Rouwen om een vreemde die toevallig familie is, hoe doe je dat?

‘Een man die zijn eigen dood in scène zou kunnen zetten om daarna nog onverstoorbaarder zijn leven te kunnen leiden’, zo omschrijft Maarten Moll zijn vader waarvan hij al jarenlang vervreemd is in zijn nieuwe boek, De man op de foto. Wat doe je als deze vreemdeling dan opeens op sterven ligt? Voor de auteur betekende dit een kans om via zijn columns in Het Parool, en later dit boek, een poging te doen om dichter tot zijn vader te komen en zijn dood te verwerken.

Het is niet de eerste keer dat de journalist zijn vader als schrijfonderwerp gebruikt. Eerder publiceerde Moll Oberhausen, een roman over een moeizame relatie tussen vader en zoon, en de dichtbundel Lichaam, waarin het lichaam van zijn onbereikbare vader al centraal stond. In De man op de foto legt Moll uit dat hij via zijn boeken contact probeerde te zoeken met zijn vader. Deze pogingen waren helaas vruchteloos.

Typerend voor de afstand tussen vader en zoon bleek zelfs het geven van complimenten een stap te ver. Die werden wel door zijn moeder uit tweede hand overgebracht: ‘Mooie gedichten’, ‘Ontroerend’ en tot twee keer toe ‘Je vader vond het ook mooi.’

In het boek van Moll wordt pijnlijk duidelijk hoe vervreemd ouder en kind van elkaar kunnen raken. Opvallend is het contrast tussen beide ouders. Waar de auteur zich niet kan herinneren of hij ooit ‘ik hou van jou’ tegen zijn vader heeft gezegd, geen kus durft te geven en zelfs twijfelt of er kinderfoto’s bestaan waarbij zijn vader hem liefdevol vasthoudt, belt hij continu met zijn moeder, noemt hij haar liefdevol ‘moedertje’ en voelt hij geen schroom om alles over zijn vader met haar te bespreken.

De eerlijkheid waarmee Moll de interacties met zijn vader opschrijft is bewonderenswaardig. Zeker als duidelijk wordt hoe de vader en zoon compleet langs elkaar heen praten. De vader is een ster in het ontwijken van directe vragen en het aansnijden van andere gespreksonderwerpen. Dit blijkt ook uit het ‘achtminutengesprek’, een speciaal hoofdstuk waarin de zoon precies 8 minuten en 17 seconden alleen is met zijn vader. Tijdens dit gesprek probeert de zoon tot de kern te komen, maar moet hij tot drie keer toe de vraag: ‘Ben je bang voor de dood?’ stellen voordat hij als onbevredigend antwoord krijgt: ‘Ze grijpen me maar. Er is straks toch niets. En het moet er een keer van komen. Jullie kunnen doen met me wat jullie willen.’

Desalniettemin leest het nieuwe boek van Moll niet als een afrekening. De schrijver kijkt continu kritisch naar zijn eigen rol in zijn relatie met zijn vader en concludeert dat hij geen slachtoffer, maar eerder een dader is: ook hij heeft op zijn beurt zijn vader niet beter willen leren kennen.

Hoewel de auteur op een overzichtelijke manier zijn memoires opschrijft en de onderbrekingen door middel van de ‘Illusoire conversaties’ met zijn oudste vriend H. een fijne afwisseling zijn van de chronologische dagboekvertelling, is wel te merken dat een deel van de tekst al een keer als column is verschenen. Door de vele herhalingen wordt het verhaal soms langdradig. Wellicht heeft Moll dit zelf ook in de gaten gehad, want aan het einde van zijn boek schrijft hij erg treffend: ‘Het verhaal is moe. Het verhaal dat ik hem wil kennen. Ik moet het laten rusten.’

Engeltjes

Net als Moll had de Vlaamse auteur Kristien Hemmerechts een, op zijn zachtst gezegd, moeizame relatie met haar familieleden. Dit zorgde bij beide auteurs ervoor dat zij een diepere relatie kregen met hun eigen kinderen. Zo beschrijft Hemmerechts in Van ver gekomen liefkozend haar drie kinderen als ‘engeltjes’. Helaas stierven twee ervan een vroegtijdige dood. In haar nieuwe boek neemt de dood een centraal punt in en probeert de auteur de complexe relatie met haar overleden familieleden uit te pluizen. In het geval van de Vlaamse auteur ging het om haar moeder en zus die in een tijdsbestek van twee dagen beiden overleden. Ook de gestorven ‘vervangzus’, goede vriendin en internationaal bekende documentairemaker Heddy Honingmann en haar twee overleden kinderen spelen een belangrijke rol in Van ver gekomen.

Het is niet de eerste keer dat Hemmerechts de relatie met haar schizofrene zus, Veerle, gebruikt in haar boeken. In zowel Brede Heupen als in De tuin der onschuldigen en Lang geleden komt de verhouding met haar terug. Maar waar de auteur in het verleden nog andere personages gebruikte om haar verhaal te vertellen, gaat ze in Van ver gekomen expliciet in op de ziekte van haar zus en de gevolgen daarvan voor haarzelf: ‘De uitbundig lachende Veerle. De bandeloze, de ongeremde. De huilende, de kermende, de schokkende van verdriet. Ik kon tegen die emoties niet op, ze waren te heftig, te overweldigend.’ Door de ‘vulkaanuitbarsting’ van deze emoties onderdrukte de auteur haar eigen gevoelens en raakte zij vervreemd van haar zus.

Emotioneel afwezige vader

Naast de schizofrene zus komen ook de ‘emotioneel afwezige’ vader en de dominante moeder ‘die alle aandacht naar zich toe zoog’ langs om het drama van de familie Hemmerechts-Verhaeghe compleet te maken. Toch weet Hemmerechts op deze manier thema’s als vervreemding, schuldgevoel, verdriet, liefde en haar breuk met en terugkeer naar het geloof op een hele persoonlijke manier te behandelen in haar scherp geformuleerde en openhartige boek: ‘Er zou meer ruimte moeten zijn voor verdriet. We duwen verdriet te snel weg, willen het te snel wegduwen. Alsof het een mislukking is. Het is geen mislukking maar een volstrekt normale reactie op bepaalde gebeurtenissen. Misschien moet je het omdraaien en zeggen: mijn leven is geslaagd, want ik heb verdriet gekend. En ik ken verdriet.’

Bovendien is Van ver gekomen een zoektocht naar verzoening en spirituele zingeving die de auteur na een lange tijd weer terugbrengt naar God. Het leest daarom soms als een verantwoording voor haar terugkeer naar het geloof, maar haar overtuigingskracht valt te prijzen: ‘Ik heb God niet gezocht. Zelfs in mijn zwartste, eenzaamste en bitterste tijd zocht ik Hem niet. Ik dacht nooit aan God, het kwam zelfs niet bij mij op dat ik naar God op zoek kon gaan. God had geen enkele plaats in mijn leven. Ik heb niet gezocht, maar ik ben gevonden. Ik heb me laten vinden. En misschien zocht ik hem wél.’

Beide boeken zetten aan tot het nadenken over de relatie met ouders en de verschillende manieren van rouwen. Hierdoor zijn zowel de memoires van Moll als die van Hemmerechts de moeite waard om te lezen. Toch slaagt de eerstgenoemde er niet goed in om zijn doel te bereiken en echt tot de kern te komen. Moll sukkelt achter zijn vader aan en doet een poging om zijn persoonlijke verhaal te overstijgen door iets van hem te maken wat hij niet was. Als dit niet lukt valt hij terug op de weinig verrassende gebroken relatie tussen zijn vader en hem die al duidelijk wordt in de eerste twintig bladzijden. Deze herhaling begint aan het einde van het boek tot verveling te leiden. Hemmerechts doet dat een stuk beter. In haar boek neemt zij de lezer mee op een rauwe en eerlijke reis die leidt tot verzoening met haar schuldgevoel tegenover haar zus en moeder. Nog belangrijker is dat de auteur gaandeweg haar weg terugvindt naar het geloof, de absolute verzoening.