Moeten pleegouders beter worden gescreend, zoals het kabinet donderdag stelde in reactie op het rapport van inspecties over de mishandeling van een tienjarig pleegmeisje in Vlaardingen? „Wij onderschrijven die oproep”, zegt Remco Oosterhoff, directeur-bestuurder van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen.
De vereniging spreekt van „verschrikkelijke gebeurtenissen” met „immense” gevolgen voor het slachtoffer. Oosterhoff benadrukt dat de screening „heel belangrijk” is. Ook bepleit hij een „tussentijdse” variant voor ouders die al jarenlang pleegkinderen opvangen. „Uit onder meer dit onderzoek blijkt dat je niet onbeperkt kinderen kunt plaatsen als de omstandigheden van het pleeggezin veranderen. Pleegouders kunnen een andere baan krijgen, verhuizen, zelf een kind krijgen. Dat kan de situatie veranderen.”
‘Startgesprek’
Wat Oosterhoff bovendien treft, is dat volgens het rapport bij de plaatsing van het meisje geen „startgesprek” is gehouden, zoals wel wordt voorgeschreven in de richtlijn. „Dat zo’n startgesprek soms uitblijft, herkennen wij.” Het ontbreken van een gezamenlijk begin met duidelijke afspraken heeft volgens de inspecties gemaakt dat „een gezamenlijke visie en gezamenlijke doelen in het belang van het meisje” ontbraken, aldus het rapport.
Jaarlijks wonen in Nederland ongeveer 42.000 kinderen niet thuis. Ongeveer de helft woont in pleeggezinnen. Al jaren is er een tekort aan pleegouders. Er staan achthonderd kinderen op een wachtlijst. Om die te helpen, zijn ruim tweeduizend nieuwe pleeggezinnen nodig. „Want je hebt een veelvoud van het aantal kinderen nodig om een match te kunnen maken.”
Goede screening ontbreekt vaak bij ‘netwerkouders’: mensen uit het netwerk van een kind bij wie het voor korte of langere tijd woon, zoals ooms, tantes, voetbalcoach
Dat door het tekort de screening van pleegouders is versoepeld, klopt niet, zegt Oosterhoff. „Wie pleegouder wil worden, gaat een intensief traject in.” Vragenlijsten. Gesprekken met de pleegzorgorganisatie. Vragen over je motivatie, eigen jeugd en opvoeding en de beschikbare ruimte. („Een aparte slaapkamer is voor een pleegkind prettig.”) Over je eigen gezondheid. Een check door de Raad voor de Kinderbescherming van je antecedenten. Een training. En dan zoeken naar een match. „Een jongen of een meisje? Wat voor problematiek? Etnische achtergrond? Geloof?” Als dat traject is afgerond, na ongeveer een jaar, ben je ‘bestandpleegouder’; een ouder in het bestand op wie pleegzorg een beroep kan doen. Zoals het stel uit Vlaardingen.
Zelf is Oosterhoff een ervaren pleegouder. Hij heeft drie pleegkinderen in huis gehad. „Mijn vrouw en ik kunnen goed omgaan met jongeren die ‘externaliserend gedrag’ vertonen, zoals dat zo mooi heet; jongeren die een grote mond geven. Met ‘internaliserende’ jongeren die in zichzelf gekeerd en depressief zijn, kunnen wij minder.”
‘Netwerkpleegouders’
Een goede screening dient de veiligheid van het pleegkind, net als het formaliseren van de pleegzorg door een instelling en de gemeente. Dat laatste mag bij bestandouders gebruikelijk zijn, en voor verbetering vatbaar zoals een tussentijdse screening, maar ontbreekt vaak bij ‘netwerkouders’; mensen uit het netwerk van een kind bij wie het voor korte of langere tijd woont. Grootouders. Ooms of tantes. Buren. Een docent. De voetbaltrainer.
Oosterhoff: „Die plaatsingen worden steeds vaker niet geformaliseerd. En dan worden netwerkpleegouders niet gescreend. Ook worden ze dan niet begeleid en ontbreekt zicht op de veiligheid van het kind. Het risico is dan groot dat kinderen onder de radar raken.”
Signalen
Voor zover bekend wonen ruim negenduizend pleegkinderen bij „netwerkpleegouders”. Die worden veelal ingeschakeld in acute situaties. Want als een hulpverlener concludeert dat een kind beter tijdelijk ergens anders kan wonen, en een volledig gescreende bestandouder is niet direct beschikbaar, wordt al gauw gezocht naar een geschikt adres in de directe omgeving.
Oosterhoff: „Dat zijn dan mensen die eerder nooit hebben overwogen pleegouder te worden. Er wordt in sneltreinvaart een screening gedaan van enkele weken. Het ontbreekt vervolgens aan toetsing en begeleiding. Ze gaan met de beste intenties aan de slag, maar pleegzorg is soms pittig. Het wordt in huis bijvoorbeeld spannend, omdat het gedrag van het kind tegenvalt.”
Er wordt soms gesuggereerd dat mensen het voor het geld doen. Nou, als je geld wilt verdienen, kun je beter vakken vullen
Hoeveel kinderen van niet-geformaliseerde pleegzorg gebruikmaken, is onbekend. „Maar wij schatten in dat het zomaar het dubbele van die negenduizend kan zijn”, aldus Oosterhoff.
De vereniging van pleegouders krijgt sinds het nieuws over de mishandeling van het meisje uit Vlaardingen signalen dat pleegouders worden aangesproken. Oosterhoff: „Er wordt dan gevraagd of het bij hen wel goed is geregeld. Er wordt soms gesuggereerd dat mensen het voor het geld doen. Nou, als je geld wilt verdienen, moet je geen pleegouder worden. De maximale vergoeding is 800 euro per maand. Dan kun je beter vakken vullen. Dan heb je ook nog een paar dagen vrij.”
Lees ook
De laatste twee jaar voordat het pleegmeisje uit Vlaardingen in het ziekenhuis belandde, lezen als een handboek voor wat mis kan gaan in de pleegzorg
Als het even anders was gelopen, dan had niet Marjolein Faber maar Rita Verdonk zich nu moeten verantwoorden voor het asielbeleid. Vorig jaar werd Verdonk, gemeenteraadslid voor Hart voor Den Haag, naar eigen zeggen gepolst voor de post van minister voor Asiel en Migratie. Ondanks dat ze zich nog altijd hard wil maken voor dit thema, sloeg ze het aanbod af „Ik dacht: dat ga ik mijn gezin niet nog eens aandoen.”
Wie haar precies benaderde, wil Verdonk niet kwijt. Dat ze werd gevraagd is niet zo gek, want ze had goed gepast bij Wilders, met zijn roep om het strengste asielbeleid ooit. Het was immers Verdonk die 22 jaar geleden (2003-2006) als VVD-minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in het kabinet-Balkenende II als eerste de toon zette met een „helder” asielbeleid. Migranten zonder verblijfstatus werden uitgezet, verblijfsvergunningen ingetrokken en inburgering was verplicht.
Verdonk bleef naar eigen zeggen „consequent en rechtlijnig”. Ze kreeg de bijnaam ‘IJzeren Rita’ en deed die reputatie eer aan toen ze in 2006 het Nederlanderschap wilde ontnemen van haar VVD-collega én vriendin Ayaan Hirsi Ali. Dat leidde tot de val van het kabinet. Ondertussen woedde er een machtsstrijd tussen haar en Mark Rutte om het VVD-lijsttrekkerschap. Verdonk verloor. Ze richtte haar eigen politieke beweging op (‘Trots op Nederland’), haalde niet genoeg stemmen en verdween van het toneel.
Drie jaar geleden keerde ze terug naar de Haagse politiek – de lokale dit keer – als raadslid bij de partij van Richard de Mos. Onlangs kondigde ze aan definitief te stoppen met haar politieke carrière.
U stapt uit de politiek?
„Ik ga niet meer in de gemeenteraad. Ik had graag wethouder willen worden, maar dat is niet gelukt. En nu zit ik ook nog eens in de oppositie, omdat Hart voor Den Haag al twee keer buiten het college is gehouden. Echt schandalig.
„Het is lastig om dingen voor elkaar te krijgen. Er zitten een paar goeie wethouders bij, maar de meesten snappen niet wat effectief besturen is. Dan probeer ik wat, linksom of rechtsom. Maar het schiet niet op.
„Vorig jaar hadden we dat debacle over het voormalige HagaZiekenhuis waar nu 440 asielzoekers en driehonderd kwetsbare mensen komen wonen. Midden in een woonwijk. Die omwonenden doodongerust. En dat gesteggel vervolgens met de wethouder. Ik zei: ‘Kunnen we dit ziekenhuis niet ombouwen zodat er kamers komen voor Haagse jongeren die allemaal nog bij hun ouders wonen?’ ‘Nee, want die hebben een dak boven hun hoofd.’ Ja, maar die kunnen niet verder met hun leven. En die asielzoekers, die hebben wel een dak, in het land van herkomst.
„Ik heb met kunst-en-vliegwerk er een motie doorheen gekregen waardoor er nu een veiligheidsplan komt. De bewoners blij. Maar wat een energie daarin gaat zitten.”
Waar heeft u nog meer uw energie ingestoken?
„Er is zóveel dat beter moet, maar ik zie nauwelijks verbetering voor de burgers. In plaats daarvan gaat het vooral over zero emissies, straten versmallen en parkeerplaatsen schrappen. Wij luisteren écht naar de burgers. En zo proberen we iets te doen aan het afval op straat. Stapels vuilniszakken en viezigheid liggen hier gewoon voor je deur. We hebben opruimacties georganiseerd en willen strengere handhaving. In de jaren tachtig woonde ik met mijn man in de Schilderswijk. Daar gooiden bewoners ook zo het vuil uit het raam, als je er iets van zei, was je een racist.”
„Iemand zei: ‘Dat is de zoon van Verdonk’, nou toen kwam er een hele groep allochtone jongeren op hem af”
Hoe weet u wat er speelt in de stad?
„Ik praat met veel mensen. En ik zie een hoop op sociale media. Laatst nog, hoe tuig de kermis in Den Haag en de boulevard van Scheveningen bestormde. Of je ziet hoe jongeren vechten terwijl de ander filmt. Vreselijk.
„Het is overigens wel verslavend, dat sociale media. Dan denk ik: kom op, leg die telefoon nu maar weg. Maar je moet weten wat er speelt in de samenleving. Dat zeg ik ook tegen ouderen. Volg het nieuws, blijf bij de tijd. Zodat je niet wordt opgelicht door een nepagent.”
En integratie, heeft dat nog uw prioriteit?
„ Absoluut. Toen ik minister was, kwam ik in buurthuizen waar migrantenvrouwen samen kleding naaiden. Ze spraken de taal nauwelijks. En nu, twintig jaar later, kom ik daar weer en zie ik weinig verschil. Dat kan toch niet? Je moet gewoon Nederlands spreken om volwaardig te functioneren in onze samenleving. Dan denk ik: waarom hebben we dat in Nederland nooit écht durven aanpakken?”
Als minister was dit uw speerpunt: u introduceerde de Wet inburgering, die zowel nieuwkomers als mensen die de Nederlandse nationaliteit wilden, verplichtte om de Nederlandse taal te leren en zich te verdiepen in de samenleving.
„En er waren sancties. Wie niet slaagde voor het inburgeringsexamen kon een boete krijgen, de verblijfsvergunning werd niet verlengd, het cursusgeld moest worden terugbetaald en naturalisatie was uitgesloten. Maar goed, mijn opvolger heeft alle sancties geschrapt. Tja, dan weet je wat er gebeurt: helemaal niets.
„Daarom vestig ik mijn hoop op dit kabinet. Doe alsjeblieft iets aan die instroom, dat is ook wat Nederland wil.”
Vindt u dat Faber het goed doet?
„Ja, maar het kan nog beter. Ze heeft een aantal wetsvoorstellen gedaan, maar dat doet ze niet altijd even handig. Neem die discussie over die lintjes voor de vrijwilligers van het COA. Dan denk ik: oké, prima dat je een rechte rug hebt, dat weten we nu wel. Je had ook kunnen zeggen: ik teken dit jaar nog, maar volgend jaar niet meer. Nu leidt het alleen maar af van waar het echt om gaat.
„Want laten we eerlijk zijn: de instroom moet verder omlaag. Meer dan de helft van de mensen dat hierheen komen, zijn alleenstaande mannen. De meesten lopen geen gevaar, die komen omdat we een rijk land zijn. Maar dat is géén geldige reden onder onze asiel- of vreemdelingenwet om in Nederland bescherming te krijgen. Echte vluchtelingen, mensen die echt gevaar lopen, moeten we zeker opvangen. Wat Faber zegt: geef ze een tijdelijke verblijfsvergunning, maar geen permanente, en bied ze veiligheid, daar ben ik het mee eens.”
Hoe kijkt u terug op uw tijd als minister?
„Het was heerlijk om dingen voor elkaar te krijgen. Toen de nieuwe Wet inburgering er moest komen, hebben we een heel plan gemaakt met ambtenaren. Op het departement met pizza. Die plannen heb ik toen voorgelegd aan de vaste Kamercommissie. Ik gooi mijn principes niet overboord, maar wilde kijken hoe de Kamerleden reageerden en waar nog ruimte zat. Waar gaan we over onderhandelen?
„Maar het was ook zwaar. Zeker toen met Ayaan. We hadden elkaar gevonden in de strijd tegen eerwraak en vrouwenbesnijdenis. We raakten bevriend. Toen Theo van Gogh werd vermoord [in 2004] heb ik haar thuis opgevangen. Hand in hand zaten we op de bank naar het nieuws te kijken. Eigenlijk wilde de beveiliging dat niet. Maar ik zei: ‘Luister, heren, dit gaat gewoon gebeuren.’ Mijn man en kinderen waren erbij. Ik zal het nooit vergeten.
„Twee jaar later, op een donderdagavond, werd ik opeens gebeld door ambtenaren: ‘Heb je Zembla gezien?’ Ik had het niet gezien. Wat bleek: Ayaan had gelogen over haar naam en geboortedatum om zo sneller asiel te krijgen. De volgende ochtend zeiden mijn ambtenaren: ‘We hebben het uitgezocht. En de vluchtelingenstatus kunnen we niet meer afnemen, dat is verjaard.’ Prima, dacht ik. Maar toen kwam de juridische kant van naturalisatie erbij: in de wet staat dat als iemand bij het verkrijgen van het Nederlanderschap heeft gelogen, het Nederlanderschap geacht wordt nooit te zijn verleend. Tja… Fractieleider Gerrit Zalm wilde dat ik het op zou lossen. Maar dat ging niet, wat moest ik doen? De wet was volkomen duidelijk.
„Een dag later, of misschien twee, kreeg ik een bericht dat Ayaan naar Amerika zou vertrekken. Dat wist ik niet. Dus ik zette de televisie aan, en daar zag ik Gerrit, als een soort ceremoniemeester, aankondigden dat Ayaan naar de VS ging. Dat was bizar. Gerrit, hij was nota bene degene die mij destijds binnenhaalde. Hij stond aan haar kant. Dat kwam hard aan.
„Binnen de VVD wilden veel mensen dat ik een uitzondering zou maken. Voor ons soort mensen. No way„
„En afijn, ik heb gedaan wat ik bij iedereen zou doen. Binnen de VVD wilden veel mensen dat ik een uitzondering zou maken. Voor ons soort mensen. No way. Het was geen leuke tijd. Ook vanwege de strijd om het partijleiderschap met Rutte. Het bestuur en allemaal hotemetoten binnen de VVD moesten mij niet. Dus die haalden alles uit de kast om dit met Ayaan heel groot te maken en mij te beschadigen. Ik heb me zelden zo eenzaam gevoeld.”
Hoe was het voor uw gezin, die tijd?
„Zwaar. Ook voor de kinderen, opeens was ik altijd weg. Een goeie vriendin heeft een tijd voor mijn man en kinderen gekookt. En ik werd natuurlijk beveiligd. Ik kon niet even spontaan iets leuks doen. Mijn zoon is nog eens achterna gezeten in de stad. Iemand zei: ‘dat is de zoon van Verdonk’, nou toen kwam er een hele groep allochtone jongeren op hem af. Maar er zaten ook leuke kanten aan. We zijn met het gezin naar de Toppers geweest, we zaten op de eerste rij.”
Waar komt uw liefde voor besturen vandaan?
„Als tiener nam ik al graag het voortouw. Toen ik vijftien was, gaf ik leiding aan de sociëteit voor jongeren. Plus ik kom uit een ondernemersgezin. Mijn vader had zijn eigen administratiekantoor. Daar hielp ik regelmatig mee. Je leert om hard te werken, om met allerlei mensen om te gaan en iets te bereiken.
„Ik was 28 toen ik adjunct-directeur werd van het Huis van Bewaring in Scheveningen. Ik was verantwoordelijk voor het personeel, het middenkader viel onder mij. Dat waren mannen die jarenlang op zee hadden gezeten. Ik heb veel van hen geleerd. Bijvoorbeeld dat je mensen niet te dicht op de huid moet zitten en ze ruimte moet geven. Ik wilde veel voor de mannen regelen, ik bedoelde het goed. Maar één van hen zei: ‘Even voor de duidelijkheid, je bent mijn moeder niet, dat kan ik zelf ook wel.’”
Wat als Hart voor Den Haag volgend jaar wél deel uitmaakt van de coalitie?
„Stel dat we in het college komen – en het wordt een realistisch college – dan wil ik er misschien wel in. Ik wil plannen maken, draagvlak creëren en dingen uitvoeren.”
En wat gaat u doen als u toch uit de politiek stapt?
„Ik wil best advies geven, als ik maar weer regie heb over mijn agenda. En ik wil fit blijven. Ik sport met een personal trainer. Even een primeurtje: vanmorgen heb ik 140 kilo weggeduwd met mijn benen. Dan zegt die trainer: ‘Zullen we er nog tien kilo bij doen?’ En ik zeg: ‘Yes!’ En dan laten we het gewicht staan. We houden in de gaten wie er na ons op dat apparaat gaat. Die zien mij dat eerst doen en denken: hóe dan?”
Lees ook
Op zoek naar de roots van Marjolein Faber: ‘Ze was altijd al stronteigenwijs’
Nederland heeft een zeeklimaat. Maar Maastricht is al een beetje Midden-Europa. Het is er vaak net een paar graden warmer dan elders in Nederland. En binnen de stad slaat warmte op de ene plek meer toe dan op de andere. Het Sphinxkwartier, een voormalige industriewijk die ontwikkeld wordt tot een buurt waarin gewoond en gewerkt wordt, is zo’n locatie die in de zomer op hittekaarten vuurrood kleurt. Als op zeer warme dagen op de koelste plekken van Maastricht de gevoelstemperatuur 38 graden Celsius bereiken, kan het in deze wijk aan de rand van het centrum tot 14 graden warmer aanvoelen.
Veel van de bewoners hebben het idee dat klimaatbestendigheid niet de hoogste prioriteit had, en heeft, in het deel van het Sphinxkwartier dat de afgelopen jaren gereedkwam. Gea Dekkers kocht hier een woning: „Het lijkt vooral te gaan om het ontwikkelen van zoveel mogelijk woningen in het gebied.” John Geelen, die er een woning huurt: „En ondergrondse parkeerplaatsen, ook die voor de vele bezoekers van Maastricht, zijn ook een verdienmodel.” Door de bouw daarvan kunnen bomen niet wortelen. In de binnentuinen van de diverse complexen, veel daarvan in handen van beleggers of Verenigingen Van Eigenaren, is nog wel groen te vinden. Maar veel straten in de inmiddels afgeronde zuidelijke helft van het Sphinxkwartier ogen als een stenen woestijn en lijken met slechts een handvol bomen in weinig op de artist impressions uit de folders van een paar jaar geleden, die volop vegetatie en „overkolkend groen” beloofden.
Lees ook
Lees ook: Met een beetje hulp is de hitte de stad uit te jagen
Maandag is het Heat Action Day, een dag waarop het Internationale Rode Kruis aandacht vraagt voor de dreiging van extreme hitte en wat er gedaan kan worden om die te verminderen. Ook in Nederland worden tal van activiteiten georganiseerd om het onderwerp onder de aandacht te brengen. We zullen de komende jaren meer last krijgen van de toenemende warmte. Inwoners van steden het meest, met kinderen, ouderen en chronisch zieken als meest kwetsbare groepen.
Goede voornemens
De Klimaatadaptatiestrategie 2023-2027 van de gemeente Maastricht kan onmogelijk de oorzaak zijn van het weinige groen in de openbare ruimte van het Sphinxkwartier. Die staat vol goede voornemens: biodiversiteit en bewustzijn van klimaatadaptatie moeten groter, het aantal vierkante meters bedekt met klinkers, tegels en asfalt moet omlaag, Maastricht verdient vergroening en de hele stad meer bomen.
Maar de bewoners hoorden vooral vaak wat allemaal niet kon. Geelen: „Ze hebben het steeds over parkeergarages, leidingen en kabels. Wortels van bomen en struiken zouden te veel stuk maken. En ook het industriële verleden wordt aangehaald.”
De geschiedenis blijkt ook een argument. Het Sphinxkwartier verrijst in het gebied waar met de aardewerkfabrieken van Petrus Regout (het latere Sphinx) bijna twee eeuwen geleden de industrialisatie van Nederland begon. „Omdat er in de tijd van de fabrieken niet veel groen stond, moet er nu ook niet te veel komen. De geest van toen moet hier een beetje blijven hangen.”
De Frans Fouraschenstraat in het Maastrichtse Sphinx-kwartier is een van de weinige straten in de wijk waar wel bomen staan.
Foto Chris Keulen
Via de Burgerbegroting, een deel van het gemeentebudget dat beschikbaar gesteld wordt voor het uitvoeren van ideeën van burgers, zagen de bewoners een opening om hun wijk hittebestendiger te krijgen. „We dienden een uitgewerkt plan in”, vertelt Dekkers. Veel meer bomen en ander groen in volle grond. Alleen boombakken waar dat niet anders kan. Meer geveltuinen. „Uiteindelijk kregen we alleen 10.000 euro toegewezen voor drie grote groenbakken.” Om de gemeente alsnog enthousiast te krijgen voor het bredere plan, kwam er een bewonersinitiatief Sphinx moet Groener. Dekkers, die voorzitter werd: „We haalden driehonderd handtekeningen op.” Geelen, lid van het kernteam van Sphinx moet groener: „Een veel kleinere groep bewoners biedt weerstand, vooral omdat we in het kader van de verkeersveiligheid ook eenrichtingsverkeer voorstelden.” Het initiatief richt zich ook op leefbaarheid; met aandacht voor kinderspeelplaatsen, verkeersveiligheid, ontmoetingsplekken op straat. De weerstand kwam ook van een enkeling die huiverig is voor bomen vanwege blad en schaduw, en omdat ze vogels aantrekken (vogelpoep, geluid, vallende takjes).
Veel straten lijken in weinig op de artist impressions, die volop vegetatie en ‘overkolkend groen’ beloofden
Geveltuintjes
Verantwoordelijk wethouder Frans Bastiaens (Senioren Partij Maastricht, stedelijke ontwikkeling en veerkrachtige wijken) was de afgelopen dagen niet bereikbaar voor commentaar. In een raadsinformatiebrief van 20 februari van dit jaar kondigde hij de verplaatsing van vijf boombakken aan van elders naar de nogal stenige Dr. Frans Fouquetstraat. Er komen daarnaast nieuwe bakken en – indien kabels, leidingen en andere zaken in de bodem geen beletsel vormen – ook twee bomen in de volle grond.
Volgens Bastiaens is er ook ruimte voor geveltuinen. De straten zijn breed genoeg om dan nog vijf meter aan rijbaan voor gemotoriseerd verkeer over te houden. „Dat de geveltuintjes niet te groot mogen worden, heeft ook te maken met regels”, lacht Geelen. „Vanaf een centimeter of 75 worden het plantsoenen en dan hebben niet de bewoners maar de gemeente onderhoudsplicht.”
Sphinx moet groener verwacht elk moment de uitwerking van de gemeentelijke aanpassingsplannen. Het bewonersinitiatief kan dan zijn zienswijze indienen.
De komende jaren staat in Maastricht behalve het bouwen van het noordelijk deel van het Sphinx-kwartier een extra uitdaging op het gebied van hittestress gepland. In de Sint-Pietersberg ontstond door bijna een eeuw mergelwinning door de Eerste Nederlandse Cement Industrie (ENCI) een ‘holle kies’ zo groot als de binnenstad van Maastricht. Dat gebied wordt nu herbestemd, onder meer voor het realiseren van woningen. Door de beschutte ligging kan het in de holte van de berg echter 5 tot 6 graden warmer zijn dan elders in en rond de stad. Daardoor komen er plant- en diersoorten voor die we nergens anders in Nederland zien. Maar hoe leefbaar zijn die temperaturen en de vrijwel afwezige wind voor de toekomstige menselijke bewoners? Het ENCI-gebied is nu al de grootste dieprode vlek op de hittekaart van Maastricht.
IT’er Marjolein Faber was makkelijk op de kast te krijgen. Met een poster van toenmalig SP-leider Jan Marijnissen bijvoorbeeld, zegt een oud-collega. Of met zomaar een kop uit de krant van die dag, aldus een ander in haar toenmalige team. „Een vriendelijke, wat onorthodoxe dame in kleding en gedrag”, zegt Mart van Ineveld, die tegelijk met Faber bij het bedrijf Stater NV werkte, zij het op een andere afdeling. „Ze was opvallend loyaal aan haar collega’s. Daar stond ze pal voor en dat sprak ze ook uit.”
Bij Stater, een financiële dienstverlener waar Marjolein Faber in 2000 ging werken, maakte ze van haar denkbeelden geen geheim, volgens twee directe ex-collega’s. Zij werken nog steeds bij het Amersfoortse bedrijf, op verzoek blijven ze anoniem. Volgens beiden liet Faber zich soms laatdunkend uit over mensen met een migratieachtergrond. Eén van hen, een collega uit haar begintijd, herinnert zich het ongenoegen over de Nederlandse overheid dat ze geregeld uitsprak, terwijl de Verenigde Staten in haar ogen juist geweldig waren. Met haar man had ze toen net een huis gekocht in Florida.
Marjolein Faber-van de Klashorst (Asiel en Migratie, PVV) is zonder twijfel de meest besproken minister uit het eerste jaar van het kabinet-Schoof. PVV-leider Geert Wilders ontzag haar in de voorbije week opzichtig in zijn klacht over uitblijvend strenger asielbeleid. Met haar weigering om te tekenen voor lintjes voor vrijwilligers die zich voor asielzoekers inzetten, bracht ze afgelopen april bijna het kabinet ten val.
Eerder wekte ze woede met de bewering dat de Oekraïense president Zelensky niet democratisch gekozen was – ze nam dat later terug. Coalitiegenoten noemen haar bruuskeringen ineffectief, juist nu ze steun zou moeten verwerven voor haar strengere asielwetgeving, die nog door beide Kamers moet.
Maar mensen die Faber in een eerder leven meemaakten zijn niet verbaasd. Wel over het feit dat ze minister is geworden, niet over hoe ze zich in die rol opstelt. Wat heeft haar dan gevormd? Hoe werd ze na een anonieme carrière in de IT een van Wilders’ trouwste volgers? Om meer te weten te komen over haar leven vóór de politiek heeft NRC met veertig mensen contact gezocht, van wie ongeveer de helft in meer of mindere mate meewerkte aan dit artikel. Bij een ontmoeting eerder deze maand gaf de minister aan geen vragen te beantwoorden. Wel zei ze: „Ik weet waar u mee bezig bent.”
John Berends heeft haar nooit willen psychologiseren. „Dat ga ik nu ook niet doen”, zegt de CDA’er en voormalig commissaris van de koning in Gelderland. Tussen 2019 en 2024 botste hij geregeld met Faber, die de PVV-fractie leidde in de Gelderse Provinciale Staten. „Je ziet heel veel mensen verkleuren in de politiek. Dat je denkt: waarom doet-ie dat nou ineens? Zij doet nu niet anders dan toen ik haar heb leren kennen. Imago en identiteit liggen bij haar behoorlijk op één lijn.”
Voor haar vijftigste had Faber (64) geen publiek leven of noemenswaardige maatschappelijke verdiensten. Er is niets over haar – of van haar – te vinden in het publieke domein voor ze in 2010 de politiek in ging voor de PVV-fracties in Gelderland en de Eerste Kamer.
Of het moet de weblog zijn van haar echtgenoot, waarin hij aan enkele bevriende IT’ers al bijna 25 jaar verslag doet over eten, hun zoons, Formule 1, motorritten, de vakanties in de VS („het beloofde land”) en een enkele uitspatting. Zoals vier dagen Efteling ter gelegenheid van hun veertigjarige huwelijk in 2023. Over politiek gaat het bij hem nooit – al vermeldt hij dat zijn vrouw hem in 2010 voor Vaderdag de memoires van islamcriticus en voormalig VVD-politica Ayaan Hirsi Ali cadeau doet. Hij reageert niet als een van zijn IT-vrienden ten tijde van Wilders’ ‘Polenmeldpunt’ in 2012 optekent dat hij „kotsmisselijk” wordt van de PVV.
Faber woont al bijna bijna dertig jaar in Hoevelaken. Buurtgenoot Jan Hofman, onderwijsdirecteur en actief voor de lokale CDA, trof haar afgelopen zomer toen ze kort na haar beëdiging op de oprit haar cabrio waste. „Op zo’n moment is ze alleraardigst”, zegt hij. „Ik denk dat de mens en de politicus echt verschillend zijn. De politicus, daar heb ik problemen mee.”
Haar meisjesnaam was een begrip in het Amersfoort van de vorige eeuw
Marjolein Hillegonda Monica Faber-van de Klashorst werd in 1960 geboren. Ze wilde boerin worden, zei ze in een introductiegesprek voor haar departement dat online te vinden is, want ze is een groot dierenliefhebber. „Maar ik ben die boer niet tegengekomen.” In en rond Amersfoort genoot Marjolein een beschermde opvoeding, vertelde ze. Bij haar hoorzitting in de Tweede Kamer noemde ze zichzelf „blijmoedig”, wat ze van haar moeder heeft – dat was iemand met „een opgeruimd karakter” die „altijd thuis was”.
Naar eigen zeggen zat ze als kind met gespitste oren te luisteren als het, bij haar opa thuis, ging over de handel, met ooms en neven die over de vloer kwamen. Haar meisjesnaam was een begrip in het Amersfoort van de vorige eeuw. Veel van de mannen in de familie dreven een slagerij. Er was een G. en een W. en een J.D. en een S. van de Klashorst. „De ruime etalages lokken den voorbijganger tot koopen”, beschrijft De Eembode in 1928 over de zaak van Splinter van de Klashorst aan de Arnhemseweg. Hij was de opa van Marjolein.
Haar vader Gerrit had een groothandel voor horecavlees, die hij in 1970 verkocht. Volgens twee branchegenoten werd hij ‘Zwarte Gerrit’ genoemd, om zijn haarkleur. „Die Klashorsten waren het type recht voor zijn raap”, zegt de ondernemer die zijn zaak overnam.
Bij haar maidenspeech in de Eerste Kamer bracht Faber eind 2011 haar vader in herinnering. Ze hield een betoog ter ondersteuning van een verbod op onverdoofd slachten, dat – zonder succes – door de Partij voor de Dieren was ingebracht. „Ook tijdens de moeilijke oorlogsjaren zorgde hij ervoor dat hij patronen op zak had voor zijn schietmasker”, zei ze over haar vader. „Om het stomme dier dat hij naar de slachtbank leidde zo veel mogelijk leed te besparen.”
Gerrit was 22 toen hij in 1943 met twee familieleden van zijn vrouw Gerda werd opgepakt voor ‘clandestien slachten’. Buiten het bonnensysteem om vlees verwerven of verkopen was verboden. Volgens de administratie van de Duitse bezetter brengt hij vijf dagen door in een Scheveningse cel, al stelt ‘M.H.M Faber-van de Klashorst’ op de site van het Nationaal Monument Oranjehotel in een notitie dat het zes weken was. „Dankzij het omkopen van een bewaker kon Van de Klashorst zijn vader bellen”, schrijft ze in 2021. „Zijn vader heeft hem uiteindelijk vrij gekregen.”
De slagerij van Marjolein Fabers opa in Amersfoort, jaren dertig. Foto Archief Eemland
Neef Frans, net als Marjolein een kleinkind van Splinter, herinnert zich dat zijn vader Joseph en ‘ome Gerrit’ altijd samen waren. „Die twee deden er alles aan om mensen in de straat aan wat meer eten te helpen. Je had alleen kool en aardappelen, soms wat zelfgemaakt brood.” Via een boerderij in Hoevelaken konden ze aan vlees komen, en eieren en hout. Maar in garnizoensstad Amersfoort stikte het van de Duitsers. „Die hadden koelruimtes en de rokerij ingenomen voor hun vlees. Ze zaten er bovenop.”
Gerrit botst niet alleen met de bezetter. Ook in de naoorlogse jaren was het nog verboden om buiten het bonnensysteem vlees te verhandelen. Hij en zijn broer krijgen een voorwaardelijke celstraf, in 1946. Veel meer dan dat ze „opzettelijk handelen in strijd met” het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 staat niet in de vonnis-extracten die NRC vond. Hun vader moet een jaar later voorkomen en krijgt zes weken cel – er was sprake van recidive. „Er was nog steeds weinig vlees te krijgen, dus ze verkochten weleens wat buiten de bonnen om”, zegt Frans. „Ze zijn gewoon gepakt.”
Frans is 89 en woont al sinds zijn achttiende in Australië, waar zijn vader in de jaren vijftig een Hollandse slagerij opende. Frans’ vrouw June, geboren Britse, werd op latere leeftijd parlementariër en minister in de deelstaat West-Australië voor de (rechtse) Liberale Partij. Dat hun Nederlandse nicht inmiddels beroemd is, horen ze via NRC voor het eerst. Met de Nederlandse familie is geen contact meer, „zo gaat dat”. Erg politiek, zegt Frans, waren de Van de Klashorsten niet in die naoorlogse jaren. „Dat was meer voor mensen met veel geld”, lacht hij. „Wij werkten zes dagen per week. En op zondag gingen we naar de kerk.”
In de jaren zeventig streek het gezin van Marjolein Faber neer in een vrijstaand huis in Leusden-Zuid. Na de mavo en havo aan het Corderius College begon Marjolein aan een beroepsopleiding radiodiagnostiek. Later volgde ook een tweejarige opleiding nucleaire geneeskunde ‘in vivo’, een toen nieuwe richting van lichaamsonderzoek met behulp van radioactieve stoffen. In het Amersfoortse ziekenhuis De Lichtenberg kon ze eind jaren zeventig aan de slag. Tot ze in 1986 overstapte naar de automatisering, waar een schreeuwend personeelstekort was.
Samen met PVV-leider Wilders in 2015 in Volendam, op campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen. Foto Remko de Waal/ANP
Haar loopbaan vertoont gelijkenis met die van haar man. Hij is aan de laboratoriumschool opgeleid, maar kon na zijn diensttijd geen werk meer vinden in een ziekenhuis. Ook hij is de IT ingerold via een ‘IBM-agent’, een automatiseringsbedrijf dat software van de Amerikaanse computergigant implementeerde bij Nederlandse bedrijven en instellingen.
Volgens twee collega’s in het Diemense IBM-bedrijf waar Marjolein Faber begon, kwam ze niet bepaald bescheiden binnen in de IT-wereld. „Ze was toen al stronteigenwijs”, zegt Henk Jan ten Zijthoff, die er ook werkte als verkoper. „En iedereen op het pluche was een uitvreter – dat soort ideeën had ze al.” Erik Versloot, een van de toenmalige eigenaars van het bedrijf: „Die overtuiging van haar eigen gelijk zit in dat karakter. Ze spuide overal ongenuanceerd haar mening, vaak ongefundeerd.” Voorbeelden hiervan kan hij zich na al die decennia niet herinneren. „Het ging niet zozeer over politiek, maar bij wijze van spreken over de kaas in de kantine.”
Ze begon op de helpdesk en werd intern opgeleid als programmeur. Later werkte ze als IT-freelancer terwijl de kinderen opgroeiden, om via een ander IBM-bedrijf uiteindelijk terecht te komen bij Stater in (toen nog) Leusden. Ze werd onder meer teamleider bij functioneel beheer, dat aanpassingen in het kredietbeleid van klanten, doorgaans hypothecaire financiers, verwerkte. Een van de programmeurs bij Stater zegt dat Faber – „zeer ongebruikelijk” – aanvankelijk had bedongen dat ze alleen onder schooltijd zou werken.
Ze werd in het zonnetje gezet om haar jarenlange inzet als judomoeder
Haar twee zoons konden goed judoën, één zat dicht tegen de Nederlandse top aan. Bij een reünie van sportschool Theo Meijer in Leusden werd de minister afgelopen september in het zonnetje gezet om haar jarenlange inzet, zoals bij het vervoer rond toernooien. Meijer, zelf voormalig olympisch judoka, noemt haar „zeer bevlogen en betrokken” als judomoeder. „We hadden geen bestuur zoals in een vereniging, dus pakten ouders heel veel op. Zij was daarin echt een aanjager.”
Haar oudere broer is de horeca ingegaan, als ondernemer en investeerder. Op een verzoek aan hem voor een gesprek over hun ‘roots’ komt geen reactie. Een neefje, bestuurlijk actief in de beginjaren van de jongerentak van Forum voor Democratie, wil evenmin meewerken aan een artikel. Hoe de ideologische ontwikkeling van Marjolein Faber precies verliep, blijft zo in nevelen gehuld. In spaarzame interviews zegt ze dat ze van „VVD-huize” is en altijd al aangetrokken werd door de politiek. De VVD vond ze echter soft op migratie en te veel op de hand van het bedrijfsleven.
Toen de in 2002 vermoorde Pim Fortuyn opkwam en de rechts-radicale beweging momentum kreeg, was ze naar eigen zeggen nog niet klaar voor de politieke arena. Later, haar zoons waren inmiddels volwassen, betrad ze die alsnog. „Mensen kunnen dan later niet zeggen: Faber je hing erbij op de bank en je keek er naar”, zei ze in een PVV-spotje uit 2016. Op de John Frost-brug in Arnhem, „waar jonge mensen zijn gesneuveld voor onze vrijheid”, vertelt ze in het filmpje dat ze zich zorgen maakt. „Hoe meer islam er binnen komt, hoe meer onze eigen cultuur, onze vrijheid onder druk komt te staan.”
Portret gemaakt bij lijsttrekkersdebat voor de Provinciale Statenverkiezingen van 2015. PVV-lijsttrekker Faber is ook voorzitter van de Eerste Kamerfractie van de PVV. Foto Hilz & Verhoeff/ANP
In 2009 had ze zich aangemeld bij de PVV. Eerst voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2010; ze kwam op nummer 32 (onverkiesbaar). Daarna werd ze lijsttrekker in Gelderland voor de Provinciale Statenverkiezingen van 2011, toen Wilders als gedoogpartner van Rutte-I op zoveel mogelijk zetels in de Eerste Kamer hoopte. Faber nam daar ook zitting in, vanaf 2014 als fractieleider.
Geen van de mensen die NRC sprak weet waar haar afkeer van de islam op terug te voeren is. In de ‘PVV-klasjes’ waaraan ze deelnam was dat ideologische traject geen thema, zeggen twee van Fabers partijgenoten die betrokken waren bij haar eerste schreden in de politiek. Collega-politici van andere partijen constateren dat haar islamhaat al direct diep zat. „Bij sommige PVV’ers ontwikkelt dat zich gaandeweg”, aldus SP-senator Tiny Kox, die met Faber in de Eerste Kamer zat. „Zij wilde graag laten blijken dat ze er veel van wist.”
In de Raad van Europa, waar Faber zitting had in de parlementaire vergadering met politici uit 46 aangesloten landen, viel haar inbreng op. Deze organisatie zet zich onder meer in voor de mensenrechten, zij pakte vooral het podium om te fulmineren over de islam. „Wij waren dat gewend uit de Eerste Kamer”, zegt Kox, die ook deelnam aan de Raad van Europa. Hij herinnert zich dat hij naast een „stevig conservatieve” politica uit Zweden zat. „Haar mond viel open toen ‘onze’ Faber het woord nam.”
Toen John Berends in 2019 aantrad als commissaris van de koning in Gelderland, sprak Faber het vermoeden uit dat hij beloond was omdat hij als burgemeester de stad Apeldoorn „met een mega-azc had opgezadeld” en Fortuyn-moordenaar Volkert van der G. huisvestte na diens vervroegde vrijlating. Vier jaar later, toen Berends zijn functie neerlegde tijdens een onderzoek naar zijn bestuursstijl, nam zij het voor hem op. „Wij zijn nooit gebrouilleerd geraakt”, zegt hij.
Een „bijzondere” eigenschap van Faber vindt Berends hoe zij de „consequenties van haar handelen neemt”. Hij doelt op de – „vaak persoonlijke” – aanvallen die ze over zich afroept. „Ze kan uitdelen, maar ook incasseren. Ze denkt nooit: wat voor schade kan het aanrichten voor mij? Dat is ook een stijl. En daar kun je een mening over hebben, maar ik analyseer nu slechts. Ze is voor de duvel niet bang.”