Welkom in ‘de grote Associatiezaal’. Wat is kunst anders? Beelden, voorstellingen, woorden en zinnen van de een resoneren in de ander: samen maken we er iets moois van. Of iets lelijks natuurlijk, of allebei: een kwestie van perspectief. Dat is het thema in De lotgevallen, de prachtig vormgegeven verhalenbundel van Sacha Bronwasser (1968). Zij debuteerde in 2019 met de intrigerende roman Niets is gelogen. Begin 2023 volgde de veelgeprezen bestseller Luister. En nu is er dus De lotgevallen, dat al even meeslepend en sterk blijkt te zijn.
Bronwasser liet zich voor haar verhalen inspireren door uiteenlopende kunstwerken, schilderijen en beelden uit allerlei tijden, waarvan foto’s in het boek staan. De verhalen gaan niet per se rechtstreeks over de kunstwerken, niet over de maker ervan, over hoe en waarom het tot stand kwam, de kunstwerken zijn veeleer vertrekpunten. Bronwasser werkt telkens een persoonlijke associatie bij een kunstwerk uit tot een verhaal. Een groot deel van de zestien verhalen in het boek werd eerder elders gepubliceerd en slechts licht bewerkt voor het boek, dat echter, hoe verschillend de verhalen ook zijn, een knappe eenheid vormt. Het boek begint en eindigt met de vaststelling dat alles in principe kan: dat overal een verhaal in zit, dat alles openligt, dat ieder mens allerlei mogelijke verhaallijnen in zich draagt, afhankelijk van de eigen blik en interpretatie, en die van ieder ander.
De grote Associatiezaal dus. Dat is een begrip uit het tweede verhaal in de bundel, getiteld ‘Eén’. Hoofdpersoon Kara staat in de beginalinea voor een ‘gedesinfecteerde inspectietafel’ in ‘de daglichtcel’. Op die tafel ligt een voorwerp uit het verleden. Maar wat is het in vredesnaam? Of Kara daarop doordenkt, door eraan te ruiken, te voelen, te likken en dan vrijelijk voort te dromen. Kan ze haar gedachten laten tuimelen? En komt ze dan fluks tot een eenduidige conclusie over wat het voorwerp is, aub?
In sneltreinvaart beklemmend
Uit dit verhaal blijken zowel de souplesse als het lef van Sacha Bronwasser. Ze slaagt erin je direct mee te nemen in de opgevoerde realiteit. Het verhaal speelt blijkbaar in de toekomst, je bevindt je er meteen middenin. Je kijkt mee door de ogen van Kara – die verbaasd opkijkt van een gebouw met rechte hoeken en ondoorzichtige muren, met ramen waar je juist wel doorheen kunt kijken – en raakt subiet betrokken bij haar sores. Het bedenken waar het voorwerp van vroeger voor diende, blijkt allesbehalve vrijblijvend te zijn. Het is levensbepalend. Kara verliest niet alleen haar baan wanneer het haar niet lukt, er staat veel meer op het spel. Het verhaal wordt van speels in sneltreinvaart beklemmend, totaal anders dan verwacht: ook op de korte baan weet Bronwasser, net als in haar romans, klaarblijkelijk precies wat ze (haar lezer aan)doet, hoe ze die meeneemt. Wel is het van belang niet vooruit te bladeren naar het plaatje. Opdat je gelijk op blijft gaan met het gissen van Kara, naar met welk voorwerp ze te maken heeft.
De rol van het kunstwerk is in het ene verhaal groter dan in het andere. In ‘Jongeman’, het meest ontroerende en meest rijke verhaal uit de bundel, prijkt het op een foto in de kast van de hoofdpersoon. Het gaat om een levensgroot beeld, de Kouros van Flerio, een liggende stenen man, groen uitgeslagen, uit de zesde of zevende eeuw voor Christus op een Grieks eiland. De hoofdpersoon, Karel Jongsma, is er ooit geweest, met een geliefde. Maar wanneer was dat, en wie was zij, en wie was hij zelf ook alweer? In twaalf pagina’s tekent Bronwasser hier verval door dementie. Op de eerste van die twaalf probeert Karel Jongsma nog te begrijpen waar hij is: ‘Het postkantoor? Het station? Nee, het is het… kom op. Hij is hier al eerder geweest… toch het postkantoor? Nee, toch. Wacht, ze zijn bij het reisbureau, dat is het.’ Op de laatste bladzijde zit hij in een stoel voor een raam en weet hij alleen nog het woord ‘Weg!’ uit te brengen. En hij denkt nog heel vaag terug aan een kinderliedje, aan een kind.
Het is onsentimenteel en heel erg ontroerend, dit schrijnende verhaal, wat Bronwasser bereikt door vanuit verschillende perspectieven te schrijven: naast Karel komt zijn dochter voorbij, maar ook een arts, een medewerker van de thuiszorg en uiteindelijk een frisse jongen die in een verpleeghuis werkt. Zo’n jongen die nog denkt dat hij onsterfelijk is, in zijn schitterende jeugd. Binnen het korte bestek van dit verhaal slaagt Bronwasser erin daar indringend vraagtekens bij te plaatsen. Het verhaal laat je bezorgd achter.
Stenen drollen
Zo lopen de verhalen in De lotgevallen verrassend sterk uiteen, van inhoud en invalshoek, van uitwerking op de lezer. Bronwasser excelleert in verbeeldingskracht. In het verhaal ‘Afspraak’ bedrijft ze (deels) satire. Er is hier sprake van een wethouder, een zelfingenomen kwast, Donders genaamd. Hij zit in de gemeenteraad van Rotterdam voor de partij StadsVoorrang en eindelijk, na vier jaar noeste lobby, gaat het lukken: zijn partij maakt een verkiezingsbelofte waar. ‘Pak die ruimte terug’, heet het. ‘Pak. Die. Ruimte. Terug. Want dat is wat de bewoners van onze stad willen: openbare ruimte zonder flauwekul. […] Zonder om […] metalen en stenen dróllen te moeten slalommen.’ Alle kunst zal, hè hè, verwijderd worden uit de openbare ruimte. Weg met de ‘pauper’ voor het station, dat ‘toonbeeld van lamlendigheid’, afvoeren die handel! We winnen er nog parkeerruimte mee ook!
En dan? Dan maakt Bronwasser weer ruimte voor een heel ander perspectief: ‘Even verderop in de stad, op hetzelfde moment en in datzelfde januarilicht, stappen twee jongens uit een busje.’ Hadi en Amir zijn gevlucht uit een oorlog. Via een kamp in Griekenland is het, na veel ontberingen, gelukt in ‘Rutirdam’ te komen. Twee kwetsbare jongens. Is hier ook maar iets vertrouwd, iets wat hun bekend voorkomt? Nee. Of toch wel, ergens op een kade. Een kunstwerk… waar een van de jongens zich, bij gebrek aan beter, letterlijk aan vastklampt. Dit leidt er uiteindelijk toe dat wethouder Dolf Donders bakzeil haalt.
Het is geëngageerd, dit verhaal. Volkomen voorstelbaar ook, in de huidige tijd, met dit kabinet. Maar het is, net als de andere verhalen van Bronwasser, toch ook van alle tijden, omdat het toont hoe je blik kan kantelen, al naar gelang het perspectief. Bronwasser toont hoe mensen altijd en overal leven van beelden, van verhalen, van kunst. Kijk. Luister. Lees!