Roman Krznaric haalt inspiratie uit de geschiedenis: ‘Je moet terugkijken om vooruit te kunnen’

Geschiedenis herhaalt zich nooit – hooguit als tragedie of farce. Sterker, de geschiedenis is in filosofisch opzicht ten einde, heette het ooit, bij de val van de Muur. En wie te vaak naar De slimste mens kijkt, krijgt soms het idee dat alle geschiedenis van voor circa 1990 al morsdood is – spoorloos in de mist verdwenen.

Ten onrechte, vindt filosoof en bestsellerauteur Roman Krznaric. Wie inspiratie wil om de klimaatcrisis te lijf te gaan, de uitputting van de aarde, een dolgedraaide economie, democratische degeneratie, die kan juist heel goed terecht in vroeger eeuwen, schrijft hij in het net vertaalde Geschiedenis voor morgen.

In De goede voorouder (2020) wierp Krznaric zich op onze verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties, in zijn nieuwe boek wendt hij de blik naar het verleden. In elk hoofdstuk biedt hij een historische les: over de duurzame economie van het zeventiende-eeuwse Japan, de tolerantie van het middeleeuwse islamitisch Andalusië, de democratische watertribunalen van het Spaanse Valencia en meer. Sommige voorbeelden zijn bekend, andere bijna vergeten.

Aan de vooravond van een bezoek aan Nederland licht hij zijn boek in een online videogesprek toe, met het opgewekte enthousiasme dat ook zijn boeken kenmerkt. Binnen een minuut merkt hij tegen de interviewer op: „Leuke hoed daar op je boekenkast.”

„O, die? Eh, dat is mijn toeristenhoed. Ik zet hem één keer per jaar op. Het is wel een echte hoed overigens, dit is geen nep-achtergrond.”

„Nee, ik heb hier ook echte boeken in de kast achter me staan. We kunnen er zo een paar uitpakken.”

Liever eerst uw nieuwe boek, over historische lessen voor het heden. Er spreekt een zekere blijmoedigheid uit. Uw boek lijkt in dat opzicht op andere ‘hoopvolle’ boeken, zoals die van historicus Rutger Bregman. Maar als je zo om je heen kijkt lijkt er niet veel reden voor optimisme.

„Er zijn goede redenen om apocalyptisch te zijn over onze tijden. Ik zie mezelf ook helemaal niet als een bij uitstek optimistisch mens, althans niet in de zin dat het allemaal wel goed zal komen. Als we niet ingrijpen, zijn wij mensen een soort die op weg is naar ecologische en technologische zelfvernietiging. Maar wat ik wil laten zien is: het kán anders.”

Mar hoe? Het heden is altijd net weer anders dan het verleden.

„Tal van historici hebben al briljante boeken geschreven over alles wat er in het verleden fout is gegaan en dat we herhaling daarvan moeten zien te voorkomen. Geschiedenis als cautionary tale, een waarschuwing voor het heden. Ik heb net On Tyranny herlezen, van de geweldige historicus Timothy Snyder, dat is zo’n boek. Maar ik wil laten zien dat er ook heel veel góéd ging en wat we van die positieve voorbeelden kunnen leren. Niet romantisch of nostalgisch, maar ter inspiratie. Wat onhaalbaar lijkt, hoeft dat niet te zijn. Wie had in India rond het begin van de twintigste eeuw gedacht dat het kolonialisme binnen een halve eeuw ten einde zou komen? Maar het bleek te kunnen.”

U doet een beroep op de verbeelding. Zoals studenten in de jaren zestig: eis het onmogelijke?

„Het gaat om verbeeldingskracht, het vermogen om creatief uit het verleden te putten. Het idee dat er geen alternatief is voor de huidige economie of politiek, is simpelweg historisch niet vol te houden. We denken dat vaak omdat we zijn vergeten hoe bijvoorbeeld democratie er in het verleden ook uit kon zien, in het oude Griekenland, in het Midden-Oosten of in het Italië van de Renaissance. Of allerlei vormen van duurzame economie, zoals die van het Japanse Edo-tijdperk dat ik behandel in mijn boek. Ik voel me in dat opzicht verwant aan de antropoloog David Graeber, die in zijn werk ook altijd op zoek was naar tegendraadse, constructieve stukjes geschiedenis.”

Tijdens een ideologische crisis in de CPN, de Nederlandse communistische partij, in het begin van de jaren tachtig riep een partijman uit: ‘We moeten terug – terug in de zin van vooruit.’ Hielp niet.

(Lacht.) „Nou, even los van partij-ideologie, mijn stelling is dat je op een verstandige manier moet terugkijken, om vooruit te kunnen. Het bekende cliché dat de geschiedenis ons alleen maar leert dat we er niets van leren is vooral bedoeld als weer zo’n waarschuwing om fouten uit het verleden niet te herhalen. Maar ik ben ervan overtuigd dat we sommige praktijken juist wel moeten herhalen, de positieve die we zijn vergeten of die we hebben verwaarloosd.”

Laten we dan enkele voorbeelden uit het boek bekijken. U zingt de lof van het islamitische Andalusië als voorbeeld van tolerant multiculturalisme. Maar die tolerantie bestond binnen de grenzen vaneen dominante meerderheid. Joden en christenen bleven tweederangsburgers. Veronderstelt dat voorbeeld niet de hegemonie van de meerderheid, niet echt een multicultureel idee?

„Dat is een terechte vraag en ik heb daar ook mee geworsteld. Maar ik hou van dat voorbeeld juist omdát het ingewikkeld is. Ik beweer ook niet dat het toen een ideale of utopische samenleving was, helemaal niet, er waren spanningen, uitbarstingen van geweld tegen minderheden. Dat geldt trouwens voor alle hoofdstukken in mijn boek: je kunt ervan leren, maar het zijn geen kant en klare utopieën. Wat ik probeer te doen, is ambassadeur te zijn voor het verleden, wijzen op periodes waar we op onze eigen manier, in de huidige context, iets aan kunnen hebben.”

Ik wil laten zien dat er ook heel veel goed ging in het verleden en wat we van die positieve voorbeelden kunnen leren

Maar nog even terug naar die tweederangsburgers.

„Ik ben geen expert in islamitisch Andalusië, maar alle literatuur en de deskundigen die ik heb geraadpleegd, ook degenen die zich afzetten tegen een al te rooskleurig beeld van die periode, erkennen dat moslims, joden en christenen daar in het dagelijks leven het grootste deel van de tijd redelijk met elkaar overweg konden. Ze dreven handel, discussieerden, maakten muziek. Dat werd niet alleen maar van bovenaf mogelijk gemaakt door een dominante cultuur, het was ook een effect van samenleven in een stedelijke omgeving. Cordoba was in de elfde eeuw een stad met honderdduizenden inwoners. Het was een kwestie van stadscultuur en sociale technologie. In steden mengen mensen met elkaar, ze komen in aanraking met anderen en andere ideeën, ook al wonen ze in aparte wijken.”

In Nederland leidt dat idee van mengen tot polarisatie. De anti-multiculturele PVV is ook een stedelijke partij.

„Lokale context is altijd belangrijk, mengen is geen panklaar recept. Maar als je op een goede manier kunt samenwerken, in relatieve gelijkheid, leidt dat bijna altijd tot empathie en tolerantie en wederzijds begrip. Neem de koffiehuizen uit de tijd van de Verlichting, waar ik ook over schrijf. Ook dat waren trefpunten van allerlei denkers, een smeltkroes van ideeën. Het algemene punt dat ik wil maken is dat er geen botsing van beschavingen hóeft te zijn, zoals we zo vaak hebben gehoord. Het belangrijkste is dat we het gesprek aangaan en dat kan met zulke historische voorbeelden – zoals wij nu in dit interview ook doen. Of het nu gaat om migratie, democratische vernieuwing of experimenten met waterhuishouding, we beginnen als mensheid niet vanaf nul. Ik heb het watertribunaal van Valencia bezocht, een oud democratisch instituut om conflicten over waterbeheer op te lossen. Een prachtig voorbeeld van levende geschiedenis! Waarom wist ik daar niets van? Waarom heb ik daar nooit iets over gehoord op school of in mijn studie?”

U wijdt ook een hoofdstuk aan duurzame, circulaire economie in Japan tussen de zeventiende en de negentiende eeuw, de Edo-periode. Japan was toen een geïsoleerd eiland en weerde buitenlanders. Welke les zit daar dan voor ons in?

„Toevallig draag ik nu een Japans jasje dat volgens die duurzame principes is gemaakt, van hergebruikt materiaal. Meer dan honderd jaar oud!”

Mijn Amerikaanse toeristenhoed is maar twintig jaar oud.

„Nou ja, daar heb je het al. Japan had toen ruwweg een circulaire economie. Uiteraard kunnen we die niet zomaar overnemen. Het land was een militaire dictatuur en een patriarchale samenleving. Moeten we die dan terug hebben? Nee, natuurlijk niet. Waar het om gaat is hoe zij omgingen met schaarste. In de Japanse situatie was die het gevolg van het weren van buitenlandse handel. Ze hadden tekorten aan van alles, katoen, hout, noem maar op. Als antwoord daarop ontwikkelden ze een duurzame economie. Onze situatie is omgekeerd: we hebben teveel van alles. Wij moeten schaarste creëren.

„Een voorbeeld is de mobiele telefoon. Onze smartphones bevatten onderdelen met allerlei elementen van het Periodieke Systeem, maar we gooien ze al na een jaar of drie gewoon weg. Dat zou in ‘Edonomics’ onvoorstelbaar zijn. Je zou de verkoop van die telefoons aan banden kunnen leggen ten gunste van telefoons die grotendeels bestaan uit gerecycled materiaal. Daar heb je regulering voor nodig, maar echt geen dictatuur.”

U juicht de herwaardering toe van zogeheten ‘commons’, coöperaties van burgers. In uw hoofdstuk over AI noemt u ook gedeeld eigendom als remedie voor schadelijke invloed van algoritmes.

„Ik kijk naar artificiële intelligentie zoals Amazon die gebruikt om spullen te verkopen. Dat is een politieke economie. Van de arbeid erachter, de grondstoffen geef ik een soort marxistische analyse die uitmondt in de vraag naar bezit van de productiemiddelen. Afgezien van sommige overheden zijn die nu in handen van een stuk of tien wereldwijde megabedrijven, misschien zelfs minder. Die concentratie is onwenselijk. Om een alternatief te vinden, kun je heel goed kijken naar coöperaties uit het verleden. Denemarken heeft er een rijke traditie in, de Italiaanse streek Emilia Romagna die ik behandel ook, een derde van de economie daar is coöperatief. Ik denk dat zulke initiatieven alleen maar zullen groeien. Het idee dat commons niet werken, hoort bij een narratief over de homo economicus die alleen maar uit is op eigenbelang, dat in de negentiende eeuw dominant is geworden.”

U gaat ook in op nieuwe en oude vormen van democratie. Burgerraden, referenda zoals in Zwitserland. Tegelijk stelt u de vraag of democratie kan overleven in een tijd van enorme desinformatie en misbruik van sociale media.

„Dat is een van de moeilijkste vraagstukken van onze tijd, ook los van lessen uit de geschiedenis. Hoe moeten we omgaan met die nieuwe media-ecologie? We hebben geen erg goede ervaringen met pogingen om de megabedrijven waar ik het net over had te reguleren. Je kunt X ergens tijdelijk verbieden, maar dat lost het probleem niet op. Een echte oplossing kan er alleen komen door de groei van een andere, duurzame economie, met coöperaties, andere eigendomsverhoudingen, een nieuw soort bankieren, een publieke ‘koffiehuis’-cultuur en dus ook andere socialemedia-platforms. En dan nog is er altijd de menselijke factor: hoe zal homo interneticus zich op den duur gedragen? We weten het niet.”


Lees ook

De tirannie van ons kortetermijndenken

De tirannie van ons kortetermijndenken

Er zijn ook denkers die – met angst of hoop – geloven dat we aan de vooravond staan van een paradigma-wisseling die álles anders zal maken. Dan doet het verleden er niet meer toe.

„Als je dat iemand had gevraagd in Europa aan het eind van de negentiende eeuw had die waarschijnlijk hetzelfde gezegd. Kijk eens hoe snel alles verandert, met elektriciteit, de telefoon, spoorwegen, het verleden is weg! Maar hoe sneller we bewegen, hoe meer we in het heden vast lijken te zitten, hoe meer we historische verbeelding nodig hebben. Je moet ook niet autorijden zonder achteruitkijkspiegel. Er is meer dan genoeg te leren van het verleden.”

Roman Krznaric spreekt 16 september tijdens Brainwash Special in Tivoli Vredenburg, Utrecht. Inl: brainwashfestival.nl

CV

Roman Krznaric (1970), geboren in Sydney, studeerde filosofie, politieke wetenschappen en economie. Met filosoof Alain de Botton begon hij in 2008 de School of Life, die cursussen en boeken aanbiedt over filosofie en persoonlijke groei. Hij publiceerde onder meer Empathy (2014) over empathie als motor van sociale verandering, en The Good Ancestor (2020) over rechtvaardigheid tussen generaties en een verantwoordelijke aanpak van de klimaatcrisis.