In gestreepte boezeroen en met vilten hoedje op zijn hoofd loopt de burgemeester van Bunschoten door de straten van Spakenburg, een van de twee aan elkaar gegroeide dorpskernen. Aan elke arm één kleindochter, zij zijn ’s ochtends door een oudtante aangekleed met geruit voorlijfje en een bloemrijke kraplap. Het is half juli en de eerste van vier Spakenburgse Dagen, een braderie, dus het is druk op straat.
Hé Melis, roept een man hem toe. Waar heje vrouw gelaten, Melis, vraagt een visverkoper. Je ziet er mooi uit, Melis, roept een vrouw. Melis van de Groep zwaait terug, knikt, wenst mensen een fijne dag.
In de Noorderkerk, aan de rand van het dorpscentrum, had de koffiedame hem ’s ochtends gevraagd of hij het nou een speciale dag vond. Melis van de Groep had gezegd wat hij al weken zei tegen iedereen die erover begon, in de raad en op straat: dat de landing was ingezet maar het besef nog niet helemaal was ingedaald. Daarna had hij de handen geschud van vertegenwoordigers van plaatsen als Hindeloopen en Huizen en Axel en Nunspeet. Ze waren allemaal in klederdracht, sommigen kleurrijk, anderen donker. Dat is de traditie.
Hoe vaak hij zich in de Spakenburgse klederdracht heeft gehesen om in optocht met de andere dorpen naar het Spui te lopen en hoe vaak hij daar vervolgens de Dagen opende, dat weet hij niet meer. Ooit bouwde hij de kramen op, later was hij er als VVV-bestuurslid bij, toen als wethouder, en nu alweer achttien jaar als burgemeester. Dit weet hij zeker: dat het deze woensdag de laatste keer is.
Want Melis van de Groep stopt ermee, eind augustus loopt hij voor het laatst van het gemeentehuis naar het woonhuis dat hij vanuit zijn werkkamer kan zien. Achttien jaar was hij burgemeester van Bunschoten (21.576 inwoners) en lang was er in Nederland niemand zoals hij: een burgemeester die de gemeente bestuurde waar hij zelf uit voortkwam.
Daarom kent hij de mensen op straat, en zij kennen hem zoals hun ouders elkaar kenden. Daarom kent hij de mensen in de Noorderkerk, want het is de gereformeerde denominatie waar hij zelf bij hoort en de kerk waar hij zelf gedoopt werd. Daarom noemt iedereen hem bij zijn voornaam.
Hij is, zegt hij tijdens een reeks gesprekken, nou eenmaal een zoon van het dorp. En dat niet alleen. Hij is als burgemeester ook een dienaar van de gemeenschap. Waardoor hij scherp ziet hoe die gemeenschap onder druk staat.
Leerlingambtenaar
Het was zijn vrouw geweest die ergens in 1979 de advertentie uit de krant had geknipt. Van de Groep was die dag zoals altijd naar Amersfoort gefietst, waar hij in de verzekeringen zat. Maar zijn vrouw had andere plannen. De vacature van leerling-ambtenaar bij de gemeente Bunschoten leek haar echt iets voor hem.
Van de Groep was als kind al gefascineerd geweest door de politiek. Na school fietste hij langs z’n oma om het Nederlands Dagblad te lezen, met de commentaren van GPV-fractievoorzitter Piet Jongeling. Was een familielid jarig op verkiezingsdag, dan moest de tv aan om de uitslagen te volgen. Werden de lokale verkiezingsuitslagen op een groot bord bekend gemaakt, dan stond Melis van de Groep vooraan.
Hij snapte daarom wel dat zijn vrouw zei dat zijn „nieuwe baan op tafel lag”. Dus werd hij ambtenaar, zoals zijn vader ooit op aandringen van zijn moeder de vissersboot verruilde voor de wal. Dat is het matriarchaat, zo werkt dat in Bunschoten-Spakenburg. De vrouw is de directeur.
God moet de netten vol met vis stoppen. De vishandelaar moet ’em daarna verkopen
Op een paar jaar na, waarin hij het landelijk partijbureau van de GPV aanstuurde, inmiddels opgegaan in de ChristenUnie, zou hij de Bunschotense overheid nooit meer verlaten.
De gemeente huisde toen nog in de Dorpsstraat, meer dan veertig mensen werkten er niet, en de taken waren simpel: de gemeente ging vooral over de fysieke buitenruimte, over woningbouw, het groen, de haven. Maar zo rond de tijd dat Van de Groep ambtenaar werd, begon er ook een proces dat op het eerste gezicht logisch leek.
Gemeenten kregen meer te zeggen over sport, onderwijs en cultuur, en Van de Groep moest dat beleid gaan maken. Er was bij wet de financiële gelijkstelling in het onderwijs. Moest er bij de ene school een gebroken ruit vervangen worden of kocht de ene school pennen, dan kregen ook alle elf andere scholen daar geld voor. Ook als ze helemaal geen gebroken ruit of pennentekort hadden. Elke gulden moest twaalf keer worden uitbetaald. In een schriftje hield Van de Groep het bij.
De hand op de knip
Groter was de overheveling van het welzijnswerk, toen al onderbouwd door het idee dat de gemeente de mensen het beste kent en dus ook het beste kan helpen. Het Rijk hing gemeenten ‘worsten’ voor. Zo leerde hij alle subsidieregelingen kennen en wist hij precíes waar er voor Bunschoten geld opgehaald kon worden. Decennia later zouden ze op het provinciehuis zeggen dat als Melis van de Groep langs kwam, je de hand op de knip moest houden.
Het was pas vele decennia en decentralisaties later dat Van de Groep zag wat er toen was begonnen: een verzwakking van het lokale bestuur die de band tussen gemeente en gemeenschap onder druk zou zetten.
Bunschoten, zeggen Bunschotenaren, is geen Urk of Staphorst: het is er wel gelovig, maar niet te zwaar en niet te zwart. Het is er eigenzinnig, maar met de blik naar buiten. Bunschotenaren gaan er op uit. Kijk ’s ochtends naar de N199 en je ziet een lange parade van viskarren, handelaren en aannemers het dorp verlaten. In de lokale identiteit zit een zelfstandigheid die, en dat is minder paradoxaal dan het lijkt, ook gebouwd is op afhankelijkheid. God moet de wasdom geven, God moet de netten vol met vis stoppen. De vishandelaar moet ’em daarna verkopen.
Kerken en voetbalclubs onderscheiden de mensen van elkaar, zegt Van de Groep, maar scheiden ze niet
Kerken en voetbalclubs onderscheiden de mensen van elkaar, zegt Van de Groep, maar scheiden ze niet. Neem de blauwen (Spakenburg) tegen de rooien (IJsselmeervogels). Het is een van de grootste rivaliteiten in het Nederlandse amateurvoetbal. Maar toen ze jaren terug op een zaterdag tegen elkaar speelden, hing er een spandoek met de tekst: ‘Morgen zingen wij weer samen’. En als het moet, zoals met de moord op het veertienjarige meisje Savannah in 2017, trekt iedereen samen op tegen het kwaad.
Zo bezien was het helemaal niet gek dat mensen in 2006 naar Melis van de Groep keken toen er een burgemeestersvacature was. Hij zat twaalf jaar in de lokale politiek, sinds 1997 was hij wethouder. Maar Van de Groep twijfelde. Ja, hij had wel eens tegen z’n vrouw gezegd dat hij nog eens ergens burgemeester wilde worden en nee, zijn vrouw had toen duidelijk gemaakt dat ze niet gingen verhuizen.
Maar zijn gevoel zei dat het niet kon. Een burgemeester van ‘binnen’ was in Bunschoten al sinds 1895 niet meer voorgekomen en landelijk niet meer sinds de jaren vijftig. Hoe ga je vanuit een politieke functie naar een positie van onafhankelijkheid? Kán je dan wel boven de partijen staan, hebben mensen niet allerlei verwachtingen van je die je nooit waar kan en wil maken?
Toch keek de rest van de gemeenteraad naar hem, dus ging hij het ‘experiment’ aan. Er was nog wel iemand die opmerkte dat in het evangelie van Marcus stond beschreven dat profeten in hun eigen stad niet worden geëerd, maar Van de Groep herinnerde de man eraan dat hij geen profeet was, slechts burgemeester. De eerste echte test kwam een half jaar na zijn installatie, toen hij uit voorzorg voor rellen bij een voetbalwedstrijd de hele gemeente drooglegde. Ja: bij een wedstrijd van zíjn club. Dat was de vuurdoop. Daarna werd het pas weer echt moeilijk toen uit China een virus was overgewaaid.
Omsingeld en belegerd
In zijn brief aan de Romeinen schreef de apostel Paulus dat iedereen het gezag van de overheid moet dienen omdat er geen gezag is dat niet van God komt. Wie zich tegen de overheid keert, keert zich dus tegen God. Van de Groep haalde het Bijbelvers aan tijdens een lekenpreek die hij begin dit jaar voor jongeren gaf in een Spakenburgse kerk. En als mensen hem in zijn laatste maanden vragen naar zijn moeilijkste moment als burgemeester, begint hij er ook over.
De bewering van Paulus houdt hem nadrukkelijker bezig sinds er op een dag een inwoner voor de deur stond met de boodschap dat Van de Groep binnen drie maanden een kogel door zijn kop zou krijgen.
Dat was middenin de coronacrisis en er waren dorpsgenoten die niet op Romeinen 13 terugvielen, maar op Openbaring 6. Daarin beschrijft Johannes een visioen over vier ruiters die de Apocalyps aankondigen. Waren de coronamaatregelen niet het teken van het beest waar Johannes voor waarschuwde, vroegen sommigen in het dorp zich af, was Hugo de Jonge niet de duivel en was Van de Groep als uitvoerder van diens maatregelen geen knecht van de duivel?
Sommige van die mensen waren broeders en zusters uit zijn kerk. Ze waren nooit tegen de overheid geweest, maar keerden zich gaande de pandemie tegen Van de Groep. Er waren dreigbrieven, mensen die aanbelden, jongeren die dreigden naar zijn huis te komen. Een enkele coronademonstrant nodigde hij later uit voor een kop koffie. Hij keek ze recht in de ogen, vroeg wat er mis was. Maar de pijnlijke conclusie was dat hij hen niet meer kon bereiken. Sommigen doen inmiddels alsof het allemaal nooit gebeurd is, dat laat hij maar zo. Anderen lopen snel om als ze Van de Groep zien aankomen of draaien hun hoofd weg. Ook dát doet hem pijn, de eenzaamheid die die mensen moeten voelen.
Er zit, denkt hij, een diepere gezagscrisis onder. Na afloop van de lekenpreek merkte hij ook weer dat vertrouwen in de overheid helemaal geen vanzelfsprekendheid is onder jongeren. Die zeggen: Ja, maar Groningen. Ja, maar de Toeslagenaffaire. Ja, maar de overheid moet zelf maar eens het goede voorbeeld geven. Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen werd de PVV met een derde van de stemmen de grootste partij in Bunschoten – de christelijke partijen kwamen samen amper tot een kwart.
Identiteit
Natuurlijk worden er in Den Haag soms wetten aangenomen waar hij weinig van moet hebben. Maar er is de wettelijke taak en de taak van boven. God wil dat hij Bunschoten dient, gelooft Van de Groep, dus zet hij zich in. Dat maakt hem géén dienaar van God; Nederland is geen godsdienstige staat, er zijn hier wetten die hij moet uitvoeren.
Maar: als de leider van de grootste partij het over een „nepparlement” heeft, over „neprechters” en „nepmedia”, als jongeren hun informatie van sociale media halen, als de kerkgang minder vanzelfsprekend is, probeer er dan nog maar eens tegenin te roeien. De cultuur van het ‘Ik’ houd je amper tegen.
Hij ziet het ook in de afnemende betrokkenheid van burgers bij de lokale politiek. Partijen hebben meer moeite om goede kandidaten te vinden voor de gemeenteraad. Ondertussen geeft het Rijk gemeenten meer taken maar niet meer geld. Gemeenten met veel meer inwoners dan Bunschoten gooiden de handen al in de lucht en fuseerden. Hij wijst naar een schilderijtje aan de muur van zijn werkkamer. Bunschoten staat er als Gallisch dorpje op, Amersfoort als de Romein die ook Baarn, Soestdijk en Nijkerk dreigt over te nemen. We zijn omsingeld en belegerd, zegt Van de Groep knipogend.
Er is nu geen sprake van een fusie. Maar zelfs als er sprake van was dan zou Bunschoten zijn identiteit kunnen behouden. Het maakt Van de Groep hoopvol dat op de Visserijdag, een jaarlijks feest voor het dorp zelf aan het einde van de zomer, de laatste jaren jongeren weer massaal in klederdracht komen.
Maar hij weet dat wat bij een fusie verloren gaat, nooit meer terug komt: het samenvallen van gemeenschap met gemeente. Dat híj niet de laatste burgemeester van Bunschoten is geweest maakt hem trots. Misschien, denkt hij, is dat wel het grootste succes.
Half juli, tijdens zijn laatste raadsvergadering, zegt de nestor van de raad dat ze niet dichter bij een gekozen burgemeester konden komen dan Melis van de Groep. Eind augustus zal hij ook afscheid nemen van de burgers, samen met zijn vrouw zal hij met een botter de haven uitvaren. Maar de volgende dag zal hij weer gewoon door het dorp fietsen en de dag erna ook. Wie hem opvolgt is nog onduidelijk. In de profielschets wordt gezocht naar iemand die „een van ons is of wil worden”. Er is een extra sollicitatieronde nodig om die persoon te vinden.
CV
Melis van de Groep
- Melis van de Groep (1958) werd geboren in Bunschoten.
- Hij was tussen 1979 en 1991 ambtenaar bij de gemeente, tussen 1994 en 2002 raadslid, tussen 1997 en 2006 wethouder en is sindsdien burgemeester.
- Daarnaast was hij directeur van het partijbureau van de GPV en Statenlid in de provincie Utrecht (2001-2007).