In het verhaal ‘De baas op bezoek’ wordt een vrouw bestolen door een criminele sportschooleigenaar. De vrouw had een verward oud dametje op straat gevonden, dat ze mee naar huis nam in afwachting van haar zoon. Het blijkt een val: de zoon van het dametje, Joel, is op weinig goeds uit. Joel is niettemin een geweldig personage. Hij bedreigt de vrouw met een pistool om haar te bestelen, hij kan niet stoppen met kletsen, maar hij zet ook koffie en bakt eieren.
Joel bestaat, schrijft Samanta Schweblin op de laatste pagina van haar briljante nieuwe verhalenbundel Het goede kwaad, waarvan ‘De baas op bezoek’ het slotverhaal is. Hoe zit dat? Ze ontmoette de echte Joel toen ze al halverwege het schrijven van het verhaal was, vertelt de Argentijnse auteur, bekend om haar speculatieve of magisch-realistische romans en verhalenbundels, waaronder Duizend ogen en Zeven lege huizen. Schweblin is op bezoek vanuit Berlijn, waar ze na een schrijversresidentie vijftien jaar geleden bleef plakken.
„Ik wist al waar het verhaal naartoe zou gaan, maar ik kon me de man nog niet goed voorstellen. Ik begreep niet wie hij was, hoe hij moest bewegen, hoe hij praatte. Het was nog niet geloofwaardig.” Schweblin wil de personages van haar korte verhalen net zo goed begrijpen als die in haar romans; één verhaal kost haar dan ook gemiddeld vier tot zes maanden.
Joel bleef dus nog abstract, tot ze voor een baan een winter in Spanje verbleef en zich aanmeldde voor een sportklasje. Ze had blind de dichtstbijzijnde sportschool uitgekozen en ontdekte pas later dat het een plek was waar vooral militairen trainden. „De leraar sprak ons met de achternaam aan: ‘Schweblin! Op de vloer, twintig push-ups!’ En als iemand praatte, moesten we allemaal tien push-ups extra doen.”
Ze kreeg de oefeningen maar niet onder de knie, vertelt ze, terwijl de trainer het eindeloos aan haar uitlegde. Iets met haar armen die ze nooit genoeg strekte. Ten slotte legde hij de les stil en liep naar haar toe. „Ik zag hem denken: wat een domme vrouw, hoe kan ik zo’n eenvoudige beweging aan haar uitleggen? Hij zei: ‘Schweblin! Een vrouw is zwanger of ze is het niet! Er is geen middenweg!’ Daar ben je, dacht ik , dit is de man waar ik naar op zoek ben. Zo overtuigd van zijn wereld, van zichzelf. Hij denkt dat ik dom ben, hij begrijpt de taal van vrouwen niet. Toch heeft hij de beste bedoelingen. Hij denkt: ze is een vrouw, dus haar wereld bestaat uit baby’s. Jij bent Joel, wist ik meteen. Je gaat me kapotmaken, maar ik blijf terugkomen, want ik heb je nodig tot mijn verhaal af is. Ik ben nog nooit zo fit geweest.”
Die ene zin van Joel onthulde haar een heel mens, die ene uitspraak liet haar ‘het goede kwaad’ zien waar haar boek over gaat, zegt ze.
Dat doet denken aan het motto van het boek, een citaat van de Argentijnse dichteres Silvina Ocampo: „In het vreemde schuilt altijd meer waars.” Dat drukt kernachtig uit waarom de zes verhalen in Het goede kwaad zo verpletterend goed zijn – en het typeert Schweblins oeuvre. Ze laat haar verhalen ontsporen in onverwachte richtingen, om dan in één zin of beeld een diepmenselijke, emotionele waarheid te tonen. Bij het lezen barstte ik tweemaal spontaan in tranen uit, wat me zelden overkomt. Om de waarheid in het vreemde te vinden heeft Schweblin in Het goede kwaad de magisch-realistische, speculatieve of kafkaëske elementen uit haar eerdere werk achterwege gelaten; ze blijft binnen de grenzen van het mogelijke. Daar is al genoeg vreemds te vinden. Op de eerste pagina probeert een vrouw zelfmoord te plegen door zich te verdrinken, om zich daarna weer naar haar gezinsleven te slepen. „Mama, je stinkt”, zegt haar dochter. „Ja, naar blubber ofzo”, vult de ander aan.
Schweblin: „Als je over het vreemde praat, praat je tegelijk ook over het tegendeel, het normale. Normaliteit is onze grootste fictie. Iedereen is uniek en heeft een eigen visie op de wereld. Wat we als normaal beschouwen is gewoon het middelpunt tussen jouw en mijn kijk op de dingen. Het is een sociaal construct. Het vreemde is wat daarvan afwijkt: het unieke. Ik zoek het unieke op in personages omdat ik daar de waarheid vind, zonder de fictie van normaliteit. Daarom trof die zin van de sportschoolleraar me zo.”
Waarom interesseert het vreemde u zo sterk?
„Het vreemde verwachten we niet, dus wanneer het op ons pad komt dwingt het ons om aandachtig te zijn. We moeten een beslissing nemen, we moeten handelen. Het fungeert als een alarm dat ons wakker maakt. In die spanning ben ik geïnteresseerd, in die momenten van ontmoeting met het vreemde, wanneer je werkelijk aandachtig moet zijn. We zijn allemaal constant op zoek naar spanning. Als je een boek openslaat en de eerste regels leest, besluit je om door te lezen of niet – niet vanwege het verhaal, maar vanwege de spanning. In spanning schuilt de belofte dat als je doorleest, je iets cruciaals zult begrijpen.”
Toch doen we ook ons best het vreemde uit te bannen.
„Absoluut, in het dagelijks leven zijn we het liefst machines, we willen alles meten, beoordelen en catalogiseren: dit is een goed mens, dat is een slecht mens. We hebben behoefte aan zekerheid. Maar wanneer we dan iets ongewoons tegenkomen, dan moeten we al die oordelen opschorten. We zetten onze zintuigen op scherp. En het klinkt misschien contra-intuïtief, maar ik denk dat we in dat opschorten rust vinden. Er komt een vriend naar me toe en zegt: weet je wat er net op straat met me gebeurde, er was een vrouw… Vanaf dat moment bevind je je in het verhaal, je stopt met oordelen, en je rust uit. Ik moet ook denken aan een gedachte van filosofe Simone Weil: als je ergens werkelijk aandacht voor hebt zonder afleiding, dan sterft er iets vanbinnen dat slecht was.”
Waarom vindt u het vreemde in ’Het goede kwaad’ niet meer in het magisch-realisme, maar in het realisme?
„Ik houd nog altijd van het fantastische – wat niet hetzelfde is als fantasy – en sciencefiction, en misschien keer ik daar ooit nog terug, maar op dit moment ben ik geobsedeerd door realisme. Ik heb geen wereld nodig waarin monsters voorkomen. Ik ben überhaupt niet geïnteresseerd in monsters, maar in een wereld waarin monsters een mogelijkheid zijn. In het speciale moment voordat het monster zou kunnen verschijnen. Dat interesseert me zodanig dat ik het verhaal al laat aflopen voordat dat monster verschijnt. Ik balanceer altijd op de dunne lijn tussen het fantastische en het reële, en eerder sloeg de balans uit naar het fantastische, en nu naar de andere kant.
„Ik denk dat de lezer zich veiliger voelt als dat monster wél verschijnt. Dan weet je: gelukkig, dit verhaal speelt zich af in een andere wereld, want monsters bestaan niet echt. Ik ben veilig. Maar zolang je niet zeker weet of het monster er is, bevind je je nog in dezelfde wereld als het verhaal. Dat is bedreigender. Meerdere van de verhalen in de bundel zijn trouwens echt gebeurd.”
Op de momenten in uw werk dat er iets vreselijks staat te gebeuren, duikt er juist zorgzaamheid op. Zoals die scène met Joel die eieren staat te bakken voor de vrouw die hij berooft.
„Klopt, zorg is een terugkerend thema, en zeker in Het goede kwaad. We willen vaak voor iets of iemand zorgen, en we denken dat we daarmee iets goeds doen, maar dat doen we niet. Of andersom: iemand probeert je kwaad te doen, hij is boos, en uiteindelijk doet hij iets liefs. We weten niet precies wat we aan het doen zijn. Fictie is de uitgelezen plek om die mismatch tussen intentie en handeling te proberen te begrijpen.”
Uw werk wordt vaak gekarakteriseerd als horror, maar ik vind uw verhalen warm en gevoelig. Dit keer gaat u nog een stap verder daarin.
„Daar ben ik het mee eens. Misschien produceert je brein een soort horrorstofje in je hoofd wanneer je mijn verhalen leest, maar ik schrijf niet over vampiers of moordenaars. Wie schrijft, schrijft op een bladzijde, maar ook in het hoofd van de lezer. Misschien schep ik een psychologisch effect in de lezer, omdat er iets gebeurt met je vooroordelen en angsten. En daarom schokt het zo. Een verhaal kan je openscheuren, waardoor je je wel moet overgeven.”
Is dat motto, ‘In het vreemde schuilt altijd meer waars’, ook bedoeld als een commentaar op onze tijd? In Europa, de VS en uw thuisland Argentinië wordt de vreemdeling gedemoniseerd. Alsof het beter met ons zal gaan zolang we het vreemde buiten houden.
„Ik heb al deze verhalen geschreven met de zwaarte van dit moment in gedachten, zeker. Ik denk niet dat ik letterlijk over het heden schrijf, maar het heden transformeert of wordt vertaald in de verhalen. Ik schrijf hedendaagse fictie, dus daar ontkom ik niet aan. En we hadden het net over aandacht. Hoe we daar een gebrek aan hebben, maar dat het ons dieper laat nadenken en het kwade laat afsterven. Op dat niveau hebben mijn verhalen een boodschap. Dat het vreemde als het kwade wordt gezien, is het grootste probleem van onze tijd.”
Kafka, maar dan met een verrassende zachtheid
