N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Sacha Bronwasser Wat hebben een gestalkte au pair en een kunstdocent die grenzen overschreed met elkaar te maken? De ingenieuze tweede roman van Bronwasser beproeft je geduld, maar maakt de ronkende belofte waar.
De opdracht waarvoor de titel van Sacha Bronwassers tweede roman je stelt, werkt. Luister! Goed, dat doen we. En als we eenmaal halverwege de roman zijn, er inmiddels lekker in zitten, maar het besef nog steeds niet echt ingedaald is wat we nu lezen, en wat er hier verteld wordt, waarom, waartoe, dán staat er een zinnetje dat precies op dat lezersgevoel inspeelt. ‘Ik denk dat dit je bedoeling is: dat ik niet weet wat ik zie, ook al wéét ik wat ik zie.’
Inderdaad, dat is de bedoeling. Wat daaraan voorafgegaan is: om te beginnen een proloog, waarin de ik-verteller een zekere Flo aanspreekt, die bij een Parijse terreuraanslag gewond is geraakt, en die voordien een belangrijke rol speelde in het leven van de verteller, een voormalig fotografiestudent. ‘Er is een verschil tussen kijken en zien’, leerde Flo aan de studenten, net als ‘wat er aan registratie voorafgaat’. Flo’s vuistregels waren even handzaam als vaag: ‘Wie ziet kan vertellen. En wie vertelt legt vast. We hebben de taal nodig om onze ogen te helpen.’
Aan Flo is het relaas gericht, als ‘jij’. Raadselachtig is dat, en je gaat er niet meteen in mee, want waaraan verdient die Flo dan alle grote, ronkende woorden die hier opgedist worden? Er sluimert in hun verleden van docent en student ook een ongelijke machtsverhouding (‘We deden wat je vroeg, zoals we alles deden wat je vroeg’) – en wie is die student dan, wie vertelt dit eigenlijk allemaal? Om daarachter te komen moeten we geduld hebben, afwachten, zoals de verteller ook wachtte tot het verhaal rijp was om verteld te worden. Zoals Bronwasser het, enigszins dramatisch en ook weer wat vaag, verwoordt: ‘Op Kairos, die het juiste moment aangeeft. Op moed. Of misschien wachtte ik tot ik je opnieuw zou vergeten.’
Mwôh? Ja, maar luister, blijf luisteren.
Dodelijke terreuraanslagen
Want na die proloog, vier bladzijden maar, vertelt Bronwasser het verhaal van een leven, van Philippe Lambert, een Parijzenaar die ogenschijnlijk weinig met de verteller en met Flo te maken heeft, maar intrigerend is hij welzeker, en smakelijk verteld is het ook. Telg in een goed gezin, schrikachtig als zuigeling, gevoelig als kind, hypergevoelig als puber (de dood van zijn oma voelde hij schijnbaar aankomen) en daardoor als volwassene gespannen, angstig, geplaagd door ‘opflakkerende onheilsbeelden’ waarin hij werkelijke ellende voorziet, tot zijn zoontje geboren wordt en alle angst van hem af valt, ‘hij is onaantastbaar met zijn kind op zijn schouders’. Wonderlijk, ook al omdat het midden jaren tachtig is in Parijs en een algemeen gevoel van angst gevoed wordt door dodelijke terreuraanslagen, de ene na de andere.
Spanning keert terug met de komst van een au pair, de Duitse blom Eloïse, bij wier lichaam Philippe ‘verkrampt’, maar hij ‘begeert haar niet’, en toch ‘is er een bijna niet te beteugelen drang in hem om haar te overmeesteren – hij schaamt zich voor het woord als hij eraan denkt’. Haar ‘bespringen’. ‘Dat is wat hij wil. Nee, dat is wat hij móét.’ Hij gaat haar achtervolgen, het begint op stalken te lijken – maar dat dient een onverwacht doel. Want uiteindelijk komt die bespringing er, anders dan verwacht. Dan komen er een paar lijnen op tamelijk spectaculaire en ook wonderlijke wijze bij elkaar: Philippes drang, de onheilsbeelden, de terreuraanslagen. Het zijn lijnen die ‘een borduurdraad [vormen] die in het weefsel van de tijd wordt gestoken’, schrijft Bronwasser dan, of: spreekt de verteller, ineens weer ronkend, ‘en die voort zal gaan, een slingerend patroon gaat vormen […] dat alleen maar achteraf zal worden waargenomen, steek voor steek voor steek’.
Die belofte, pas op een derde van de roman, is duidelijk. We zullen moeten blijven luisteren, om achteraf te kunnen zien waarnaar we al die tijd hebben gekeken. Hopelijk.
Er volgt een deel waarin de verteller contouren krijgt: Marie heet ze, Hollandse is ze en een van de volgende au pairs van de Lamberts. Het gezin verkeert nog in de nasleep van het afscheid van Eloïse en Marie is in Parijs om de bladzijde van haar leven om te slaan, zich te herpakken. Ze leert de taal van de stad, en hervindt daarmee zichzelf.
Omgedraaide verhoudingen
Wat voor boek is dit? Bronwassers verteltrant zou kunnen irriteren, als die niet vooral intrigeerde. Luister heeft iets W.F. Hermans- en Peter Terrin-achtigs, met dat stalkerige, dat onbestemd onheilspellende, terwijl het verhaal toch ook gedecideerd en beeldend, en beslist doorlezenswaardig verteld wordt. Het volgende deel doet dan weer denken aan Niña Weijers’ De consequenties (2014) – een roman over een kunstenares die probeert te verdwijnen in de kunst. Dan wordt de voorgeschiedenis van Marie en Flo onthuld, en het machtsspel dat tot een breuk en distantie heeft geleid. Marie voegde zich naar de ideeën van haar docent, maar die overschreed daar grenzen mee.
Lees ook het interview met Lisa Halliday: ‘Je bent niet per se gelukkiger met kansen en privileges’
Maar nu heeft zij de regie in handen, en vertelt ze iets aan Flo: de verhoudingen zijn omgedraaid. Als dat besef groeit en de consequentie ervan doordringt tot de lezer, verkleurt Luister opnieuw, en dan doet de roman denken aan Lisa Hallidays Asymmetrie (2018) – ook een roman in meerdere verhalen, die los van elkaar leken te staan, maar ingenieus verknoopt bleken, als je goed keek en wíst wat je zag. Luister is een roman die boogt op goede voorbeelden en voorgangers, maar die zich ook ontworstelt aan de leermeesters – passend, want dat is wat de hoofdpersoon ook doet. Vooral is het dus een Sacha Bronwasser-roman, zoals haar bijzondere debuut Niets is gelogen (2019), dat ook al speelde met perspectieven, met onbetrouwbare herinneringen, met de versies van een gebeurtenis als die uit verschillende oogpunten naverteld wordt – en de waarde en kracht daarvan.
Lees ook over Niets is gelogen: Een spannend en intrigerend debuut van Sacha Bronwasser
Wanhoopsdaad
Zo kom je toch uit bij de ronkende woorden waar Marie mee begon, hoe afstandelijk en enigszins pretentieus die ook klonken. Achteraf moet je toegeven dat ze raak waren, kloppend, want dan zie je de lijnen lopen, de patronen, steek voor steek. Het knappe en mooie aan Luister is dat die lijnen niet geweven zijn op de cerebrale, triomfantelijke wijze die een roman ook wat flauw kan maken, als een goocheltruc die uitgelegd wordt.
Marie is geen verteller die de waarheid in pacht meent te hebben, ze weet, mede dankzij haar docent Flo, dat woorden eerder sturen dan onthullen. Ze weet dat ze die woorden kan gebruiken, om een verhaal te maken. Ze wil iets vormen uit de chaos, de woorden inzetten om iets zinnigs te kunnen waarnemen – kijken en zien, om te vertellen. Dat heeft een reden: haar vertellen is een wanhoopsdaad, in de hoop dat dat iets van controle kan geven. Ze wil graag de voorzienende beelden van Philippe niet afdoen als fantasieën. Terecht?
Maries ‘verteldaad’ bevat een ontroerende tragiek: krachtig maar ook aandoenlijk. Daarmee krijgt Bronwassers roman, die ontzettend ingenieus is en zich vooral op het hoofd richtte, uiteindelijk ook een warm en menselijk hart.