Saskia de Coster: ‘Ik ga niet voorzichtig verliefd worden op een matig leuk iemand’

Wat maakt het leven de moeite waard? De novelle en de roman die Saskia de Coster dit voorjaar publiceerde, staan vol beweringen, wijsheden en levenslessen. Een interview aan de hand van citaten. „Woede is ook een vorm van liefde.”

Zonder mislukking geen literatuur. Saskia de Coster zegt het beslist, maar niet zonder twijfel („Allez, zonder mislukking geen literatuur toch, hè?”). Er is denken aan voorafgegaan dat niet afgesloten is, maar wel een voorlopige conclusie toestaat.

„Ik ben geen schrijver die een therapeutisch proces neerschrijft en –”, we zitten in een koffiezaak in Antwerpen en er wordt een wortel-gembersapje gebracht, „en dan gelooft dat alles opgelost is. Schrijven is wel een soort zelfhulp, een onderzoek naar jezelf en naar de wereld waarin je leeft. Maar die zelfhulp moet mislukken, want ik geloof niet in een therapeutisch eindpunt, een mooi afgerond geheel. Van: hèhè, alles is overwonnen, we kunnen opgelucht ademhalen. Ik mag hopen van niet.”

De twee nieuwe boeken die Saskia de Coster (1976) dit voorjaar publiceerde, de novelle Maart en de roman Net echt, staan wel vol beweringen. Stelligheden. Wijsheden. Lessen over het leven, over de hedendaagse mens. De boeken gaan over de liefde – op de warme en veilige manier, de liefde die leidt tot lange relaties en gezinnen en kinderen, maar ook over de schaduwzijde, de destructie die vurige verliefdheden en affaires kunnen brengen.

Maart is opgezet als handleiding niet-meer-verliefd-worden, Net echt gaat over een uiteenbarstend gezin én over een schrijver die met de omweg van dat fictieve gezin (een man, een vrouw, een dochter) haar eigen leven beschouwt. Die schrijver is Saskia de Coster – daar hoeven we geen literair verstoppertje over te spelen. Zij was degene die verliefd werd, haar gezin (twee vrouwen, een zoon) verliet, over de puinhoop uitkeek en dacht: wat is er gebeurd? De ‘wijsheden’ zijn haar lessen – vandaar een interview aan de hand van citaten.

Verbeelding is een illusie. Alles is er al. Je legt het bij elkaar, je herschikt en zoekt. Je zaait je ervaringen uit over het verhaal, ze gaan ergens liggen tussen je woorden.

„Ik denk dat voor al het geschrevene geldt dat er een enorme verbondenheid is met de persoon van de auteur. Wie dat ontkent houdt een rookgordijn voor – zo van: de schrijver die verhalen uit de lucht plukt en daar niets mee te maken heeft. Het is een gekend idee, van het grote, mannelijke, scheppende genie dat een boek schrijft en als een goddelijke autoriteit het schaakspel beroert, en dat verhaal dan ver in de geschiedenis plaatst, om zich ervan te distantiëren. Zo van: ik kan emoties scheppen en personages creëren, maar ik heb er niets mee te maken.

„Ik vind dat een beetje machogedrag, aandoenlijk ook wel. Zulke boeken hebben dan de pretentie van eeuwigheid en universaliteit, maar tegelijk stoppen die schrijvers ook gewoon hun eigen kindertijd, hun obsessies en kwetsuren in de personages. Kijk naar Hugo Claus, Jeroen Brouwers. Die veilige afstand bestaat niet. Ik ben ervan overtuigd dat je niets kunt creëren dat helemaal niet met jezelf te maken heeft, omdat we sowieso vastzitten in ons eigen perspectief. Daar kun je beter eerlijk over zijn. Ik heb een gezin verzonnen, voor Net echt, maar ik weet dat de gezinsleden afsplitsingen van mij zijn en hun verhaal ook het mijne is.”

Wat hebben we onszelf in de westerse wereld bedrogen, en wat zijn we bedrogen door onze samenleving te baseren op de romantische liefde.

Net echt begon met een beeld. Ik had mijn gezin verlaten en doolde slapeloos door de stad en belandde voor mijn eigen huis en zag daar beweging achter het raam, mijn zoontje. Daar zakte mijn hart neer, ik besefte wat er was gebeurd: ik sta buiten en daar binnen staat mijn kind, en die gaat hier de gevolgen van voelen. Dat beeld bleef me bij.

„Ik ben en blijf gefascineerd door de familie als constructie, het gezin als hoeksteen van de samenleving. Dat staat onder druk – kijk maar naar generatie Z, die liever een situationship heeft dan een relationship, om maar niets definitief vast te leggen. Dat is een reactie op het mythische beeld van het stabiele gezin, dat ik zelf ook heel sterk heb meegekregen als kind. Ik kom uit zo’n gezin, stabiel, eigenlijk te stabiel, en daardoor roerloos: mijn ouders zouden zéker nooit uit elkaar gaan. Nu worden er steeds meer vragen bij die gezinsconstructie gesteld, uit de tijdgeest van maakbaarheid en zelfverwezenlijking. Nu zoeken we naar: wat wil ik nu echt zelf? Omdat het gezin zo vaak een vaststaand iets is, is er weinig ruimte voor die vraag, en ook niet voor een nieuwe verliefdheid bijvoorbeeld. Daardoor krijg je ofwel frustratie, ofwel affaires. Wat begonnen is uit verliefdheid, strandt dan weer op een nieuwe verliefdheid. Ik noem het in Maart een samenzwering tussen IKEA, de vastgoedsector en therapeuten.”

Als verliefdheid nog een vermogen heeft is het de metamorfose.

„Ik denk dat verliefdheid altijd een poging is om te resetten. Je begint opnieuw – of je hebt die illusie. Dat is iets heerlijks, zoiets heb ik bij het begin van een boek ook: alles is nog mogelijk. En in de roes van verliefdheid doe je dingen die je niet voor mogelijk hield. Zal ik even 800 kilometer rijden om jou te komen oppikken? Er wordt zo veel mogelijk, en je verrast daar ook jezelf mee. Je ontsnapt aan jezelf. Dat geeft een machtig gevoel.

„De voorwaarde daarvoor is wel een grote nieuwsgierigheid, een gretigheid, een gulzigheid. Hoe gebeurt zoiets, waar ontstaan de scheurtjes in een leven die dat mogelijk maken? Want dat is best bijzonder in de sterke constellatie die een gezin ook kan zijn, een goedgeolied team, we hebben ieder onze rol en het bedrijf draait. Daaruit zijn affaires de geijkte ontsnappingsroute – daar zit spanning en opwinding. Je wordt meer dan enkel die ene. Meer versies van jezelf.”

Iedere verliefde wil zichzelf vinden via een enorme wegomlegging. Via een ander.

„Als kind was ik heel geïsoleerd, ik had weinig sociale contacten, dus ik kon enorm in dingen opgaan, bijvoorbeeld in het mystieke. Ik was vastbesloten om mysticus te worden: ik zou me laten inmetselen in een muur. Of zoals de heremieten, Hadewijch, of Simeon de Styliet, die dertig jaar op een pilaar zat, ik vond dat fantastisch. Vanwege die inzet en overgave, jezelf buitenspel zetten voor iets hogers. Los van je lichaam komen en tegelijk de volmaakte liefdesrelatie aangaan. Ik zocht waarschijnlijk connectie.

„Later ging ik dat bij mensen zoeken – en daar zie je ook dat verlangen in van altijd weer zoeken naar een nieuwe liefde. Als de mystici je voorbeeld zijn, zoek je naar iets wat een mens niet kan bieden: een perfecte liefdesverhouding. Ik bedoel: ik ga niet voorzichtig verliefd worden op een matig leuk iemand. Als de drug is uitgewerkt, kom je toch weer bij jezelf uit. Maar die omwegen zijn net cruciaal: als je zo efficiënt mogelijk je leven wilt leiden, moet je op de dag van je geboorte een kuil graven en daarin gaan liggen.”

Dit is geen verhaal van tekort maar van verlangen.

„Ja, waarom blijft die verliefdheid zo aantrekkelijk? Ik denk dat we dat vaak verklaren vanuit een tekort. Zo van: ik word altijd verliefd, want ik ben het slachtoffer van een gebrek aan affectie in mijn kindertijd. Je vult een gat op. Dat is een verklaringsmodel, maar ik vind dat ook redelijk pover. Als je de hoeveelheid liefde die je zoekt enkel verklaart vanuit een tekort, zou het de mensheid bedreigen als iedereen de juiste hoeveelheid moederliefde en vaderliefde krijgt. Dan zouden we niet meer verliefd worden, dan zouden we ons niet meer voortplanten. Ik geloof niet in zo’n eenvoudige oplossing, waarmee je weer terechtkomt bij de universele pretentie van de zelfhulp. Zouden er niet meer factoren meespelen?”

En sommige ervaringen zijn niet te vangen in clichés of algemeen aanvaarde opvattingen. De innige relatie met je papa, bijvoorbeeld […] je zachtmoedige, verlegen papa die je met alle kracht in zijn lijf afranselde.

„Ik beschrijf geweld daar als een genot, en dat lijkt pervers, hè? Lacan heeft ooit geschreven dat slaan ook een vorm van strelen is, en daar zit een waarheid in. Het is onverantwoord om een kind af te ranselen, natuurlijk, maar het is ook een aanraking, waarin toewijding zit, en dat ervaart een kind ook zo. Woede is ook een vorm van liefde. Want waarom voel je zoveel haat voor iemand? Omdat je toch een heel sterke verbinding voelt.”

Pijn sprak een waarheid. Het was een aanraking met de duisternis. Soms wilde je daar zijn, samen.

„Onze maatschappij heeft veel schrik van geweld. Vaak terecht: als de geweldpleger de fysiek sterkere en de ander de ondergeschikte is, als er sprake is van partnergeweld of systematische mishandeling. Wij willen als beschaafde wezens graag alles uitpraten, maar het behoort nu eenmaal ook tot het menselijk arsenaal om geweld te gebruiken. Woorden kunnen tekortschieten, er zijn dingen waar we moeilijk bij kunnen met woorden, die wel bestaan en ons beïnvloeden.

„Ik wil niet zeggen dat geweld oké is, maar geweld bestaat, het is een vorm waarin de mens zich kan uiten. Je kunt dat willen uitbannen, en over alles willen praten, maar dan verlies je ook een deel van de menselijkheid. We kunnen de gewelddadigheid van de mens beter niet veroordelen maar onder ogen zien; we hebben nu eenmaal perverse en duistere kanten. Sterker: ik geloof ook dat geweld een uiting van onze levensdrift is. Willen we van geweld af, dan moeten we een artificiële-intelligentievorm de opdracht geven om ons te herscheppen tot fluwelen wezens, die geen ruzie meer maken, geen strijd meer voeren, geen conflict meer voelen… Die heeft dan wel helemaal geen levensdrift meer.”

Werk is selfcare, net als zeilen. Bezig zijn, oplossingen verzinnen.

„Om het laatste stuk van Net echt te schrijven heb ik mezelf vrijwillig een maandlang opgesloten in een glazen hok in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten hier in Antwerpen, waar ik dan in het zicht zat te schrijven. Mensen zeiden mij: oei, opgepast, dit gaat niet goed aflopen. Ik kan inderdaad de neiging hebben om in mijn hoofd te verdwijnen. Maar nu werkte het net omgekeerd, want ik kon schrijven. Dat is mijn werk, mijn manier om bezig te zijn en oplossingen te verzinnen. Tegelijk is schrijven een vorm van ontsnappen aan mezelf – want schrijven is ook transformatie, ik ben bezig om met mijn verbeelding een andere werkelijkheid te vormen. Dus waar een ander selfcare ziet in een kop thee in een wellnesscentrum, word ik dáár juist onnozel van. Dan verdwijn ik in de stilstand.”

Ik wil alleen nog functioneel verliefd worden. Zoals functioneel naakt rondlopen.

„Het gaat om die vrees voor stilstand, voor roerloosheid: in een verliefdheid ervaar je bij uitstek die levensdrift. Ik besta weer, het leven bruist. Of ik nu verliefd ben? (lacht) Nee, ik moet mijn handleiding volgen! Ja, ik heb een nieuwe relatie, maar ik neem nu voorzichtiger stapjes. Ik ben wel echt tegen een muur gebotst door zo ontvankelijk te zijn voor verliefdheden. Dat wil ik niet meer. Maar half ontsnappen is moeilijk, dat bestaat niet – onze dionysische kant in een doosje stoppen, dat is onmogelijk. Dat is zoals gas geven en remmen tegelijkertijd: heel slecht voor een auto.

„Schrijven kan wel de plek van die heftige verliefdheid innemen – als ik echt begeesterd ben, voelt het letterlijk als een verliefdheid. Ik verlang ernaar bij mijn laptop te zijn, schrijven is het eerste waar ik aan denk als ik opsta. Daarom kan ik ook niet schrijven als ik midden in een razende verliefdheid zit. Dan gaat alle energie dáárheen.”

In ieder mens schuilt een profeet en wanneer die ontwaakt, is er een beetje meer kwaad in de wereld.

„Dat schreef Emil Cioran, ik citeerde het in Maart. Ik ben eerder een antiprofeet – een profeet heeft volgelingen, ik hoef helemaal geen volgelingen. Een profeet heeft een boodschap, een claim op de waarheid, op de toekomst. Het gaat mij er niet om mensen de les te lezen, ik wil schrijven zo goed mogelijk vanuit mijn persoonlijke ervaring en daar echtheid in benaderen.”

Kwetsbaar zijn was de hel.

„Is het alsof het schrijven mij gemakkelijk afgaat? Dat lijkt dan maar zo. Het is geen pijnloos proces, ik schrijf over zwaktes en een beschamende mislukking, ik ben schuldig, een dader, ik hang onder de modder. Maar ik wil door de schaamte heen schrijven, anders blijft het bij mooischrijverij, leuke verhaaltjes. Daar is er al zoveel van. De literatuur is er om onze duistere kanten ter sprake te brengen.”