Schrijver Larry McMurtry: van nestbevuiler tot lokale held

Toen Peter Bogdanovich’ verfilming van McMurtrys roman The Last Picture Show in oktober 1971 verscheen was de ontvangst bij de bevolking van Archer City, McMurtry’s geboorteplaats die model stond voor het Thalia uit de film, niet bepaald enthousiast. In het kleine stadje – 1800 inwoners op de Texaanse prairie – sprak men erover alsof ’t het werk van de duivel was, met scènes waarin seks en vrouwelijke hunkering werden getoond. Zelfs Larry’s vader suggereerde dat hij moordzuchtige plannen richting zijn zoon had.

Auteur Larry McMurtry (1936-2021) deinsde niet terug voor controverse en schreef zeker niet om zijn streekgenoten te plezieren, zo blijkt uit Larry McMurtry. A Life, de uitstekende, levendig geschreven biografie van Tracy Daugherty, ook de biograaf van onder meer Joan Didion en Donald Barthelme. En toch: hoe anders was het veertien jaar later, toen de miniserie gebaseerd op McMurtry’s roman Lonesome Dove een nationale tv-hit was geworden. De beruchte zoon was nu een lokale held en Archer City transformeerde geleidelijk van een wat achterlijk agrarisch plaatsje tot wat schrijfster (en vriendin) Susan Sontag ‘McMurtry’s eigen themapark’ noemde, waarin Larry ‘de Mickey Mouse van McMurtryville’ was.

McMurtry zou zijn leven lang blijven verlangen naar de weidse ruimtes en de zonsopgangen van zijn geboortestreek, maar hij verruilde die al vrij jong voor de grote stad. Allereerst Houston, waar hij studeerde en les gaf aan Rice University en waar hij ook enkele van zijn grotestadsromans situeerde (met name Terms of Endearment). Vervolgens Washington D.C. (‘een vesting gebouwd voor de instandhouding van kaviaar’) waar hij begon aan wat later zijn antiquarische boeken-imperium zou worden. Later zou ook Tucson, Arizona lange tijd zijn voornaamste woonplaats worden, nabij (schrijf)vriendin Diana Ossana, met wie hij het derde werk schreef dat hem faam zou bezorgen, het filmscript van Brokeback Mountain, naar een verhaal van Annie Proulx.

Knisperende zinnen

Het zijn de filmscripts en boekverfilmingen (34 Oscarnominaties en 13 overwinningen) waarmee McMurtry uiteindelijk bekendheid verwierf, zeker buiten Amerika. Onterecht, meent Daugherty, want juist in zijn boeken toont hij zich vaak een stilist. Op zijn best schreef McMurtry in knisperende zinnen vol rake typeringen. Maar zijn plaats in de Amerikaanse letteren is voor altijd bepaald door zijn afkomst en thematiek. Hoewel hij zijn leven lang bleef fulmineren tegen de mythologisering van het cowboybestaan en het Wilde Westen bleef hij voor het grote literaire publiek aan de beide Amerikaanse kusten toch een ‘minor regional novelist’. Die benaming leek hij enerzijds te koesteren, maar toch bleef die knagen, zelfs toen hij regelmatig medewerker van het gezaghebbende The New York Review of Books werd, zelfs toen hij tot voorzitter van de Amerikaanse PEN werd benoemd.

Het was in Washington D.C. dat hij serieus werk begon te maken van zijn andere grote passie: het verzamelen van zeldzame boeken, dat hem het hele land zou doen verkennen. Zijn afkomst leek hem te predestineren tot een agrarisch bestaan, maar in plaats van koeien werd het ‘herding books into larger and larger ranches’. Hij zag zelf de ironie er wel degelijk van in toen hij in 1988 zijn bijna een half miljoen exemplaren tellende verzameling naar Archer City verhuisde, waar hij ze in vier panden onderbracht.

Ossana’s keukentafel

Het is terecht dat de biograaf zo uitgebreid aandacht besteedt aan vriendin Ossana (‘was ze McMurtry’s Yoko Ono of Eliza Doolittle?’). Zij was het in elk geval die McMurtry in meerdere opzichten weer tot leven bracht na een vierdubbele bypass-operatie in 1991. Hij voelde zich een lege huls, doordrongen van de zekerheid dat hij nooit meer een boek zou schrijven. Maar toch begon hij langzaam weer zijn oude discipline op te pakken; elke ochtend anderhalf uur aan Ossana’s keukentafel, als vanouds typend op zijn Hermes 3000-schrijfmachine. De depressie waarin hij belandde na zijn hartoperatie was mede debet aan een onverwachte literaire piek in 1999 met Duane’s Depressed, waarin hij een van de hoofdpersonen van zijn eerdere roman The Last Picture Show, de stoere footballspeler Duane Moore, opnieuw tot leven bracht, zoals hij dat ook later deed in Texasville.

Daugherty weidt hier en daar wat te veel uit, zoals bijvoorbeeld over McMurtry’s vriendschap met Ken Kesey (auteur van One Flew Over the Cuckoo’s Nest) en zijn (marginale) betrokkenheid bij diens reizend hippiegezelschap de Merry Pranksters. De belangstelling van de nuchtere Texaan voor deze horde wordt pas tegen het einde van de biografie deels verklaard door zijn huwelijk, op 75-jarige leeftijd met Faye Kesey, Kens weduwe.

McMurtry kon simpelweg niet zonder vrouwen om zich heen. Hij was, zo schrijft Daugherty in de biografie, een onwaarschijnlijke donjuan. ‘Fysiek gesproken een van de minst aantrekkelijke mannen die ik me kan voorstellen, maar…’, aldus actrice Cybill Shepherd. Ze was een van de vrouwen met wie hij romantically involved was (de seksuele component daarvan werd doorgaans nooit met de buitenwereld gedeeld). Dat gold ook voor Diane Keaton, schrijfsters Susan Sontag en Leslie Marmon Silko, agente Dorothea Oppenheimer en genoemde Diana Ossana. Daugherty citeert ook journaliste Maureen Orth die over McMurtry schreef: ‘hij beminde, respecteerde en waardeerde vrouwen meer dan enig andere man die ik ooit gekend heb.’ Tegen het einde van zijn leven werkte hij aan een nieuw deel van zijn thematisch geordende memoires: 62 Women. Het boek is nooit verschenen. Wellicht omdat de titel steeds aangepast moest worden?

Daugherty lijkt zich in deze uitstekende biografie stilistisch aan zijn onderwerp aan te passen: hij schrijft zonder opsmuk en met veel gevoel voor treffende details. Zijn grote verdienste is dat hij deze gecompliceerde auteur, die veel tegenstrijdigheden in zich herbergde, de plaats geeft die hij in de Amerikaanse literatuur verdient.