De halsslagader dichtknijpen zodat de hersenen geen zuurstof krijgen en dan nét voor het flauwvallen loslaten. Je kunt zoiets bij jezelf doen of bij een ander en het zou kortstondig een high gevoel geven. Onder kinderen heet het ‘stik-‘ of ‘wurgspel’, maar een ‘spelletje’ is het allerminst. Omdat je al na een paar seconde de kans loopt op hersenbeschadiging en, erger, overlijden.
„Diep geschokt en zeer aangedaan” meldde het Anna van Rijn College in Nieuwegein deze week dat een van zijn leerlingen was overleden. Een jongen uit 3vwo. Over de oorzaak schreef de school in een brief aan ouders en verzorgers dat het „bleek te gaan om een zogenaamde ‘choking game’ waarover diverse filmpjes circuleren op social media”. De ouders van de leerling vonden het volgens de school belangrijk dit bekend te maken om anderen „te waarschuwen en aandacht te vragen voor de levensgevaarlijke risico’s van deze of vergelijkbare challenges”.
De afgelopen jaren zijn meerdere jongeren in Nederland op deze wijze om het leven gekomen. In 2017 overkwam het een 16-jarige jongen uit Arkel. Tim Reijnders. De ouders troffen hem thuis aan met een knoop om zijn nek, terwijl hij volgens hen niet suïcidaal was. Uitgegleden, bewusteloos geraakt en overleden, bleek uit het filmpje dat hij er zelf met zijn mobiel van had gemaakt. Eerder die avond had hij op Youtube nog instructiefilmpjes bekeken.
Een jaar later overleed in Den Haag een 15-jarige jongen als gevolg van een soortgelijke ‘choking challenge’. En in 2022 waarschuwde het Openbaar Ministerie in Amsterdam voor de gevaren nadat een 15-jarige was aangehouden die vier scholieren in een wurggreep had genomen, die daarop kort hun bewustzijn verloren. „Het verwurgen van iemand zien wij niet als een spelletje, maar als een misdrijf.”
In een kramp schieten
En wie weet, zegt directeur Justine Pardoen van Bureau Jeugd & Media, zijn er wel meer jongeren aan zo’n stikspel overleden maar gelden die als ‘onbegrepen suïcide’. Des te belangrijker, zegt ze, dat de ouders van de leerling in Nieuwegein aandacht hebben gevraagd voor de rol van sociale media bij zulke ‘challenges’. Want zonder tragische aanleiding vindt de samenleving het moeilijk om over deze ‘spelletjes’ te praten. „School, docenten, ouders: iedereen schiet al snel in een soort kramp. Angstig om kopieergedrag te stimuleren.”
Terwijl, zulke challenges zijn volgens Pardoen „een vast onderdeel” van de online jeugdcultuur geworden. Het begon ooit – in 2005 – met ‘happy slapping’: zomaar iemand op straat een klap geven en dat filmen met je mobiel. Jongeren stuurden de filmpjes door en moedigden elkaar aan het na te doen, soms tegen betaling. En inmiddels weet een groot deel van de jongeren ook wat een ‘deodorant challenge’ is: op de huid net zo lang deo spuiten tot een brandwond ontstaat. Of een ‘cinnamon challenge’: een volle lepel kaneel in je mond proberen weg te werken zonder drinken.
Van alle tijden
En dus een ‘choking game’. Het ‘stikspel’ is overigens van alle tijden, benadrukt Pardoen, alleen komen jongeren nu eerder – sommigen al op hun tiende – in aanraking met content die niet bij hun leeftijd past. Dankzij sociale media.
De dood van Tim Reijnders in 2017 heeft wel wat veranderd. Het gespreksonderwerp is minder een taboe sinds Stichting T.I.M (Tegen Internet Misstanden), opgericht door zijn ouders, er voorlichting over geeft. En ook Bureau Jeugd & Media, van Pardoen, vertelt erover. En toch blijft de online leefwereld van jongeren een heikel onderwerp, merkt ze ook. Omdat zowel ouders als docenten vaak niet goed weten hóé ze erover moeten spreken. En ook omdat veel volwassenen – zelf net zo goed verslaafd aan hun mobiel – zo’n negatief beeld hebben van de online leefwereld van hun kind, dat ze het er niet eens over wíllen hebben. „Goh, zit je nou alweer op ding? Veel verder komen ouders vaak niet. Terwijl, ga er eens gezellig naast zitten. Vraag wat je kind online leuk vindt om te doen. Wat ze daarbij voelen. Want nu kijken we ervan weg en blijven we elke keer verbaasd als we horen over de risico’s.”
De dag voor de rechtbank uitspraak zou doen in de stikstofzaak publiceerde het ministerie van Landbouw, Voedselzekerheid, Visserij en Natuur (LVVN) een lijst met alle stikstofmaatregelen die sinds 2019 zijn genomen. Het is een flinke lijst: 29 programma’s, regels en regelingen. Een uitkoopprogramma voor piekbelasters. Een financiële regeling voor boeren die in de buurt van een natuurgebied zijn gevestigd en willen verhuizen. Strengere regels voor de industrie.
En toch besloot de rechtbank Den Haag afgelopen woensdag dat de overheid meer moet doen om de uitstoot van stikstof en de overbelasting van natuurgebieden terug te dringen. Sterker nog, de rechter had zo weinig vertrouwen in de stikstofplannen van het kabinet dat er een dwangsom is opgelegd voor als de uitspraak niet opgevolgd wordt. Dat is uitzonderlijk – normaal gesproken gaat de rechter ervan uit dat de staat zich aan een gerechtelijke uitspraak houdt.
Hoe zit het nu? Is er inderdaad al veel stikstofbeleid, of gebeurt er te weinig?
Van belang is hoeveel stikstof er landt in Natura 2000-gebieden. Sommige vormen van natuur, zoals heide en veen, verslechteren door hoge stikstofniveaus en worden overwoekerd door grassen en bomen die wel goed groeien op stikstof. Natuurgebieden verschillen daardoor in hoeveel stikstof ze aankunnen. Voor elk type natuur is een zogenoemde ‘kritische depositiewaarde’ vastgesteld, de maximale waarde stikstof die de natuur aankan. Als die lager is dan 2.400 mol (een mol is zo’n veertien gram stikstof) per hectare per jaar, is een gebied stikstofgevoelig. Als de waarde hoger is, kan de natuur verslechteren. Sommige gebieden zijn zéér stikstofgevoelig, zoals vochtige heide in laagveengebied. Dat heeft een kritische depositiewaarde van vijfhonderd mol per hectare.
Piekbelasters uitkopen
Uit cijfers van het RIVM en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt dat opeenvolgende kabinetten er niet in zijn geslaagd om de stikstofneerslag te verminderen. Nog altijd is de belasting van kwetsbare natuurgebieden gemiddeld een kleine vijfhonderd mol hoger dan de natuur aan kan. Eind dit jaar had 40 procent van de Europees beschermde Natura 2000-gebieden geen last meer moeten hebben van een te hoge stikstofbelasting. Nederland zal blijven steken op nog geen 29 procent, blijkt uit prognoses.
„Deze uitspraak was onvermijdelijk, maar dit kabinet heeft hem wel versneld”, zegt Jan Willem Erisman, hoogleraar Milieu en Duurzaamheid (Universiteit Leiden). „Met een Nationaal Programma Landelijk Gebied, met een transitiefonds met daarin miljarden, was er kans op vooruitgang in het stikstofdossier. Maar die programma’s en fondsen zijn afgeschaft, en dat heeft geleid tot deze uitspraak.”
Beleid dat wel doorgezet werd, leverde minder op dan gehoopt. Neem de uitkoopregeling voor piekbelasters, een van de belangrijkste maatregelen op de lijst van het ministerie. Dat idee kwam in 2022 van Johan Remkes, die voorstelde de uitstoot van vijf- tot zeshonderd grootste piekbelasters tot bijna nul te reduceren door ze bijvoorbeeld uit te kopen. Het zou de stikstofbelasting gemiddeld met zo’n honderd mol per hectare verminderen – een vijfde van wat nodig is. Dat zou binnen een jaar moeten, waarschuwde Remkes. Anders zou het land nog verder op slot gaan.
Het ministerie besloot inderdaad piekbelasters uit te kopen, maar de regelingen kregen een sterk vrijwillig karakter en werden opengesteld voor de drieduizend grootste belasters, waardoor ook wat kleinere piekbelasters mochten meedoen. Twee jaar na het advies van Remkes sloot de regeling: ruim zeshonderd boeren laten zich uitkopen. Helemaal zeker is dat nog niet, want boeren kunnen zich nog terugtrekken.
De uitkoop levert een stikstofreductie van ongeveer 32 mol per hectare op, stelt het ministerie. „Met een reductie van 32 mol bescherm je de natuur natuurlijk niet”, zegt Erisman. „Terwijl die twee uitkoopregelingen gezamenlijk bijna drie miljard euro kosten, dat is best veel per mol.” Een andere uitkoopregeling, waaraan ook een kleine zeshonderd boeren meedoen, levert naar verwachting zo’n twee mol reductie per hectare op.
Andere regelingen zijn vrij beperkt in schaal. Zo maakten 36 boeren gebruik van financiële ondersteuning voor nieuwe technische oplossingen om hun uitstoot te verminderen. En 27 van een subsidie om minder intensief vee te houden rond Natura 2000-gebieden.
Wegverkeer
De rechters houden de overheid nu aan de doelen die het zelf heeft opgesteld. De ‘stikstofwet’ uit 2021 moest laten zien dat het de Nederlandse overheid ernst was om de stikstofuitstoot te reduceren. Het natuurdoel voor dit jaar is echter inmiddels zo ver uit beeld, dat de rechter bepaalde dat het onhaalbaar is geworden.
In 2030 moet volgens die wet de stikstofneerslag in de helft van de kwetsbare natuur binnen de norm vallen. Dat kan en moet – zo bepaalde de rechter – de overheid halen, op straffe dus van een dwangsom. Het kabinet moet daarvoor flink aan de bak. Volgens de meest recente prognoses van het RIVM zal in 2030 in 31,3 procent van de natuurgebieden de norm gehaald worden.
Het is niet vreemd dat direct naar landbouw wordt gekeken. In ongeveer een op de vijf beschermde natuurgebieden is alleen de uitstoot van de landbouw al genoeg om een stikstofoverschot te veroorzaken, blijkt uit cijfers van het RIVM. De sector is verantwoordelijk voor zo’n 75 procent van de binnenlandse stikstofbelasting van kwetsbare natuur. Het wegverkeer is verantwoordelijk voor zo’n 15 procent; de industrie draagt 3 procent bij, de bouw ongeveer 1 procent.
We kunnen niet meer volstaan met vrijwillige maatregelen, maar moeten normen opleggen die boeren duidelijkheid geven
Het PBL verwacht dat de stikstofuitstoot van de landbouw de komende jaren gaat dalen met zo’n 20 procent. De helft van die reductie komt door het einde van de uitzondering die Nederland had op Europese mestregels. Nederlandse boeren mochten door die ‘derogatie’ meer mest uitrijden over akkers. Dat die uitzondering afloopt, zal leiden tot minder mest op akkers en een kleinere veestapel. Mest die niet langer uitgereden mag worden, moet tegen hoge kosten afgevoerd worden en die kan niet iedere veehouder dragen. Het kabinet probeert echter in Brussel een nieuwe uitzondering op de mestregels te krijgen – de daling is daardoor onzeker.
Om het natuurdoel voor 2030 te halen, zal de stikstofuitstoot met 30 à 40 procent moeten dalen. Dat is „zeker haalbaar”, zegt Erisman. „Hoewel je nog harder moet werken, omdat de rechter óók oplegde dat de meest kwetsbare natuurgebieden prioriteit moeten krijgen. Dan kun je niet volstaan met vrijwillige maatregelen, je zal normen moeten opleggen die duidelijk maken waar de boer aan moet voldoen. Als het de boeren zelf niet lukt die normen te halen, moet de overheid ingrijpen: vergunningen intrekken, of bedrijven zelf opkopen en weghalen. Het animo in de politiek daarvoor is er niet.”
Het is half vijf in de ochtend en de 35-jarige vrouw ligt klaarwakker in bed. Naast haar, op een matrasje op de grond, ligt haar oudste zoontje (8). Ook hij is gespannen, hij ligt te draaien. Na drie kwartier malen tikt ze hem aan.
„Kom”, zegt ze.
Ze haalt haar jongste zoon (2) uit bed. De kinderen zijn muisstil, dat hebben ze de vorige avond zo afgesproken. Ze gaan naar beneden en doen alsof het een normale schooldag is. De vrouw geeft haar jongste een flesje warme melk en zijn broer krijgt medicatie – hij is ernstig ziek. Van boven komt geen geluid. Dat is een goed teken: hun vader (48) slaapt nog.
De vrouw pakt wat ze nog pakken kan. Spaarpotjes, fotoalbums, een tas met eten. Ook pakt ze de koffer die ze eerder in de schuur heeft verstopt. Ze moeten via de voordeur naar buiten, maar dat betekent dat ze gezien zullen worden door de beveiligingscamera die haar man installeerde om haar in de gaten te kunnen houden. Pas als ze haar schoenen en jas aan heeft en een rugzak over haar schouder, schakelt ze de camera uit. Met zijn drieën lopen ze naar buiten. Ze gaat naar een flat in de buurt – een vriendin staat daar te wachten en brengt hen naar een noodopvang.
Het is gelukt. Ze is bij hem weg.
In levensgevaar
De vrouw maakte haar vluchtplan een week eerder met hulp van Filomena, een expertisecentrum voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is een specialistische afdeling van Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond waar slachtoffers van zeer ernstig geweld en complexe relatieproblematiek geholpen kunnen worden, en waar ze nauw samenwerken met onder meer het Centrum Seksueel Geweld, politie en ziekenhuizen.
Filomena had na onderzoek al vastgesteld dat de vrouw psychisch en fysiek werd mishandeld door haar man, hij haar dwangmatig controleerde en manipuleerde, en haar meerdere keren verkracht had. Ze besloot te vluchten voor de man die haar doodsbang maakte.
Niet zelden zijn de mensen die bij Filomena terechtkunnen in levensgevaar. Ze hebben, net als de vrouw, te maken met ernstig huiselijk geweld of psychische mishandeling. Soms hebben ze een partner die in het criminele circuit zit en willen ze aan dat milieu ontsnappen. Slachtoffers kunnen met Filomena bellen of zonder afspraak voor de deur verschijnen om direct geholpen te worden. Als het nodig is, kan het team meteen een (medisch) onderzoek doen. Onder één dak biedt het centrum letselonderzoek, sporenonderzoek, gezinsonderzoek en traumascreening aan. Hiermee onderscheidt Filomena zich van alle andere voorzieningen in Nederland die hulp en ondersteuning bieden aan deze groep.
In de acht jaar dat de vrouw was getrouwd heeft ze in situaties gezeten die fataal hadden kunnen aflopen. „Als we ruzie kregen in de auto, was ik mijn leven niet zeker”, zegt ze. „Als hij zijn gelijk niet kreeg, kreeg hij een waas voor zijn ogen en remde hij zonder reden, of hij gaf juist gas, reed de stoep op of deed hij alsof hij tegen een paal zou botsen. Terwijl de kinderen achterin zaten.” De vrouw is inmiddels 38. Ze doet haar verhaal in haar nieuwe woning, meer dan 130 kilometer verwijderd van de plek waar ze met hem woonde. Haar casemanager bij Filomena, die haar vanaf het eerste moment bijstaat, zit naast haar.
Foto’s: Sebiha Öztas
Vreemd gedrag
Ze leerden elkaar kennen via een chatwebsite. „In het begin was hij heel lief en galant.” Ze had een goede baan, hij zat in de bijstand. Na anderhalf jaar af en aan daten trouwden ze en werd hij financieel afhankelijk van haar. Dat was een van de redenen dat ze de relatie niet eerder verbrak. „Ik wilde niet dat hij na de scheiding ook nog mijn geld kreeg of dat ik hem alimentatie moest betalen.” Ze hadden intussen twee kinderen gekregen.
Hij ging zich steeds vreemder gedragen. De vrouw zegt dat hij seks had met andere vrouwen waar zij bij zat en minderjarige meisjes op straat betastte. „Hij heeft me verkracht in het ziekenhuis waar mijn zoontje werd behandeld voor zijn ernstige gezondheidsproblemen.” Ze zegt dat hij haar in het openbaar belachelijk maakte en een keer, toen ze hoogzwanger was, haar keel dichtkneep.
Ze bleef ook bij hem voor de kinderen. Dat veranderde toen hij ook tegen hen steeds agressiever werd. „In zijn ogen kon onze oudste zoon niets meer goed doen. Hij schreeuwde tegen hem en gooide speelgoed naar zijn hoofd. Ik was bang dat hij de kinderen wat zou aandoen als ik er niet was.”
Na de geboorte van hun jongste had ze een postnatale depressie. Een psycholoog die niets wist over haar thuissituatie dacht dat ze een vermijdende persoonlijkheidsstoornis (daarbij heeft iemand grote moeite zichzelf te zijn uit angst het verkeerde te zeggen of te doen) en een minderwaardigheidscomplex had. Een nieuwe psycholoog concludeerde dat het werd veroorzaakt door haar man, omdat hij volledige controle over haar had.
Als ze die ochtend aankomen bij de noodopvang, zegt haar oudste zoon: „Mama, ik ben blij dat je dit hebt gedaan, nu ben ik veilig”
Op een avond gebruikte ze stiekem in bed haar telefoon; die mocht ze van hem alleen gebruiken als hij meekeek. Ze kwam op de website Chat met Fier terecht, waar ze anoniem haar verhaal kon delen met een getrainde hulpverlener. Hulp zoeken bij haar familie, vrienden of collega’s was geen optie: haar man manipuleerde haar om tegen hen te liegen over hoe fijn hun huwelijk was. „Volgens de hulpverlener in de chat was er flink wat mis en moest ik contact zoeken met Veilig Thuis.”
In die periode zocht ze ook stiekem via Facebook contact met een vriendin, die bij Veilig Thuis werkt. „Zij schreef dat ze al langer het gevoel had dat er iets niet klopte.” Deze vrouw hielp een afspraak te maken met Filomena.
„De dag van de afspraak deed ik alsof ik naar de oogarts moest.” Hij trapte erin. „Ik had namelijk echt last van wazig zicht.” Bij Filomena werd ze ontvangen door een algemeen ondersteuner en haar casemanager. „Tijdens het gesprek kreeg ik de hele tijd appjes binnen.”
Waar ben je?
Ik verwacht dat je uiterlijk over een half uur terug bent.
Volgens de casemanager verschoot de vrouw van kleur door de angst.
„Ik raakte in paniek”, zegt de vrouw. De rest van het gesprek kon ze niet meer helder nadenken. „Ik was niets meer waard.”
Later deden hulpverleners van Filomena onderzoek naar haar situatie en spraken ze meerdere betrokkenen; vrienden en familieleden die hun vermoedens over de problematische relatie – nadat ze gevlucht was – konden bevestigen. Alles wees erop dat de vrouw in levensgevaar was.
Niet iedereen krijgt hulp
Wie Filomena belt of er aanklopt wordt eerst opgevangen door Gaby van Vlier, een van de algemeen ondersteuners. Ze zat vroeger zelf in een giftige relatie. „Het was erg gepassioneerd, maar ik werd ook fysiek en psychisch mishandeld.” Als ervaringsdeskundige probeert ze altijd neutraal en open te blijven, om de ‘binnenlopers’, zoals ze bij Filomena genoemd worden, op een kalmerende manier en zonder vooroordelen te ontvangen. „Terwijl ik de adrenaline en angst van die vrouwen vóél.”
De binnenlopers zijn hier veilig. De voordeur heeft een intercom en wordt door beveiligers achter een balie in de gaten gehouden. Dat is van groot belang, omdat mensen die zich hier melden soms worden gevolgd. Binnen worden ze opgevangen door een algemeen ondersteuner op de eerste verdieping, die wat wegheeft van een tandartspraktijk. Ze spreken met een casemanager en krijgen als dat nodig is een medisch onderzoek.
Op dezelfde verdieping zijn ruimtes waar forensisch onderzoekers sporen veilig kunnen stellen. Twee behandelkamers; een kamer waar ze letsel fotograferen en een voor dna-onderzoek. Het forensisch team hoopt zo de pleger van het huiselijk geweld te kunnen identificeren. In de wandelgangen staan banken met extra hoge rugleuningen, zodat slachtoffers afgeschermd tot zichzelf kunnen komen. Ook zijn hier afgesloten ruimtes waar speelgoed ligt; kinderen die seksueel misbruikt zijn kunnen hier gehoord worden door de zedenpolitie.
Aan het eind van elke middag bespreken zeven medewerkers – casemanagers, gedragswetenschappers, de politie en soms vertrouwensartsen van Veilig Thuis – wat ze weten over de binnenlopers. Het verschilt per dag hoeveel dat er zijn. Meestal moeten ze binnen een uur beslissen of het een geval voor Filomena is. Graag zouden ze iedereen helpen, maar er zijn veel slachtoffers en er is te weinig personeel om ze te helpen. Alleen als sprake is van acuut en extreem geweld kan Filomena de binnenloper een traject aanbieden.
Foto’s: Sebiha Öztas
In het overleg bespreken medewerkers onder meer de gedragspatronen die kunnen uitmonden in femicide. Ook gaan ze tot in detail na of er sprake is van ‘intieme terreur’: het soort ernstig huiselijk geweld waarbij sprake is van controle en dwang. „Soms hebben slachtoffers niet eens door dat ze volgens de regels van hun partner leven”, zegt Naemi van Dijk, gedragswetenschapper bij Filomena.
In andere gevallen moeten ze toch naar een andere instelling verwijzen. In de gevallen van een vrouw die door haar ex emotioneel mishandeld werd en twee anderen die fysiek mishandeld waren, werd het geweld niet acuut en extreem genoeg bevonden voor de specialistische zorg van Filomena. Het team droeg die casussen over aan een wijkteam of verwees terug naar Veilig Thuis. In een ander recent geval, van een vrouw en haar dochter die mishandeld werden, kon Filomena wel helpen door een onderzoek te starten en te bemiddelen.
Dat betekent niet dat de vrouwen niet geholpen worden. „Mensen krijgen altijd hulp die bij hun veiligheidssituatie past en daarom zorgen we voor een goede overdracht. Veilig Thuis heeft de afgelopen tijd meerdere keren vrouwen naar ons doorgestuurd die we niet konden helpen”, zegt Van Dijk. „We maken nu afspraken met de coördinatoren van Veilig Thuis Rijnmond om eerst telefonisch te overleggen voordat ze iemand naar ons doorverwijzen.”
Momenteel traint Veilig Thuis personeel in het herkennen van intieme terreur. „Maar het blijft een complex thema en daarom is het in onze regio zo fijn dat we daar met onze collega’s van Filomena over kunnen sparren”, zegt Judith Westeneng, manager bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond. Ook pleit Veilig Thuis voor meer organisaties als Filomena in Nederland – en de financiële middelen daarvoor.
Volgens Filomena zouden vrouwen ook beter beschermd worden als psychisch geweld strafbaar gesteld zou worden. Zo kondigde staatssecretaris Ingrid Coenradie (Justitie en Veiligheid, PVV) in oktober een wetsvoorstel aan om bepaalde vormen van psychisch geweld strafbaar te stellen. Het vorige kabinet presenteerde in juni vorig jaar het plan van aanpakStop Femicide! om femicide en andere vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes te voorkomen.
Beveiligingscamera’s uitschakelen
Na het eerste bezoek bij Filomena keert de vrouw terug naar huis. „Hij had niets in de gaten.” Ze geeft zichzelf een week de tijd om veilig met de kinderen te kunnen vluchten.
Bij Filomena sluiten ze aan bij het tempo van het slachtoffer. „Tijdsdruk opleggen kan het vertrouwen van de cliënt schaden”, zegt de casemanager. Volgens haar zorgt het ervoor dat het slachtoffer begrip en erkenning voelt. „Daardoor voelen cliënten zich rustig, betrokken bij de afwegingen die in het vluchtplan gemaakt worden en ervaren ze regie over dat plan.”
In de zes dagen die volgen verzamelt ze de belangrijkste spullen in huis: het kentekenbewijs van haar auto, diploma’s, luiers voor haar jongste en medicijnen voor haar oudste zoon. „Normaal was mijn man altijd thuis, maar ik had het geluk dat hij die week meerdere belangrijke afspraken had.” Ze vult een wasmand met schone kleding, legt er een kussen op zodat het minder opvalt en zet die in de kamer van haar zoon. „Alles stond grijpklaar voor het geval het oorspronkelijke plan zou mislukken.”
Die week houdt ze contact met de casemanager en via Facebook Messenger met de vriendin die zal klaarstaan voor de vlucht. „Die app had ik in een mapje op mijn telefoon onder de schuilnaam ‘Bestanden’ verstopt.” Ze had het mapje ook beveiligd met een wachtwoord. Volgens haar zag het mapje er zo saai uit dat haar ex-partner er nooit op zou klikken. „Ik kon veilig met haar praten, bewijsmateriaal verzamelen en screenshots delen van gesprekken met mijn man.”
Foto’s: Sebiha Öztas
Ook spreekt ze meerdere keren stiekem af met de vriendin om alvast een aantal tassen met spullen af te geven. Het is lastig om niet betrapt te worden: haar man heeft zowel bij de voordeur als in de kinderkamer een camera staan. „Op de beelden had hij overduidelijk kunnen zien dat ik aan het sjouwen was met grote tassen.” Eén keer trof ze hem schreeuwend aan toen ze terugkwam. „Hij was enorm aan het mopperen omdat de camera vanwege een storing toevallig niet had opgenomen”, zegt ze lachend. „Ik dacht: wauw, hallelujah!”
De ochtend van de vlucht kon ze de camera’s makkelijk uitschakelen. Het besturingssysteem zat namelijk ook op háár telefoon, omdat hij soms hulp nodig had met de instellingen. „Hij wist niet zoveel van technologie.”
Als ze die ochtend aankomen bij de noodopvang, zegt haar oudste zoon: „Mama, ik ben blij dat je dit hebt gedaan, nu ben ik veilig.”
Tekenen van ‘intieme terreur’
Filomena spreekt ook met de kinderen. „Haar oudste zoon vertelde dat als papa boos was, hij door hem in huis achterna werd gezeten”, zegt de casemanager. „Het gevoel van angst mocht hij tekenen, om zijn gedachten tot rust te brengen.” Zo doorziet Filomena patronen van intieme terreur bij kinderen. „Intieme terreur heeft veel gezichten. Baby’s die doodstil in hun wiegje liggen of als je ze oppakt een stijf lichaam hebben, dat kan al een teken zijn van een onveilige situatie”, zegt Angela Zwijgers, gedragswetenschapper bij Filomena.
Vanaf het moment dat ze in de noodopvang zijn, neemt de casemanager het contact met de man over. De vrouw heeft hem geblokkeerd en mag de eerste veertien dagen de opvang niet uit. „Ik liet hem weten dat het goed ging met de kinderen en bood hem aan om met Filomena in gesprek te gaan. Maar tot op de dag van vandaag neemt hij via ons geen hulp aan.”
De vrouw verblijft twee weken in de noodopvang die door Filomena is aangedragen. „Wij regelden de doorplaatsingen en contacten met andere hulpverleners”, zegt de casemanager. Filomena licht gemeenten en Veilig Thuis in over haar situatie, omdat ze in een andere gemeente gaat wonen. Ze regelen dat de vrouw en haar kinderen in een andere stad, ver weg, in een Blijf-van-mijn-lijfhuis terechtkunnen. Daar wonen ze bijna een jaar.
Een medewerker van de noodopvang neemt het papierwerk over van de vrouw. Zij beëindigen het huurcontract, schrijven haar kind uit bij de peuterschool en zeggen abonnementen op.
Gedurende de casusgesprekken maakt de politie een veiligheidsinschatting. Het komt voor dat de pleger bij Filomena om de hoek staat te wachten. Als het nodig is, zoekt de politie contact met andere politieagenten of het wijkteam van de buurt waar het slachtoffer woont of woonde. De politie kijkt in haar systeem of de pleger een strafblad heeft of om een stalkingprofiel in kaart te brengen. Vanwege de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) heeft de politie alleen inzicht in de laatste vijf jaar.
Uit de screening van de partner van de vrouw die met haar twee zoons bij haar man wegvluchtte bleek dat hij „allerlei informatie probeerde te verzamelen om achter het nieuwe adres van de vrouw te komen”, zegt de casemanager. Uit veiligheidsoverwegingen heeft de vrouw haar nieuwe huis en auto op Google Street View geblurd. „Zo kan hij de auto niet koppelen aan het huis”, zegt ze. Door een fout van de Raad van Kinderbescherming weet hij nu wel in welke stad ze wonen: op een rapport drukten ze een stempel met de naam van de gemeente. Of de vrouw bang is dat hij ineens voor de deur staat? „Nee, hij is te lui om zo ver te reizen.”
Foto’s: Sebiha Öztas
Ze had niet eerder aangifte gedaan omdat ze eerst veilig wilde zijn. De vrouw deed in haar huidige woonplaats, een jaar nadat ze uit de noodopvang was, wel een melding bij de politie.
„Hij heeft toen gelukkig de scheidingspapieren ondertekend”, zegt ze, „maar hij wil wel de voogdij over de kinderen.” Binnenkort volgt de achtste rechtszaak die daarover door hem is aangespannen. Volgens de casemanager is het moeilijk in te schatten wat de rechter gaat besluiten, omdat het lastig blijft intieme terreur te bewijzen.
„De afgelopen jaren heeft hij de kinderen alleen via videobellen gezien”, zegt ze. „Ze kwamen eerder onder begeleiding bij hem langs. Na ieder belletje of bezoek plasten de kinderen in bed, omdat ze toch nog bang voor hem waren.”
De vrouw heeft een posttraumatische stressstoornis aan de relatie overgehouden. Ze krijgt traumatherapie, de kinderen ook. Als ze hem in de rechtszaal ziet, krijgt ze nog steeds hartkloppingen.
De halsslagader dichtknijpen zodat de hersenen geen zuurstof krijgen en dan nét voor het flauwvallen loslaten. Je kunt zoiets bij jezelf doen of bij een ander en het zou kortstondig een high gevoel geven. Onder kinderen heet het ‘stik-‘ of ‘wurgspel’, maar een ‘spelletje’ is het allerminst. Omdat je al na een paar seconde de kans loopt op hersenbeschadiging en, erger, overlijden.
„Diep geschokt en zeer aangedaan” meldde het Anna van Rijn College in Nieuwegein deze week dat een van zijn leerlingen was overleden. Een jongen uit 3vwo. Over de oorzaak schreef de school in een brief aan ouders en verzorgers dat het „bleek te gaan om een zogenaamde ‘choking game’ waarover diverse filmpjes circuleren op social media”. De ouders van de leerling vonden het volgens de school belangrijk dit bekend te maken om anderen „te waarschuwen en aandacht te vragen voor de levensgevaarlijke risico’s van deze of vergelijkbare challenges”.
De afgelopen jaren zijn meerdere jongeren in Nederland op deze wijze om het leven gekomen. In 2017 overkwam het een 16-jarige jongen uit Arkel. Tim Reijnders. De ouders troffen hem thuis aan met een knoop om zijn nek, terwijl hij volgens hen niet suïcidaal was. Uitgegleden, bewusteloos geraakt en overleden, bleek uit het filmpje dat hij er zelf met zijn mobiel van had gemaakt. Eerder die avond had hij op Youtube nog instructiefilmpjes bekeken.
Een jaar later overleed in Den Haag een 15-jarige jongen als gevolg van een soortgelijke ‘choking challenge’. En in 2022 waarschuwde het Openbaar Ministerie in Amsterdam voor de gevaren nadat een 15-jarige was aangehouden die vier scholieren in een wurggreep had genomen, die daarop kort hun bewustzijn verloren. „Het verwurgen van iemand zien wij niet als een spelletje, maar als een misdrijf.”
In een kramp schieten
En wie weet, zegt directeur Justine Pardoen van Bureau Jeugd & Media, zijn er wel meer jongeren aan zo’n stikspel overleden maar gelden die als ‘onbegrepen suïcide’. Des te belangrijker, zegt ze, dat de ouders van de leerling in Nieuwegein aandacht hebben gevraagd voor de rol van sociale media bij zulke ‘challenges’. Want zonder tragische aanleiding vindt de samenleving het moeilijk om over deze ‘spelletjes’ te praten. „School, docenten, ouders: iedereen schiet al snel in een soort kramp. Angstig om kopieergedrag te stimuleren.”
Terwijl, zulke challenges zijn volgens Pardoen „een vast onderdeel” van de online jeugdcultuur geworden. Het begon ooit – in 2005 – met ‘happy slapping’: zomaar iemand op straat een klap geven en dat filmen met je mobiel. Jongeren stuurden de filmpjes door en moedigden elkaar aan het na te doen, soms tegen betaling. En inmiddels weet een groot deel van de jongeren ook wat een ‘deodorant challenge’ is: op de huid net zo lang deo spuiten tot een brandwond ontstaat. Of een ‘cinnamon challenge’: een volle lepel kaneel in je mond proberen weg te werken zonder drinken.
Van alle tijden
En dus een ‘choking game’. Het ‘stikspel’ is overigens van alle tijden, benadrukt Pardoen, alleen komen jongeren nu eerder – sommigen al op hun tiende – in aanraking met content die niet bij hun leeftijd past. Dankzij sociale media.
De dood van Tim Reijnders in 2017 heeft wel wat veranderd. Het gespreksonderwerp is minder een taboe sinds Stichting T.I.M (Tegen Internet Misstanden), opgericht door zijn ouders, er voorlichting over geeft. En ook Bureau Jeugd & Media, van Pardoen, vertelt erover. En toch blijft de online leefwereld van jongeren een heikel onderwerp, merkt ze ook. Omdat zowel ouders als docenten vaak niet goed weten hóé ze erover moeten spreken. En ook omdat veel volwassenen – zelf net zo goed verslaafd aan hun mobiel – zo’n negatief beeld hebben van de online leefwereld van hun kind, dat ze het er niet eens over wíllen hebben. „Goh, zit je nou alweer op ding? Veel verder komen ouders vaak niet. Terwijl, ga er eens gezellig naast zitten. Vraag wat je kind online leuk vindt om te doen. Wat ze daarbij voelen. Want nu kijken we ervan weg en blijven we elke keer verbaasd als we horen over de risico’s.”