Schuif misbruikte kinderen niet opzij, maar luister naar hen

Misbruik sprak tientallen misbruikers en incest-plegers. Toch, schrijft ze, zijn het niet de daders in wie we ons moeten verplaatsen, maar de potentiële slachtoffers.


Illustratie Mart Veldhuis

In het dagboek dat ik als twaalfjarige bijhield staat zijn naam vaak vermeld – voor het eerst tijdens een jeugdkamp in de vroege zomer, voor het laatst in de winter van datzelfde jaar – vergezeld door teksten als ‘de knapste man die ik ooit heb gezien’, ‘de enige van wie ik ooit zal houden’ en ‘mijn eeuwige ware liefde’. Bas met hartjes eromheen, Bas met traantjes in de kantlijn, Bas met rozen eronder. Ik had niet enorm veel mee, als meisje, maar wat gevoel voor drama betreft was ik rijkelijk bedeeld en daar gaf de verschijning van Bas ook alle reden toe. Eind twintig was hij. Lang, slank en gespierd. Blond haar, stralende blauwe ogen: hij leek zo van een poster afgestapt.

Tot hij die zomer in mijn leven verscheen was ik alleen maar een nogal onooglijk meisje met grote hazentanden geweest. Een beetje eenzaam, een beetje eigenaardig. Een in alle opzichten middelmatig kind dat het vooral van grappen moest hebben om enigszins bij de groep te horen. Maar al op de eerste dag voltrok zich het wonder, want tijdens het zingen bij het kampvuur keek Bas onmiskenbaar het vaakst naar mij. Van alle meisjes, stuk voor stuk mooier, vlotter en leuker dan ik, had hij mij gekozen. Ik kan me nu, dertig jaar na dato, nóg herinneren hoe dat voelde: alsof mijn verjaardag, Sinterklaas én de eerste-dag-zonder-jas-naar-school op één en dezelfde dag vielen.

Wat Pim Lammers in zijn inmiddels gewraakte verhaal Trainer uit 2016 beschrijft, is in mijn optiek niet meer of minder dan een situatie waar vele kinderen in terecht komen, doorgaans zonder die volledig te (kunnen) begrijpen. De misbruiker maakt het kind tot deelnemer en sympathisant. De misbruiker wéét dat het kind, juist daardoor, veel moeilijker zal praten over wat er gebeurt, laat staan grenzen aan zal geven. De misbruiker weet ook dat het kind, juist omdat het gelóóft dat het er zelf voor gekozen heeft, de verantwoordelijkheid op zich neemt. En in veel gevallen loyaal blijft aan de misbruikende volwassene – soms een heel leven lang.


Lees ook: Meerstemmigheid is het antwoord op de dreigneiging

Gratis nachtmerries

Het beschrijven van die veelvoorkomende situatie, van de volledigheid van zo’n ervaring, is geen verheerlijking maar verheldering. Het toont iets waar de meeste volwassenen, getuige ook het veelvuldig grijpen naar kots-emoji’s op sociale media, bij voorkeur geen glimp van willen opvangen. Zo beangstigend is het idee dat een kind, dat nota bene naast zijn misbruiker zit, iets heel anders voelt dan afkeer. Zo misselijkmakend is alleen al het idéé van ‘normalisering’ van kindermisbruik. Die gevoelens deel ik, overigens, volledig. Bij elk kind dat ik kreeg werden de nachtmerries gratis meegeleverd. Als ik heel eerlijk ben, ben ik vermoedelijk zelf ook niet zachtzinnig genoeg bedraad om mijn aversie tegen de doodstraf overeind te houden als iemand met z’n tengels aan mijn kinderen komt: dan wint de bloeddorst.

Maar juist omdat ik die onderbuikgevoelens met de ‘beschermers’ deel – en voor het gemak ga ik hier nu uit van hun oprechte en niet door politieke agenda’s gemotiveerde intenties – verbaast het me hoe slecht geïnformeerd velen van hen nog altijd zijn. Wie goed beslagen ten ijs wil komen moet begrijpen dat daders niet alleen het lichaam van een kind misbruiken, maar het totale kind. Ze misbruiken de nieuwsgierigheid van het kind, diens verlangen gezien te worden, de wens bijzonder te zijn, de hoop op sympathie of liefde, de experimenteerdrift of de ontluikende seksualiteit van het kind in kwestie. Alles wat voorhanden is wordt door misbruikers opgemerkt, ingezet en benut – vaak terloops, vaak stapsgewijs en schokkend genoeg vaak ook nog in het volle zicht. Misbruikers buiten eigenschappen, gevoelens en gedachten van kinderen uit, zelfs die waar de ouders of verzorgers volstrekt geen weet van hebben.

Wat mij van alle ophef rondom het voor volwassenen bedoelde verhaal van Pim Lammers dan ook het meest verontrust (al is het verrekt moeilijk kiezen, want er is véél verontrustends aan) is het gebrek aan kennis bij mensen die zeggen kinderen te willen beschermen. Er wordt opgehitst, gewalgd, gescholden, gebruld, gedreigd en gevloekt – maar de meeste ‘beschermers’ lijken intussen géén idee te hebben hoe misbruik werkt. Hoe ingenieus misbruik vaak in elkaar zit. En hoe complex het voor een kind kan zijn om op zo’n periode terug te kijken. Want toen Bas, een paar dagen na de start van het kamp, plotseling werd weggestuurd, was ik niet opgelucht omdat ik van een duister lot gered was. Integendeel. Ik was woedend.

Wat had ik die dagen gegloeid onder zijn warme aandacht, wat had ik genoten van de romantische momenten die hij tussen ons creëerde, de geheimzinnige blikken en de voorzichtige aanrakingen. Wat tintelden mijn vingers lang na als hij, op een goed gekozen moment, mijn hand vastpakte. Ik gelóófde hem toen hij zei dat ik een bijzonder meisje was, omdat ik niets liever wilde zijn dan dat. En ik geloofde hem zelfs toen hij zei dat hij mij prachtig vond, want het bood me de mogelijkheid om (voor eventjes) prachtig te zijn. Om alvast te proeven van wat het is om gewenst en begeerd te worden. Er was in mij geen flinter dankbaarheid om wat de volwassenen die hem wegstuurden hadden voorkomen, er was alleen boosheid om de prachtige zeepbel die ze uiteen hadden laten spatten. Ik voelde me kortom allesbehalve beschermd. Ik voelde me beroofd.


Lees ook deze analyse: ‘Kwestie-Lammers’: ongepaste relaties hebben een lange literaire traditie

Had iemand mij destijds maar kunnen uitleggen wat er werkelijk gaande was. Had tenminste één van de kampleiders dat verhaal van Pim Lammers destijds maar kunnen lezen. Had iemand maar begrepen waar ik door die goedbedoelde ingreep afscheid van moest nemen: het even angstaanjagende als aanlokkelijke gevoel de uitverkorene te zijn. Had iemand me toen maar uitgelegd hoe misbruikers te werk gaan en hoe de rol die ik kreeg toebedeeld, die voor mij zo exclusief had gevoeld, een veelvoorkomende valstrik was. Misschien zou mijn dagboek uit die periode dan niet volstaan met hartjes en traantjes. Misschien had ik dan alvast een klein beetje begrepen wat ik nu, dertig jaar later, wél begrijp: de kans dat een kind een misbruiker als engerd identificeert is heel klein. Want het zijn natuurlijk nooit de gluiperds en griezels waarbij je je veilig waant en wier gezelschap je zoekt. Het zijn de leukerds, de lieverds en de idolen. De joviale buurman. De huisvriend. De grappige vader van dat ene vriendinnetje. En ja, de trainer waar je zo graag naast wil zitten.

Verplaats je in de slachtoffers

Het is mij nooit gelukt me in het hoofd van een misbruiker te verplaatsen, ondanks jarenlange werkervaring als justitieel medewerker in het Huis van Bewaring. Tientallen misbruikers, verkrachters en incestplegers heb ik er ontmoet en gesproken. Sneue mannen. Doodgewone mannen. Enge mannen. Sadisten. Huisvaders. Gestoorden. Stapels gedetailleerde dossiers heb ik gelezen – er zijn fragmenten die ik inmiddels operatief uit mijn geheugen zou willen laten verwijderen – allemaal in de hoop dat ik er iets van zou gaan begrijpen, dat kennis over daders me zou kunnen helpen mezelf en anderen te beschermen. Maar gaandeweg kwam ik tot de conclusie dat je de daders daarvoor helemaal niet nodig hebt: het zijn de potentiële slachtoffers in wie je je moet leren verplaatsen.

Schuif kinderen die misbruikt zijn dus niet opzij, als je zegt hen te willen beschermen. Luister naar ze. Hoor hoe tegenstrijdig hun verhalen en gevoelens vaak zijn, hoe gelaagd hun blik op het gebeurde. Of lees het werk van Ted van Lieshout, van Manon Uphoff, van Marieke Lucas Rijneveld en van vele, vele anderen. Voeg iets toe aan het eenzijdige boeman-beeld dat er van misbruikers bestaat – opdat je wéét waarmee kinderen te maken kunnen krijgen. Wat schrijvers kunnen tonen is het perspectief van een kind dat op zoveel manieren manipuleerbaar is, dat zich soms mee laat slepen – en dat óók dan schuldeloos blijft, net als het jongetje dat Pim Lammers beschreef. Maar mocht je na lezing van welke literaire tekst dan ook daadwerkelijk de aandrift voelen om een kind te misbruiken: zoek dan in vredesnaam hulp. Ik hoop vurig dat Bas, die eigenlijk anders heet, dat destijds ook heeft gedaan. Ik hoop dat hij nooit meer de kans heeft gekregen om tegen een naar aandacht hunkerend kind te zeggen: jij bent de enige die mij begrijpt.