‘De literaire wereld is niet zo actief in Drenthe, waar ik vandaan kom”, vertelt schrijver Jante Wortel. „Maar een opleiding in schrijven heeft mij een goed netwerk opgeleverd.” Met haar debuut Weerlicht staat Wortel op de shortlist voor de Bronzen Uil, de Nederlands-Vlaamse prijs voor het beste Nederlandstalige debuut van het afgelopen jaar. Ze zegt veel te danken te hebben aan haar opleiding Creative Writing aan de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem, waar ze in 2017 afstudeerde. „Tijdens de opleiding moét je schrijven, ook als je geen inspiratie hebt.” De grootste valkuil, zegt ze, als je beter wilt leren schrijven is niét schrijven. „Schrijven betekent discipline hebben. Met een opleiding heb je een goede stok achter de deur en leer je in korte tijd veel.”
Schrijfonderwijs had lang een stigma. In de artikelenreeks ‘Hoe een Roman wordt geschreven’ deed Louis Couperus in 1920 een poging tot een handleiding, maar ook hij constateerde dat schrijftalent aangeboren is en niet aangeleerd kan worden. Schrijvers zouden een natuurlijke gave hebben.
Door dat overheersende idee kregen opleidingen in creatief schrijven lange tijd geen vaste plek in het onderwijs. Toen de eerste professionele schrijfopleidingen ontstonden, enkele decennia geleden, kwam er dan ook kritiek uit literaire kringen. Literatuurcriticus Jeroen Vullings sprak over ‘workshopproza’ en het ‘schrijven volgens door anderen opgestelde regeltjes’. Een opleiding werd overbodig geacht, zo niet schadelijk voor de creatieve geest. Maar dat romantische beeld is snel aan het verdwijnen.
Amerikaans model
De afgelopen jaren heeft het schrijfonderwijs, vooral opleidingen die gebaseerd zijn op het Amerikaanse model van ‘creative writing’, in Nederland een prominentere plek gekregen. Zulke opleidingen bieden aspirant-schrijvers lessen in schrijven, variërend van poëzie en fictie tot non-fictie en scenario-schrijven. De invloed van gerenommeerde Amerikaanse schrijfprogramma’s zoals die aan de University of Iowa – waaraan schrijvers als Kurt Vonnegut, Philip Roth, John Cheever en Marilynne Robinson doceerden – is duidelijk zichtbaar. Bij dit soort opleidingen staan veel schrijfopdrachten centraal en wordt het werk in kleine groepen onderling besproken en bekritiseerd. Een tiental schrijvers verzamelt zich rond een tafel en bespreekt vervolgens elkaars werk.
In Nederland richtte Frank Tazelaar in 2011 de hbo-opleiding Creative Writing aan ArtEZ in Arnhem op. „Toen de opleiding van start ging, kregen we zo’n 100 aanmeldingen. Dat zijn er inmiddels wel 300”, zegt hij. „Er zijn maar twintig plekken, de concurrentie wordt dus steeds groter.” Tazelaar en andere docenten aan de opleiding, zoals Els Moors, Hanneke Hendrix en Maartje Wortel, zijn het er unaniem over eens: schrijven is in een ambacht dat je kunt leren, met technieken die je kunt verfijnen.
Ook andere schrijfopleidingen zijn populair. Writing for Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht heeft plaats voor 16 studenten, maar het aantal aanmeldingen is ruim tien keer zo groot. En Hans Hogenkamp, sinds 2012 directeur van de Schrijversvakschool in Amsterdam wijst erop dat de aanmeldingen voor de deeltijdopleiding gestaag zijn gegroeid: met ongeveer 80 aanmeldingen voor 50 beschikbare plaatsen, jaarlijks studeren er zo’n tien leerlingen af bij docenten als Graa Boomsma, Hannah van Binsbergen, Nico Dros en Robbert Welagen. De Schrijversvakschool, de eerste schrijfopleiding in Nederland, werd opgericht in 1984 onder de naam schrijversvakschool ’t Colofon.
Inmiddels heeft een nieuwe generatie schrijvers een diploma behaald bij een van deze opleidingen, onder wie Ester Naomi Perquin, Lucas Rijneveld, Maxime Garcia Diaz, Simone Atangana Bekono en Lisa Weeda.
Binnen de opleidingen is er aandacht voor de theorie van literaire stromingen. Maar de meeste lessen bestaan uit het bespreken van schrijfopdrachten. Een lesboek is er niet. In plaats daarvan wordt voornamelijk input geleverd door de docenten en de leerlingen zelf. Naast vakken over schrijven zelf, waarbij technische aspecten centraal staan, zoals het kiezen van een perspectief en het bepalen van een tijdsverloop, bieden schrijfopleidingen ook vakken over de zakelijke kant van het schrijverschap. Wat doe je als schrijver voor nevenactiviteiten om het schrijfwerk te kunnen blijven doen? En hoe kan je het beste toewerken naar een contract bij een uitgeverij? Dat soort vragen komen aan bod bij ‘creatief ondernemen’.
„Sommige studenten weten bij aanvang van de opleiding niets van de literaire wereld”, legt Tazelaar uit. Vroeger konden beginnende schrijvers hun werk publiceren in literaire tijdschriften waar destijds meer tijd en geld beschikbaar waren voor talentontwikkeling. Zulke ondersteuning is nu schaarser geworden, meent Tazelaar.
Bij de opleiding Creative Writing van Tazelaar gaat het niet alleen puur om het gedrukte woord. Studenten, zegt hij, werken uiteindelijk vaak voor verschillende media waar ze hun schrijftalent voor kunnen inzetten, zoals games en podcasts. Tazelaar: „Ze streven naar een beroepspraktijk waarbij ze verschillende vormen van literair schrijven kunnen combineren.” Het beeld van de solitaire schrijver in een werkkamer is dus aan het veranderen. „Schrijvers werken samen, vormen collectieven. Ook docenten, vaak zelf schrijvers, werken nauw samen met studenten. De grens tussen schrijvers en lezers vervaagt. Dat zie je weerspiegeld in schrijfopleidingen.”
One handshake away
Tazelaar onderstreept de waarde van de netwerkmogelijkheden van een opleiding, waardoor afgestudeerden toegang hebben tot literaire agenten, redacteuren en andere professionals uit het veld. „Je bent one handshake away van iemand in de literaire wereld”, zegt hij.
Creative writing waaiert inmiddels ook uit naar de universiteiten. Sinds enkele jaren zijn er cursussen en minors op academisch niveau, die ook steeds meer lijken op het Amerikaanse model. De minor aan de Universiteit van Amsterdam is zeer populair. Yaniv Hagbi, docent aan de opleiding Hebreeuwse taal en cultuur, startte de minor drie jaar geleden voor jaarlijks dertig dertig studenten. „Vanaf het begin trok de opleiding honderden studenten uit heel Nederland en uit verschillende disciplines”, zegt hij.
Veel deelnemers hebben de ambitie om een boek te publiceren bij een gerenommeerde uitgeverij. Maar, benadrukt hij, dat is niet het primaire doel van de minor. Hoewel deze studenten op universitair niveau studeren, valt het Hagbi op dat velen van hen niet veel lezen. „We proberen via het schrijven ook betere lezers van ze te maken. Dan pas kan je beginnen met schrijven, écht schrijven.”
Hogenkamp legt uit dat de Schrijversvakschool langzaam is gegroeid, maar dat er geen ruimte is voor meer dan vijftig studenten per jaar. „We willen niet alsmaar groeien. Daar is op de arbeidsmarkt ook geen vraag naar.” Het idee is ook niet dat je van iedereen een schrijver kunt maken. Maar wie het in zich heeft, kan veel baat hebben bij begeleiding om talent te ontwikkelen. „Zoals je talent kunt hebben voor tennis en daarom tennislessen volgt, zo kun je ook lessen in schrijven nemen wanneer je daar aanleg voor hebt.”
Jessie Eickhoff, in het dagelijks leven journalist, volgde verschillende schrijfcursussen, eerst nog als hobby. Nu is ze inmiddels tweedejaars aan de Schrijversvakschool en probeert ze haar schrijverschap naar een hoger niveau te tillen. Het volgen van de opleiding is volgens haar niet dé weg naar het schrijven, „maar wel een weg”. Eickhoff merkt op dat schrijven voor veel mensen een vorm van zelfontplooiing is. „Mensen investeren meer in hun hobby, dat blijkt vaak schrijven te zijn.” Dat groeit volgens haar steeds vaker uit tot de ambitie om uit te groeien tot professioneel schrijver.
Willem Bisseling, literair agent bij Sebes & Bisseling, ontvangt talloze manuscripten en moedigt het volgen van een schrijfopleiding aan. Hoewel manuscripten van alumni van schrijfopleidingen volgens hem niet per se altijd beter zijn, is het wel een aspect waar hij naar kijkt bij het beoordelen van inzendingen. „Het toont aan dat je serieus met het schrijverschap bezig bent, het is dus geen bevlieging. Alles wat je doet om kritisch naar je teksten te kijken, is waardevol.”
Het niveau van schrijfopleidingen in Nederland ervaart hij als wisselend. „Als de studenten in niveau variëren, blijven ze vaak steken bij de basis van het schrijven. Dat valt me soms op.” Hij pleit voor een strengere toelating bij de schrijfopleidingen. „Iets zoals de Iowa’s Writing Workshop, met een zeer selectieve toelating en slechts enkele schrijvers, zou fantastisch zijn voor Nederland. In de VS hebben veel bekende literaire auteurs dergelijke opleidingen gevolgd. In Nederland zou ik niet weten welke gevestigde auteurs zo’n opleiding hebben gevolgd.”