Salman Rushdie werd dit jaar neergestoken. Waarom ligt De duivelsversen nog steeds gevoelig?

Recensie

Boeken

ESSAY Tientallen jaren na de publicatie van zijn omstreden boek De duivelsverzen werd Salman Rushdie dit jaar ernstig verwond. Zo groot als de ophef toen was, zo onverschillig was de reactie nu. Toch ligt het boek nog altijd gevoelig, ziet Lotfi El Hamidi.

Demonstranten in New York na de aanslag op Salman Rushdie in augustus dit jaar. Foto EPA/SARAH YENESEL
Demonstranten in New York na de aanslag op Salman Rushdie in augustus dit jaar. Foto EPA/SARAH YENESEL

Op 14 februari 1989, ruim een half jaar na het verschijnen van zijn roman The Satanic Verses in het Verenigd Koninkrijk, wordt schrijver Salman Rushdie in een fatwa van de Iraanse leider Khomeiny vanwege ‘blasfemie’ ter dood veroordeeld.

Dit had het begin kunnen zijn van een bizar verhaal in een roman, maar de banvloek van de ayatollah was bittere ernst. Rushdie moest vrezen voor zijn leven en noodgedwongen jarenlang onderduiken. De fatwa van de machtigste geestelijke in Iran resoneerde in de islamitische wereld – en in Europese steden met een aanzienlijke islamitische minderheid. Vooral de Engelse stad Bradford, met een grote Pakistaanse gemeenschap, werd berucht vanwege boekverbrandingen. Maar ook dichterbij huis, in Rotterdam, liep een demonstratie in het centrum uit de hand met onder meer de verbranding van een pop die Rushdie moest voorstellen. In de boekhandels werd het boek onder de toonbank verstopt. De zogeheten Rushdie-affaire had Nederland bereikt.

Een foto die in maart 1989 in NRC Handelsblad verscheen, genomen tijdens de anti-Rushdie demonstratie in Rotterdam, intrigeert mij mateloos: een groep nors kijkende moslimmannen en in het midden een jongen die een protestbord omhooghoudt met de tekst: ‘Waarom zoveel consternatie over een boek’. Een opvallende en dubbelzinnige boodschap die sterk contrasteert met de doodsverwensingen op de protestborden en spandoeken op andere foto’s.

Ik moest weer aan die tekst denken, na de moordaanval op Salman Rushdie afgelopen zomer. De 75-jarige Brits-Indiase schrijver werd meermalen gestoken bij een literair evenement in de staat New York vlak voordat hij een lezing zou geven. Rushdie heeft het overleefd, maar is wel het zicht aan één oog kwijt en kan een hand niet meer gebruiken. De 24-jarige dader, een bewonderaar van het Iraanse regime, zei naderhand ‘een paar bladzijdes’ van The Satanic Verses te hebben gelezen.

De reactie op de aanslag was, in ieder geval in Nederland, bijna onverschillig te noemen. Hoe zat het ook alweer, was een terugkerende vraag in de media. En al gauw kwam het er op neer dat Rushdie ooit een boek schreef dat beledigend zou zijn geweest voor moslims. Over de inhoud en de betekenis van het boek, De duivelsverzen, ging het niet of nauwelijks.


Lees ook het bericht over de aanslag: Auteur Salman Rushdie (75) neergestoken bij evenement in VS

Maar hoe zat het ook alweer? De Rushdie-affaire wierp in de jaren negentig een lange schaduw over met name islamitische minderheden in West-Europa. Politiek en maatschappelijk, maar ook concreet in de houding van jonge westerse moslims in de schoolbanken die zich moesten verhouden tot dat ene boek van Rushdie. Abdelkader Benali beschreef later hoe hij als jonge tiener tekeer ging tegen zijn geschiedenisleraar toen deze een les wilde wijden aan Rushdie en de vrijheid van meningsuiting. Het is moeilijk uitleggen hoe gevoelig De duivelsverzen lag voor veel moslims. Zelf durfde ik lange tijd het boek niet aan te raken, laat staan lezen. Die donkerblauwe kaft met rode opdruk, met in het midden de miniatuurillustratie van de held Rostam in worsteling met de witte demon uit de Perzische mythologie – het had allemaal iets onheilspellends. Als de Koran het heilige boek is, dan moest De duivelsverzen het profane tegenwerk zijn, dat idee.

Wie is de duivel?

Veel later pas, tijdens mijn studie, waagde ik me aan het ‘verboden’ boek. Gewapend met historische kennis en een gezonde dosis relativeringsvermogen begon ik te lezen. Vanaf de eerste bladzijden werd ik meegenomen in het wonderbaarlijke verhaal over twee Indiërs, Djibriel Farisjta en Saladin Chamcha, die in een gekaapt vliegtuig zitten op weg naar Engeland. Boven het Kanaal wordt het vliegtuig opgeblazen en al vallend veranderen de twee in engelen. Alleen lijkt het erop dat Djibriel de ‘echte’ engel is en Saladin langzaam in de duivel verandert. Het is het begin van een strijd tussen goed en kwaad, maar wie uiteindelijk de engel is en wie de duivel wordt niet helemaal duidelijk.

Bij de gewraakte passages waarin Rushdie speelt met het islamitische scheppingsverhaal begreep ik de gevoeligheid waar het allemaal om te doen was. Het neerzetten van de Profeet (althans, een figuur in een droom die gebaseerd was op Mohammed) als een feilbare en onzekere man leidde tot de collectieve verkettering van Rushdie.

Maar waarom uitgerekend bij dit boek? De islamitische cultuur kent een lange en levendige satirische traditie, daterend van vóór maar ook na de komst van de islam. Bekend zijn de provocerende en profane gedichten van Abu Nuwas (ca. 756-814) en het cynisme van dichter Al-Ma’arri (973-1057) die openlijk de goddelijke openbaring verwierp. Rushdie past in die traditie.

Dat brengt ons terug naar 1988, toen de roman in Engeland verscheen. Dat leidde niet meteen tot wereldwijde opwinding, maar pas maanden later. Dat was niet omdat het zolang duurde om het boek te lezen (al is het een boek om ‘langzaam te lezen’, om met Adriaan van Dis te spreken) maar omdat het vuurtje nog opgestookt moest worden.

Er is natuurlijk een makkelijkere manier om te reageren op een boek dat beledigend zou zijn, namelijk het werk ongelezen laten. De ironie is alleen dat De duivelsverzen al ongelezen als een affront werd beschouwd. Of zoals een Indiase en islamitische parlementariër, verantwoordelijk voor de totstandkoming van het verbod op Rushdie’s boek in India, destijds toegaf het werk niet gelezen te hebben en dat ook niet van plan was, want ‘ik hoef mij niet door een stinkende rioolbuis te wringen om te weten wat smerig is’.

De ‘consternatie’ ging, in ieder geval aanvankelijk, dan ook niet (alleen) over het vermeende godslasterlijke karakter van het boek. Het draaide ook om de persoon Salman Rushdie – in Mumbai geboren in een welgesteld soennitisch-islamitisch gezin, gemigreerd naar Groot-Brittannië, zoals veel Indiërs en Pakistanen halverwege de twintigste eeuw – die in zijn eerdere werken leiders uit Pakistan en India op de hak nam. Daarmee vestigde hij de aandacht op zich van boze politici uit die landen.


Lees ook Ian Buruma: De ayatollahs zijn niet de enigen die opruiende taal uiten

Sterrenstatus

Met zijn roman Midnight’s Children uit 1981, bekroond met de Booker Prize, verwierf hij niet alleen faam in de literaire wereld maar bereikte hij ook een sterrenstatus onder migrantenkinderen. Het magisch-realistische verhaal over de ‘middernachtskinderen’ van de ‘Partition’, het dramatische moment van de opdeling van India en Pakistan na de Britse overheersing, gaf woorden aan de hybride identiteit van migranten en de complexe wereld waartoe zij behoorden. En Rushdie opende voor westerlingen een onbekende wereld in de taal die zij begrepen.

Vanaf dat moment werd Rushdie beschouwd als het multiculturele bewustzijn van Engeland, iemand die Oost en West met elkaar kon verzoenen. Impliciet werd hij door zowel het westerse publiek als migranten gezien als ‘vertegenwoordiger’ van (Zuid-Aziatische) minderheden in het Verenigd Koninkrijk, een niet te benijden positie voor een schrijver c.q. kunstenaar. Alsof Rushdie voortaan verantwoording schuldig was aan ‘zijn’ gemeenschap.

Vandaar dus dat hem bij het verschijnen van The Satanic Verses door moslims (met name in het Westen) werd verweten een nestbevuiler te zijn. Iemand die in hun ogen aan de haal ging met een verhalende traditie die in de islamitische cultuur was ingebed, alleen maar om in het gevlij te komen bij de witte literaire elite. Volgens literatuurcriticus Pankaj Mishra ging Rushdie’s De duivelsverzen in essentie dan ook niet over de condition migrante ‘maar eerder over de ambivalente houding van een onbeholpen anglofiele Indiër ten opzichte van een Britse elite die hem als een bruinjoekel bleef zien’.


Lees ook de recensie: In de nieuwe Salman Rushdie leeft Don Quichot in de 21ste eeuw

Daarmee deed Mishra de schrijver natuurlijk tekort. De duivelsverzen gaat wel degelijk over de migrantenervaring, of in de woorden van Rushdie ‘over verandering, metamorfose, herboren worden, zoals ik dat in mijn eigen leven heb ervaren’. Het gaat over ontworteling, gespletenheid en existentiële twijfel, die hij in de hoofdpersonen Djibriel Farisjta en Saladin Chamcha laat samenkomen. In een fantastische raamvertelling weeft Rushdie historische feiten, dromen, hallucinaties en openbaring samen tot een onnavolgbare maar betoverende zielenreis.

Het is de ultieme tragiek dat zo’n gelaagd kunstwerk vervolgens werd gereduceerd tot een polemische aanval op de islam. Ja, Rushdie wist dat hij met de persiflage van de profeet Mohammed en zijn verzonnen afleiding van de islam spotte met voor veel mensen heilige teksten en symbolen. Maar dat is wat literatuur vermag, om een vreselijk cliché te gebruiken. Een schrijver zelfverloochening en heiligschennis verwijten is hetzelfde als de nar beschuldigen van grappen maken.

‘De mens heeft God van het begin af gebruikt om het onrechtvaardige te rechtvaardigen’, schreef Rushdie in De duivelsverzen. Het is een waarschuwing die nog altijd actueel is, voor wat er gebeurt als radicale geestelijken de macht grijpen, namelijk dat schrijvers in kerkers verdwijnen of met een beetje geluk in ballingschap hun leven moeten voortzetten. Rushdie’s De duivelsverzen is wat dat betreft ook een spiegel voor de verongelijkte en fanatieke gelovige, die zich moet afvragen of het kwalijker is dat een romanschrijver een verzonnen versie van de openbaring neerzet dan dat een machtige ayatollah van datzelfde geloof een kwaadaardige karikatuur maakt door mensen de dood in te sturen en fundamentele rechten te beknotten.

Maar De duivelsverzen is op de eerste plaats fictie. En fictie, zo hield Rushdie vol, kan onmogelijk beledigen. Maar in een tijd dat het goddelijke politiek is geworden is het gesprek daarover moeilijk te voeren. Of je moet ‘gezegend [zijn] met het vermogen om van bepaalde dingen het probleem niet te zien’, zoals Benali later zelf zei over de religieuze thematiek van het boek. De duivelsverzen ligt tegenwoordig open en bloot in de Bruna op de stations, maar om het cadeau te doen aan je islamitische collega? Ook 34 jaar na dato ligt het nog altijd zeer gevoelig.

Het boek verdedigt zichzelf wel, zei Salman Rushdie in 1989 vlak voor de fatwa, nog voor hij kon bevroeden dat hij niet het boek maar zijn eigen leven moest verdedigen. Dat hij meer dan dertig jaar later alsnog voor zijn leven moest vrezen is een triest gegeven. Maar het boek, ja, dat verdedigt zichzelf wel.