Samuel van Houten, de man van het Kinderwetje, kon radicaal uit de bocht vliegen

Kinderwetje van Van Houten: 1874. Generaties Nederlandse scholieren zullen zich die combinatie van feit en jaartal herinneren. Immers: dankzij deze wet mochten ze nu feiten en jaartallen stampen, in plaats van werken in een fabriek.

Over Samuel van Houten, de liberale politicus verantwoordelijk voor de wet, schreef Coen Brummer een proefschrift waarop hij onlangs promoveerde. Sam van Houten tegen de rest is ook in een handelseditie verschenen, en Brummer laat in het boek zien hoe Van Houten (1837-1930) tijdens zijn leven transformeerde van een linkse liberaal tot een tegen het fascisme aanschurkende reactionair.

Van Houten bedreef politiek in een tijd waarin de Nederlandse staat opnieuw werd vormgegeven. Kiesrecht, belastingplicht, onderwijsvrijheid, sociale wetgeving: alles stond op het spel. Brummer: „Natuurlijk worden er tegenwoordig ook belangrijke dingen besproken in het parlement, maar eind negentiende eeuw ging het écht ergens om.”

Hoe kwam Van Houten op uw pad?

„Een jaar of tien geleden werkte ik kort bij Elseviers Weekblad, waar ik een boek samenstelde met interviews uit hun vooroorlogse verleden. Eén van die gesprekken was met Sam van Houten. Ik vond hem een intrigerende figuur – ook omdat ik politiek en theoretisch in het liberalisme geïnteresseerd was – en kwam er vrij snel achter dat er weinig over hem geschreven was. Toen heb ik me gemeld bij het Biografie Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen met het idee voor een proefschrift over Van Houten en zijn tijd.”

Toen hij in 1869 in de Tweede Kamer arriveerde, was hij de absolute linksbuiten van de liberalen

Wist u voordat u aan dit onderzoek begon al dat Van Houten zo van links naar rechts was geschoven?

„Ja, daar had ik wel een idee van, maar niet van de extremiteit waarmee dat gebeurde. Mensen worden wel vaker conservatiever naarmate ze ouder worden, maar zijn casus is vooral zo interessant omdat je eraan kunt zien hoezeer het liberalisme in deze tijd veranderde.

„Van Houten beweerde dat hij de meest consequente politicus was die er bestond. Dat is niet waar, maar het is wel zo dat het liberalisme als een soort sneltrein aan hem voorbijtrok, in een beweging van individualisme naar gemeenschapsdenken. Daarbij speelde het opkomend socialisme een belangrijke rol. Politici dachten: we moeten veranderen, anders komen de socialisten aan de macht.”

Waar stond Van Houten aan het begin van zijn politieke carrière?

„Toen hij in 1869 in de Tweede Kamer arriveerde, was hij de absolute linksbuiten van de liberalen. Hij zat ook op het uiterste linker bankje en beschouwde dat als een voorteken. Hij kwam meteen in botsing met de zogenoemde doctrinair liberalen, de groep – politieke partijen bestonden nog niet – waarvan Johan Rudolph Thorbecke de voorman was. Dat was de vader van de Grondwet van 1848, maar dat maakte Van Houten niks uit. Het werd al snel duidelijk dat Nederland te klein was voor hen allebei.

„Van Houten vloog een aantal keren flink uit de bocht, qua vorm – hij brak met de bedaagde liberale manieren – maar ook qua inhoud. Er waren best mensen die konden leven met zijn bredere liberale agenda, waarbij een wet tegen kinderarbeid en de introductie van een inkomstenbelasting hoorden. Maar toen hij in 1871 de Commune van Parijs verheerlijkte, een kortstondig revolutionair bewind, ging dat voor de liberale elite veel te ver. Daar waren de barbaren aan de macht!

„Van Houten was ook een van de eerste uitgesproken voorvechters van het nieuw-malthusianisme, het idee dat je met voorbehoedsmiddelen bevolkingsgroei moest remmen. Dat maakte hem niet geliefd bij het christelijk deel der natie.”

Hij vond dat zo’n onderklasse geen recht van bestaan had

Werd zijn wetsvoorstel tegen kinderarbeid breed gedragen in maatschappij en parlement?

„Er bestond in deze tijd veel ongemak over het feit dat er kinderen in fabrieken werkten, ook elders in Europa. Dat was niet alleen omdat het zo zielig was voor die kinderen. Van Houten zelf bijvoorbeeld was tegen kinderarbeid omdat het oneerlijke concurrentie was ten opzichte van volwassen arbeiders. Als je wilde voorkomen dat er een onderklasse ontstond die amper kon rondkomen, moest je die concurrentie categorisch verbieden, vond hij. Daarom ging hij als gewoon Kamerlid aan de slag met een initiatiefwet.

„Hij wilde ook nog een vorm van leerplicht invoeren, maar dat ging andere Kamerleden veel te ver, net zoals een totaal verbod op kinderarbeid. Kinderen moesten hun ouders nog wel kunnen helpen op het land en in de huisnijverheid. De uiteindelijke wet voorzag daarom alleen in een verbod op fabrieksarbeid voor kinderen tot twaalf jaar.”

In 1894 werd Van Houten minister van Binnenlandse Zaken. Zijn belangrijkste taak was het schrijven van een nieuwe Kieswet. Was hij nog steeds radicaler dan zijn collega’s?

„Nee, hier zie je mooi die ontwikkeling van het liberalisme terug. De liberale minister Tak van Poortvliet was in 1892 met een wetsvoorstel gekomen waarin iedere volwassen man die kon lezen en schrijven het kiesrecht zou krijgen, mits hij geen armenhulp ontving. Dat zag een Kamermeerderheid niet zitten en na nieuwe verkiezingen mocht Van Houten het proberen.

„Hij koerste op een veel beperkter kiesrecht, voor mannen die belasting betaalden of bepaalde diploma’s hadden. Van Houten hoopte zo het algemeen kiesrecht buiten de deur te kunnen houden, want dat leidde vast tot de heerschappij van arme arbeiders die een greep in de staatskas zouden doen. Hij vond dat zo’n onderklasse geen recht van bestaan had en wilde de armoede oplossen, zodat binnen zijn Kieswet uiteindelijk ook iedereen stemrecht zou krijgen.

„Van Houten weigerde tijdens de Kamerdebatten zijn wet aan te passen, maar het tij van de democratisering keerde hij er niet mee. Zijn tegenstanders hadden dat goed gezien. Zij gingen over op de salamitactiek, met kleine stapjes op hun doel af. Dat werkte: in 1917, toen er voor het laatst verkiezingen werden gehouden met Van Houtens wet, mochten er ruim een miljoen mannen stemmen, veel meer dan de 350.000 bij de eerste verkiezingen na de invoering van de wet. Zo groeide ook het draagvlak voor algemeen kiesrecht.”

Van Houten was vast een heel fanatiek twitteraar geweest

De gepensioneerde Van Houten verzette zich tegen de invoering van dat algemeen kiesrecht en dreef in de jaren twintig richting een protofacistische beweging. Hoe kwam dat?

„Hij was niet te spreken over de massademocratie en kwam daardoor in kringen terecht waar je ook als negentiende-eeuwse democraat eigenlijk niet zoveel te zoeken zou moeten hebben. Hij sloot zich aan bij het Vaderlandsch Verbond, dat fusiegesprekken voerde met het fascistische Verbond van Actualisten. Ik wil het absoluut niet bagatelliseren, maar nog tijdens dit proces verliet hij de partij. Hij had dus wel in de gaten dat dit niet zijn natuurlijke bondgenoten waren.”

Op welke partij zou Van Houten deze woensdag hebben gestemd?

„Ik denk dat hij zich nergens echt thuis zou voelen. Hij was tegen het systeem met een door politieke partijen opgestelde kieslijst. Zo zouden politici op de slippen van een lijsttrekker de Kamer binnenkomen zonder een eigen band met de kiezers.

„Van Houten was vast een heel fanatiek twitteraar geweest. Hij zocht via publicaties, die hij vaak zelf uitgaf, altijd contact met de kiezers, en kon daarbij heel scherp uit de hoek komen. Die felheid is eigenlijk de grote constante in zijn politieke loopbaan: die werd in zestig jaar niets minder.”