
Nadat hij in 2018 olympisch kampioen was geworden, zegt Ted-Jan Bloemen, had hij „een soort sadness” over zich. Natuurlijk was hij blij met zijn gouden medaille op de 10.000 meter, maar de hele avond en dag erna voelde hij ook „een variant van rouw”, zegt hij. „Olympisch kampioen worden was het belangrijkste doel in mijn leven, het wás mijn leven. Nu ik dat had bereikt, moest ik vaarwel zeggen tegen het leven dat ik tot dan toe had geleid. Een nieuw doel stellen.”
Dat is Bloemen gelukt. Zeven jaar na zijn medaille in Pyeongchang schaatst hij nog altijd op het hoogste niveau. Op de WK afstanden in het Noorse Hamar gaat hij, 38 jaar oud, zondag van start op de tien kilometer-. De ‘schaatscanadees’ – Bloemen emigreerde vanuit Heerenveen naar Calgary om uit te kunnen komen voor het geboorteland van zijn vader – heeft nog altijd „het vuur” en „de wil om te winnen”, vertelt hij in de lobby van een hotel in Hamar.
Er gaat zondag nóg een veteraan van start: Jorrit Bergsma, 39 jaar oud. Zijn grootste succes dateert inmiddels van elf jaar geleden: olympisch kampioen op de 10.000 meter in Sotsji, 2014. Toch heeft ook Bergsma de topsport nog steeds niet vaarwel gezegd. Net als Bloemen wil hij volgend jaar meedoen aan de Olympische Spelen in Milaan en Cortina d’Ampezzo. Met het hoogste doel: een gouden medaille.
Wat drijft Bloemen en Bergsma? Hun lange carrières passen in een bredere ontwikkeling: duursporters gaan vaker door tot op hoge leeftijd – en leveren dan nog topprestaties. Denk aan wielrenners als Alejandro Valverde en Annemiek van Vleuten, die tot na hun veertigste koersen wonnen. In het schaatsen behaalde Ireen Wüst nog een olympische medaille toen ze 35 jaar was. De Tsjechische kampioene Martina Sablikova doet op haar 38e nog altijd mee in de wereldtop: in Hamar won ze donderdag op een haar na goud de 3.000 meter.
Alleen: zowel Bloemen als Bergsma weten al jaren geen prijzen meer te winnen op grote toernooien. Ze trouwden, kregen kinderen. Desondanks houden ze het gedisciplineerde topsportbestaan nog altijd seizoen na seizoen vol: het harde trainen, het vele reizen. Telkens weer dezelfde wedstrijden op dezelfde ijsbanen, al die nachten in hotels – „richting de 150 à 200 per jaar”, aldus Bergsma. Waarom doen ze dat?
Moeilijke momenten
Voor de Fries Bergsma, een man van weinig woorden, is het simpel: „Eigenlijk heb ik nog nooit gedacht aan stoppen.” Het leven als topsporter is heus niet altijd leuk, zegt hij: „Soms vraag ik me tijdens een training wel eens af: wat doe ik mezelf aan?” Maar zolang hij mee kan met de top van het schaatsen en zich voor grote toernooien plaatst, vindt Bergsma het de vele opofferingen waard. En hoewel lang niet al zijn seizoenen sinds 2014 een succes waren – vorig jaar was hij veel ziek en brak hij zijn schouderblad – weet hij zich „toch altijd weer terug te vechten”, zegt hij. „Ik heb nog nooit echt diep in een wak gezeten.”
Bloemen kende na zijn olympische zege een aantal moeilijke jaren. Hij won een gouden medaille op de WK afstanden in 2020, maar kort daarna brak de coronapandemie uit. Dat was vanwege de strenge lockdownregels in Canada „een heel eenzame tijd”, zegt hij, waarin hij zijn „plezier en passie in de sport” kwijtraakte. „Alle sportfaciliteiten waren dicht. Het lukte me niet om zelf alle trainingen te doen die ik moest doen.”
Bij de Olympische Spelen van 2022 in Beijing eindigde Bloemen op de 10.000 meter op een povere achtste plaats. (Bergsma werd vierde.) Toch schuilde in die teleurstellende prestatie voor Bloemen de kiem voor nieuwe motivatie. Hij ging dóór. „Ik wilde niet met zo’n bittere smaak de sport verlaten.”
Van zijn coaches kreeg Bloemen de ruimte om veranderingen aan te brengen in zijn trainingsprogramma – om het voor hem zelf spannend en uitdagend te houden. Hij richtte zich minder op zijn schaatstechniek („altijd mijn sterkste kant geweest”) en ging meer duurtrainingen doen – vooral op de fiets. Zijn schema paste hij zo aan dat het beter te combineren viel met het leven als gezinsman met twee kinderen.
Hoewel hij in die nieuwe trainingsroutine „veel fouten gemaakt” heeft, zegt Bloemen, hervond hij er wel zijn plezier en motivatie mee. Ondanks zijn gevorderde leeftijd omarmde hij in het afgelopen seizoen nog twee innovaties: de aerodynamische helm en het schaatsen met twee handen op de rug in de bocht. „Ik kan me nog altijd ontzettend kwaad maken tijdens een wedstrijd”, zegt hij – voor hem een teken dat het heilige vuur nog brandt.
Geloof in olympisch goud
Op deze WK afstanden in Hamar behoren Bloemen en Bergsma zeker niet tot de beste rijders. Bij de 5.000 meter op donderdag eindigden ze donderdagavond respectievelijk als zevende (Bloemen) en twaalfde (Bergsma).
Toch geloven ze allebei dat ze nog een keer olympisch goud kunnen winnen. Natuurlijk, ze zijn ouder en de concurrentie op de 10.000 meter is veel sterker dan tien jaar geleden. „Maar als alles klopt”, zegt Bergsma, „kan ik goed voor de dag komen. Het is niet onmogelijk.” Bloemen: „Waarom niet? Ik geloof er nog steeds in.”
Fysiek is er ondanks het klimmen der jaren eigenlijk niets veranderd, zeggen Bloemen en Bergsma. Ze hebben, nu ze bijna veertig zijn, wat meer tijd nodig om te herstellen van trainingen en wedstrijden – wat dan weer kan botsen met het gezinsleven. Maar verder voelen ze zich lichamelijk niet anders dan toen ze 21 waren. Niet minder lenig, niet sneller geblesseerd. „Ik zie bijna nooit een fysiotherapeut”, zegt Bloemen. Grinnikend: „Ik zeg al mijn hele leven: ik ben gemaakt om te schaatsen.” Bergsma: „Als je goed op je lijf hebt gepast, kun je lang mee.”
Wat bij Bloemen wél veranderd is: zijn rol in het team. Voor jongere schaatsers in de Canadese ploeg, zoals Graeme Fish (27), heeft hij de laatste jaren steeds meer de rol gekregen van mentor, bij wie ze kunnen aankloppen voor goede raad. Dat heeft zijn „beleving van de sport verbeterd”.
Een belangrijk moment, zegt Bloemen, was de WK afstanden van 2020, waar hij op de 10.000 meter werd geklopt door zijn jongere trainingsmaatje Fish – die ook nog eens een wereldrecord reed. „Dat was dat de eerste keer dat ik blij kon zijn voor iemand die me eraf reed – omdat ik wist wat hij er allemaal aan training in had gestopt. Sindsdien kan ik beter genieten van andere schaatsers die goed presteren, zonder dat ik daarbij negatieve gevoelens heb over mezelf.”
Schaatspensioen
Bergsma woont nog altijd in hetzelfde Friese dorp („in dezelfde straat zelfs”) waar hij werd geboren. Met zijn vrouw, de Amerikaanse ex-schaatster Heather Richardson, en zijn twee kinderen van vier en zes.
Tegen de tijd dat de Olympische Spelen in Milaan plaatsvinden, zal hij veertig zijn. Toch is het nog absoluut niet zeker dat Bergsma daarna met schaatspensioen gaat. „Het zou prima kunnen dat ik er nog een seizoen aan vastplak”. En zelfs als hij stopt op de langebaan, zal hij „nog wel een paar seizoenen” schaatsmarathons blijven rijden – zijn andere grote liefde. De jaarlijkse wedstrijden op de Oostenrijkse Weissensee, eind januari, zou hij graag eens willen doen. „Het komt er alleen nooit van door mijn verplichtingen op de langebaan.” En wat te denken van de Elfstedentocht, die Bergsma – geboren in de strenge winter van 1986, in dezelfde maand dat Evert van Benthem hem voor de tweede keer won – nog nooit reed?
Bloemen – 39 op de Spelen – is er wel „vrij zeker” van dat hij na Milaan gaat stoppen. En hij weet ook, zeker sinds die race tegen Graeme Fish, wat hij daarna wil worden: coach. „Ik heb altijd geprobeerd veel te leren van het schaatsen, veel vragen gesteld. Ik weet nu zó veel over hoe je moet trainen, beter kunt worden en hard kunt schaatsen. Het zou zonde zijn om daar de rest van mijn leven niets mee te doen.”
