Sana Valiulina sleurt de lezer in sneltreinvaart het verleden in van haar vader die vocht in het Rode Leger

In een Frans provinciaal museumpje komt Sana Valiulina (1964) ineens haar overleden vader tegen. Het is een moment dat niet onderschat of gebagatelliseerd zou mogen worden, en daarom formuleert ze het in de gloedvolste bewoordingen.

„Ik kom ogen en adem tekort, alle vijf mijn zintuigen spelen op en vechten met elkaar”, schrijft ze eerst, maar voor de bladzijden die volgen nam Valiulina een stevige ademteug, om haar ontzetting zo onder woorden te brengen: „En nu, na zijn dood op bezoek in Normandië, zonder ergens op te rekenen, na omzwervingen over de legendarische stranden, waarvandaan in de elfde eeuw Willem de Veroveraar vertrok om Engeland te onderwerpen en waar negenhonderd jaar later als een vuurspuwende draak een razende armada van de zuidkust van Albion landde om Europa te bevrijden, loop ik toevallig een museum in en lees, terwijl al mijn vijf overrompelende sensoren me alle kanten op trekken, over een kleine korporaal met de naam van mijn vader die zes maanden nadat hij naar het front was gestuurd door de Duitsers gevangen was genomen tijdens de slag om Smolensk.”

Ja, halleluja. Want nota bene: die man, eerst voetvolk van het Rode Leger en toen krijgsgevangene en toen onder de wapenen bij de nazi’s, staat nu hier op een foto in het soldatentijdschrift YANK, „de continentale editie, 30 juli 1944”. Gekiekt tussen de Amerikaanse militairen zit hij „iets te pennen”, te weten een pamflet gericht aan mede-krijgsgevangenen: „Kom hierheen! De Amerikaanse soldaten zijn onze vrienden. Jullie krijgen eten en sigaretten.”

Strafkampen

En zo sleurt Sana Valiulina ons mee het verleden in, met de vaart van een sneltrein denderend over het kronkelige pad van de geschiedenis. Het duizelt je even, allicht, die wisselende locaties en broodheren van vader Valiulin (de naam van de Ests-Nederlandse auteur is er de vrouwelijke vorm van), maar zo liep het nu eenmaal, zo was het – en dan moet opgemerkt dat hij ná het moment van die duizelingwekkende foto nog in het Verenigd Koninkrijk belandt en dan weer in Rusland, waar hij als landverrader onthaald wordt en ruim een decennium in strafkampen zal doorbrengen. Je verzint het niet. Waar alle wegen ophouden is dan ook een op waarheid gebaseerde geschiedenisroman, waar wel literaire vormgeving – een springerige vertelstructuur, een arsenaal aan retorisch vuur – maar toch geen fictionalisering aan te pas kwam.

Daarin verschilt het boek van de roman Didar en Faroek (2006), waarmee Sana Valiulina al eerder haar familiegeschiedenis de literatuur binnen voerde, en waarin het krijgsgevangenschap en de strafkampen ook al voorkwamen, maar dan binnen de context van een liefdesverhaal. Het nieuwe boek is meer geschiedschrijving en zo veeleer een uitbreiding van het korte essay Wortel en tak (2021), waarin Valiulina het spoor van haar vader volgde naar de Oeral. Nu probeert ze ook de hele wandel daarnaartoe te reconstrueren, wat een wervelende non-fictieroman heeft opgeleverd.

Geen sporen achterlaten was nota bene haar vaders devies in Sana’s jeugd – beide generaties groeiden op in totalitaire tijden waar het achterste van je tong je in gevaar kon brengen. Zelf zweeg hij, zeker over die oorlogsjaren. Zijn „woordensporen” in dagboeken en brieven zijn summier.

Toch voelt het geenszins alsof Valiulina zwaar op haar verbeelding leunt. Uit de bronnen die ze wel heeft – her en der wat documenten én de algemenere (militaire) geschiedschrijving waar ze haar vaders lot naadloos in kon passen – weet ze een schat aan informatie te peuren. Dat hangt dan weer samen met haar grote beschrijfkwaliteiten, waarvoor ze dankbaar gebruik maakt van haar vermogen om details te onthouden.

Het wonderland van Disney

Zo memoreert ze uit haar jeugd in Tallinn de binnenplaats waaraan het gezin lang woonde, en de „vreedzame Estse alcoholist die ’s morgens begint te drinken omdat het zonde is om met zo’n zalige roes naar bed te gaan, zegt hij, daar kun je beter de hele dag van genieten”. Zo rijkelijk gestoffeerd kan het leven zijn, mits je weet hoe je moet kijken. In haar niet-aflatend rijke zinnen weet Valiulina ook over te brengen wat er zo begeesterend aantrekkelijk was aan „het wonderland van Disney” waar ze als kind voor viel: „Grappige, goedhartige beesten slaan hun grote, zachte poten om de kinderen heen, maken grapjes en dansen met hen, en die lachen en gillen van verrukking, er is geen volwassene te zien om de kinderen te vertellen wat ze wel en niet mogen, en alles beweegt op een golf van spontane en aanstekelijke vreugde.” Grote gevoelens, waarbij zuinigheid niet past – waar deze taal in een andere context naar bombast zou neigen, staan de zinnen bij Valiulina precies goed.

Je voelt in Waar alle wegen ophouden dat het verhaal van haar vaders oorlogsjaren Valiulina minstens zozeer begeestert als de Disneyfiguren ooit deden – al is vreugde nu niet de bron. Nu voel je de urgentie dat haar vader, haar bloedeigen vader, middels haar vertelkracht weer een mens kan worden, niet veel minder dan dat. Waarmee ze iets van het onrecht herstelt dat hij bij leven vermalen werd in de ontmenselijkende machinerie van Stalins staatsterreur. Keer op keer was dat zijn lot: eerst sprong het Rode Leger achteloos om met de manschappen, waardoor honderdduizenden kanonnenvoer werden en ontelbaren krijgsgevangene. Die hoefden op niets te rekenen – de instructie was immers: je laatste kogel gebruik je voor jezelf – anders dan op wantrouwen: „Waarom leef je nog?” Valiulina schrijft, in weer een ijspriem van een volzin: „Dat de geallieerden rekening hielden met het leven van iedere soldaat en dat hun strategie in de eerste plaats van dit principe uitging, dat wordt ons, kinderen van een grootmacht waarvoor grootheid recht evenredig is met het aantal slachtoffers dat voor die grootmacht is gevallen, niet verteld.”

Omdat die waarheid doorleefd is, door zowel Valiulina als haar vader, komt die hard binnen. De geïnstitutionaliseerde achteloosheid ettert nog lang door, bijvoorbeeld op de jaarlijkse Dag van de Overwinning. Als oorlogsveteraan doet haar vader eraan mee, maar beschaamd, schoorvoetend, want hij is geen held maar een landverrader, zogenaamd. In een terugkerende mijmering in het middendeel van het boek vuurt Valiulina haar pijlen af op Stalin: hij geniet de glorie waarvoor hij zovele anderen liet creperen.

De geschiedenis van de Russische krijgsgevangenen staat in Valiulina’s boek voorop, het onrecht. Valiulina stelt zich vooral op als verteller, als tussenpersoon; in Waar alle wegen ophouden is ze zelf nauwelijks een personage. Dat zou je kunnen betreuren, in tijden van persoonlijke, memoir-achtige geschiedschrijving, maar daartegenover staat de hoogstpersoonlijke toon van het boek, waaruit Valiulina’s betrokkenheid toch niet weg te denken is.

Giftig zijn de pijlen die ze afvuurt, en gevoelig raak ook, want zwaarbevochten. Het doet denken aan de taalbom De vreemdelinge (2020) van Claudia Durastanti, die met grote welbespraaktheid schreef over haar onmondige, dove ouders: een contrast dat de zeggingskracht van het boek vergrootte. Op vergelijkbare wijze verwoordt Valiulina nu haar eigen voorgeschiedenis; omdat zij er wél de woorden voor heeft, omdat zij deze verhalen wél kan vertellen. En wel in zinnen die met geen mogelijkheid meer omver te blazen zijn.


Lees ook

dit interview met Sana Valiulina

‘Ik ben geconfronteerd met de naakte, gruwelijke waarheid over mijn vader’