Met een stuk slagroomtaart op een bordje (er werd iets gevierd op school) loopt juf Souhaila naar een leerling met een bruine hoofddoek. „Stel je voor. Ik kom nu zeggen: ‘Laura mag deze taart eten en jij niet, want jij bent Turks en je draagt een hoofddoek.’ Hoe zou jij je dan voelen?”
Het meisje (17) denkt even na. „Geïrriteerd en gefrustreerd, dat zij wel taart mag en ik niet.”
„Waarom zou jij die dan niet mogen?”
„Omdat ik een hoofddoek draag en zij niet.”
„Ja, dat is het, daar gaat het over!”, zegt Kübra, de andere juf.
Met de leerlingen van deze vierde klas praktijkonderwijs van het Mundus College in Amsterdam hebben de leraressen het vandaag over discriminatie. Kübra is docent persoonsvorming & socialisatie (P&S). Dat is een vak waarbij leerlingen onder meer leren kritisch te denken, feedback te geven en een constructief gesprek te voeren over controversiële onderwerpen. Juf Souhaila is mentor van deze kleine klas zorg & welzijn. De tien leerlingen zijn allemaal meisjes, die eerder geneigd zijn het zorgprofiel te kiezen dan jongens. Hun namen worden omwille van privacy niet genoemd, maar zijn bekend bij de redactie.
Deze les gaat over lhbti. Juf Kübra is begonnen door leerlingen te vragen of ze zelf weleens zijn gediscrimineerd. Veel kinderen op het zeer multiculturele Mundus hebben dat ooit meegemaakt, vanwege hun afkomst of geloof. Ze kunnen zich beter inleven in lhbti-personen die worden gediscrimineerd, is het idee, als ze het éérst hebben over hun eigen ervaringen met discriminatie.
Stellingen
Achter in het lokaal is een grote keuken, voor kooklessen. Net vóór de keuken legt Kübra een A4’tje op de vloer waarop staat: „100 procent mee eens.” Voor in het lokaal is een kleine kapsalon, die deels aan het zicht wordt onttrokken door het digibord en het whiteboard. Aan die kant van de klas legt Kübra ook een papier op de grond. Met daarop „0 procent mee eens”.
Er komen stellingen over lhbti op het bord en afhankelijk van hoe ze over elke stelling denken, moeten de leerlingen aan de ene of de andere kant van de klas gaan staan. Ze moeten hun keuze kunnen beargumenteren. Bij de stelling „Ik praat met vrienden over LHBTI+-zaken” staan de meesten bij 100 procent, maar een meisje met een zwarte hoofddoek (16) gaat precies in het midden staan. „Ik kan er niet zo snel over praten, omdat het anderen misschien pijn doet”, legt ze uit. Kübra knikt. „Jij voelt dat je meer tijd nodig hebt voordat je iets zegt, want je zegt: de dingen die ik zeg, kunnen anderen raken.”
„Jullie praten er wél over met jullie vrienden”, zegt Kübra tegen de meisjes die bij 100 procent staan. „Ik ben benieuwd: hoe doen jullie dat?”
„Gewoon,” zegt een meisje met twee zwarte vlechten (18), „bijvoorbeeld als je iemand hebt gezien die misschien homo is, dan praat je erover. Niet zo van dat hij niet goed is. Maar gewoon.”
Lees ook
Lhbti-rechten zijn een symbool geworden van vooruitgang
Jeugdmonitor
Eind mei bleek uit de Gezondheidsmonitor Jeugd van de GGD Amsterdam dat de acceptatie van homoseksualiteit onder Amsterdamse jongeren is afgenomen. 43 procent van de jongeren van dertien tot en met zestien jaar vindt het „normaal” dat mensen van hetzelfde geslacht verliefd op elkaar zijn. In 2021 was dat 63 procent. Ook keek de monitor van 2021 naar de acceptatie per stadsdeel. Die bleek het laagst in Nieuw-West (54 procent vond homoseksualiteit „een (beetje) raar of verkeerd”) en Zuidoost (43 procent).
Hoewel dit voorjaar in de media alle aandacht uitging naar de Amsterdamse cijfers, doemt hetzelfde beeld op in andere delen van het land. Niet alle GGD’s (in totaal 25) hebben het onderwerp meegenomen in hun jeugdmonitor, maar zeven regio’s naast Amsterdam deden dat wel: Gelderland-Zuid, Gooi en Vechtstreek, Hollands Noorden, Noord- en Oost-Gelderland, regio Utrecht, Twente en Zaanstreek-Waterland.
Bijna overal is ten opzichte van de Gezondheidsmonitor Jeugd 2019 (Amsterdam heeft die niet, vandaar de vergelijking met 2021) de acceptatie van homoseksualiteit onder jongeren fors afgenomen. Alleen in Noord- en Oost-Gelderland is die licht gestegen (van 71% naar 73%). GGD Twente wijst erop dat de antwoordcategorieën in zijn monitor van dit jaar dermate verschillen van die van 2019 dat een vergelijking voorzichtig moet worden gemaakt. NRC heeft de antwoorden „helemaal goed” en „een beetje goed” (monitor 2023) gelijkgetrokken met het antwoord „normaal” (monitor 2019).
In meerdere GGD-regio’s is de acceptatie met meer dan 20 procentpunt gedaald. Zoals in Utrecht en Gelderland-Zuid, waar in 2019 nog 71 procent van de jongeren homoseksualiteit als normaal beschouwde; nu is dat 46 procent. In Gooi en Vechtstreek daalde dat percentage van 78 naar 49 procent en in Zaanstreek-Waterland van 74 naar 46 procent.
Sinds 2012 is iedere school in Nederland wettelijk verplicht om aandacht te besteden aan gender- en seksuele diversiteit. Op het Mundus College – een school in Nieuw-West voor praktijkonderwijs, vmbo en ‘nieuwkomersonderwijs’ voor kinderen die net in Nederland zijn – is dat grotendeels ondergebracht bij het vak P&S. Voorafgaand aan het bezoek van NRC zegt schooldirecteur Vincent Steensma aan de telefoon dat hij niet heeft gemerkt dat op zijn school homoseksualiteit minder wordt geaccepteerd. Maar hij blijft het belangrijk vinden om veel aandacht te besteden aan de acceptatie. Het Mundus telt veel religieuze leerlingen en veel van hen krijgen van huis uit niet mee dat homoseksualiteit normaal is. Niet alleen in de lessen P&S komt het onderwerp aan bod, maar ook in gastlessen van voorlichters die regelmatig langskomen. En het Mundus viert elk jaar Paarse Vrijdag.
Lees ook
De ‘antigenderbeweging’ klinkt steeds luider in Nederland. ‘Hun waarden worden bedreigd. Dus worden ze uitgesprokener’
Filmpje
In de les van juf Kübra gaat het ook even over ‘thuis’, bij de stelling „Ik vind het moeilijk om het thuis te hebben over relaties, dus ook over LHBTI+-relaties.” Over dat laatste zegt het meisje met de vlechten: „Het is niet per se moeilijk, maar we zeggen gewoon: laat ze doen wat ze willen doen.”
„Ja, bij mij ook”, zegt de leerling met de bruine hoofddoek. „Want het is hun eigen mening.”
Na de stellingen gaan de meisjes weer zitten. Juf Kübra heeft het met ze over geweld tegen lhbti-personen. Zeven op de tien krijgt daarmee te maken, vertelt ze. „Ja, dat is echt veel!” zegt één van de leerlingen. Ze bekijken een filmpje waarin een slachtoffer aan het woord komt.
Uit de cijfers van de GGD’s blijkt dat meisjes milder kijken naar homoseksualiteit dan jongens. En dat is te merken tijdens een rondje door de school. „Ik hou er niet zoveel van”, zegt een jongen met een groen shirt en een rugzak (13) in de aula. „Ik vind het een beetje raar. Mannen moeten op vrouwen vallen. Ik vind het ook vies.”
„Ja, man!” zegt de jongen (14) naast hem, die een bodywarmer over een hoodie draagt.
Zouden ze een homoseksuele klasgenoot anders behandelen? „Nee, maar we zullen niet echt vrienden worden”, zegt de jongen met de rugzak.
Buiten voor het hek van de school denken twee veertienjarige jongens, eentje met een trainingsjasje en de ander met een zwartleren jack, er hetzelfde over. Ze schudden allebei heftig nee op de vraag of ze homoseksualiteit „oké” vinden. Ze vinden dat „gewoon een beetje raar”, zeggen ze, terwijl ze ietwat schichtig om zich heen kijken. Er rijdt een jongen op een fatbike achter ze langs. Leerlingen, voornamelijk jongens, hangen in groepjes op het schoolplein. Ze keten wat.
En als één van hun vrienden op jongens blijkt te vallen? „We kunnen nog wel gewoon praten, maar we zijn dan geen vrienden meer”, zegt de jongen in het leren jack.
Sociale media
Of je discrimineert of niet wordt sterk bepaald – zeker bij jongeren – door wat anderen vinden, zegt Hanneke Felten. Ze is onderzoeker op het gebied van discriminatie bij Movisie, een kennisinstituut voor sociale vraagstukken. „Het is hetzelfde als met roken en alcoholgebruik. Dat doen jongeren ook meer als de rest het doet.”
Felten denkt daarom dat sociale media een belangrijke rol spelen bij de afgenomen acceptatie van homoseksualiteit. Daar worden jongeren blootgesteld aan negatieve uitingen over de lhbti-gemeenschap. „Eerst werd er in de Nederlandse politiek van links tot radicaal-rechts vrij positief over gesproken. Nu vinden sommige partijen dat kinderen te veel worden lastiggevallen met lessen over seksuele diversiteit.” Die opvatting wordt onder meer via sociale media verspreid, ziet Felten, waar dat politieke vuurtje met name wordt opgestookt door groepen die zich tegen de lhbti-gemeenschap keren.
Opvallend is dat in de Amsterdamse stadsdelen waar de acceptatie het laagste is, het aandeel inwoners met een migratieachtergrond hoog is. Uit cijfers van de gemeente blijkt dat relatief veel Amsterdammers met een migratieachtergrond gelovig zijn. Felten: „Statistisch gezien geldt vaak: hoe geloviger je bent – of je nou islamitisch of christelijk bent – hoe negatiever je houding is tegenover homoseksualiteit. Belangrijke kanttekening is dat er ook veel religieuze mensen zijn voor wie dat niet geldt, want het gaat vooral over hoe je je religie interpreteert.” En algemener gesteld, zegt Felten, zie je die negatievere houding bij „besloten behoudende gemeenschappen”. „Het kan dus ook gaan om een groep hooligans met strikte gendernormen.”
Wethouder
De gemeente Amsterdam ziet scholen als de beste plekken om die acceptatie weer te laten groeien, zegt een woordvoerder van wethouder Marjolein Moorman (Onderwijs, PvdA). Hoewel de gemeente niet gaat over het curriculum, biedt ze wel allerlei ondersteuning aan voor onderwijs over seksuele vorming en discriminatie. Zo draagt ze financieel bij aan docentencursussen en lesmateriaal van organisaties die zich bezighouden met lhbti-acceptatie.
De gemeente en de GGD kunnen de gedaalde acceptatie (vooralsnog) niet verklaren, zegt de woordvoerder. Het college vindt die wel „zeer zorgelijk” en bekijkt nu hoe het kan onderzoeken waar die daling vandaan komt. „In Amsterdam moet iedereen kunnen houden van wie die maar wil.”
Lees ook
Biologen zien volop homoseks bij dieren, maar zwijgen erover