zwanger wordt. Maar het gebeurde niet.” Op haar 37ste begon ze aan een ICSI-behandeling, een bevruchting in het laboratorium die wordt ingezet wanneer de kwaliteit van het zaad verminderd is. Zelf was ze vervroegd in de overgang gekomen, waardoor ze minder eicellen aanmaakte. Relinde de Graaff is 39.

Hoe was het medische traject?

„Dat had veel impact. Je bent er continu mee bezig, want je zet elke dag drie keer een spuit hormonen in je buik. Dus als mensen zeggen dat je je niet druk moet maken en moet ontspannen, dan weet je: dat kan niet want dit slokt mijn hele dag op.”

En aan het einde van het traject?

„Dat ze niks meer konden doen, vond ik heel erg. Je kan ergens anders gaan wonen, een keer een nieuwe baan zoeken, een andere carrière beginnen, maar dit was voor altijd, definitief voorbij. Het was de afsluiting van een deel van mijn leven.”

Waarom was één kind niet genoeg?

„Dat weet ik niet zo goed. Ik hoopte dat ik dat ook zo zou voelen, eigenlijk. Maar een kinderwens is heel sterk, een soort oergevoel.”

Kun je dat uitleggen? Word je ’s morgens wakker en denk je: ik wil nog een kind?

„Ik heb kinderen altijd leuk gevonden. Vooral kinderen tussen twee en zes: hoe ze kijken en denken, fantastisch. Ik heb ook heel veel opgepast vroeger. De uitspraken die kinderen doen, dat je de wereld ziet door hun ogen. In die eerste jaren heb ik ook veel tijd doorgebracht met ons zoontje. Ik geloof dat het de meest vormende jaren zijn voor een kind – en dat had ik nog een keer willen meemaken. Nu is hij acht en denk ik: straks gaat hij naar de middelbare school en wil hij niks meer met mij te maken hebben. Ik had er graag nog één achteraan gehad. Of twee. Of drie.”

Foto Jagoda Lasota

Als je zo redeneert, kun je wel tien kinderen willen. Dan houdt het nooit op.

„Op een gegeven moment denk je vast wel: het is mooi geweest. Maar ik was er nog niet klaar mee, zeg maar.”

Hoe is het voor je om een kind te hebben?

„Kinderen krijgen en grootbrengen is volgens mij voor een groot deel waar het leven om draait. Voor mij is dat tenminste zo, het is wat ik in het leven wilde doen. Ik wilde weer zwanger zijn, kinderen op de wereld zetten, ze zien opgroeien, mijn liefde doorgeven. Ik weet nog hoe mijn zoontje zich aan mijn benen vastklampte toen hij klein was en we gingen zwemmen. Dat ik hem geruststelde, dat hij mij toen losliet en daar blij van werd. Dat vind ik prachtig aan moederschap: je biedt een kind een veilige haven, waardoor het zich kan vormen. Dat had ik met meer kinderen gewild.”

Je zou het ouderwets kunnen noemen: vooral moeder willen zijn.

„Daar heb ik ook altijd mee gestruggeld. Ik wilde kinderen, maar ik wilde ook een loopbaan. Ik heb me afgevraagd: was ik te veel gefocust op die loopbaan, had ik eerder moeten beginnen met het moederschap. Aan de andere kant wilde ik dat werk ook niet missen, ik ben actrice en filmmaker en dat is ook heel interessant. En ik denk ook wel dat ik op tijd ben begonnen met proberen kinderen te krijgen. Het was een beetje pech dat mijn man en ik fysiek gezien wat dit betreft een slechte combi zijn. Tegelijk denk ik dat veel mensen denken: je kan altijd nog kinderen krijgen. En dat is dus niet zo. Eén op de zes stellen heeft moeite met een kind krijgen, één op de tien met het krijgen van meer kinderen. En dat komt ook door laat beginnen.”

Wat vindt je man?

„Toen ik hem leerde kennen, zei ik: ik wil graag veel kinderen. Hij zei dat hij twee wel genoeg vond. Drie dan, kwamen we op uit. En toen het niet lukte om meer te krijgen, vond hij één ook wel goed. Maar we bleven het toch proberen. En toen gingen we ook nog dat traject doen – het was heel lief dat hij dat wilde, want de wens lag niet bij hem. Maar daardoor voelde ik me wel eenzaam in het rouwproces toen het niet lukte. Hij voelde het niet zoals ik het voelde.”

Je noemt het een rouwproces.

„Ik denk wel dat dat het is. Natuurlijk, het kind is er nooit geweest. Maar je neemt afscheid van een wens voor een kind dat er niet komt. Het stomme is: bij mensen die geen kinderen kunnen krijgen, begrijp je dat dat een verlies is. Maar als je er één of twee hebt en niet meer kunt krijgen terwijl je dat wel wilt, is dat ook een verlies. Ik weet: ik ben moeder, ik maak alle fasen van zijn leven mee, en daar ben ik heel blij mee. Maar ik heb ook verdriet – en dat verdriet lijkt er denk ik wel op. Ik vind ook dat de maatschappij te snel oordeelt: je hebt een kind, je moet niet zeuren.”

Wie bedoel je met de maatschappij?

„Niet de mensen die dicht bij me staan, die steunen me. Maar ik ben best wel open, dus als mensen vragen of ik nog meer kinderen heb, vertel ik vaak dat dat niet is gelukt. En dan merk ik dat mensen vinden: wees blij, je hebt een kind. En dat bedoelen ze goed hè, eerder troostend misschien. Maar op die manier wuif je het verdriet weg.

„Het viel mij ook op dat er geen boek bestond over secundaire kinderloosheid. Dat betekent dat er meer vrouwen zijn die ermee worstelen en die denken: ik mag het er eigenlijk niet over hebben, want ik heb al een kind. Maar ik geloof dat als je pijn hebt, je er aandacht aan moet besteden. Dat is een manier om te helen.”

Foto Jagoda Lasota

Je boek gaat ook over andere dingen: hokjesdenken, liefdesaffaires.

„Ik speelde al langer met het idee om een boek te schrijven, ik miste het creatieve proces. Ik heb een paar keer geprobeerd subsidie te krijgen voor films, maar dat is niet gelukt. En ik dacht: een boek kan ik schrijven zonder dat het geld kost. Het levert ook niks op, maar ik wilde iets maken. En als ik dit thema erin zou verwerken, zou ik ook nog iets nuttigs doen met mijn verdriet. Ik had al het hokjesdenken als onderwerp, daar begon ik mee. Dat gaat over hoe de maatschappij denkt en oordeelt.”

Je dacht niet: ik ga een boek schrijven over alleen dit onderwerp?

„Nee. Toen ik drie jaar geleden begon met schrijven, zat ik nog midden in het medische traject. Ik heb dit thema toegevoegd om bewustwording te creëren: op het gebied van hokjesdenken, maar ook over dit onderwerp. Probeer open te staan in plaats van meteen een oordeel te hebben. Ik krijg nu het boek uit is ook berichtjes van vrouwen die ik niet ken en die zeggen: ik heb dit ook, maar ik stop het gevoel altijd weg.”

Waarom denk je dat het een taboe is?

„Dat weet ik niet. Sowieso durven mensen die het medische traject ingaan, er vaak niet over te praten. Het is ook schaamte, denk ik: dat je lijf het niet goed doet. Terwijl er zoveel mensen zijn die hiermee in het ziekenhuis belanden, het is bijna normaal geworden. Maar dat je dan toch niet op je werk zegt dat dit de reden is dat je een vrije dag moet nemen.”

Je boek is best vrolijk.

„Ja, ik heb de boodschap verpakt in luchtigheid. Ik vind het zelf ook altijd fijn als ik niet wanneer ik een boek uit heb, eerst bij moet komen. En ik wilde er ook iets in van jong zijn, flirten met mannen, vruchtbaar zijn – vrolijke, jeugdige dingen in plaats van in de wachtkamer zitten en spuiten in je buik zetten. Je moet aan mijn boek ook hoop voor de toekomst overhouden.”

Hoe is het intussen met je kinderwens?

„De wens is niet weg, als ik moeders zie met kleine kinderen dan denk ik: wat had ik dat graag gewild. Maar het gaat beter, het heeft me geholpen dat ik het van me af heb geschreven. Dan heeft het zo moeten zijn, is misschien een groot woord. Maar ik heb er wel iets moois mee kunnen doen, waar anderen wat aan kunnen hebben.”

Relinde de Graaff: Het is goed zo. 260 blz, €23,99. https://hetisgoedzo.com