Rinke Verkerk schreef een boek over de zwijgcultuur rondom misbruik: ‘Uiteindelijk is de waarheid het medicijn’

Rinke Verkerk (34) vond haar schoolgenoot Lenneke nogal vermoeiend en ‘misschien zelfs een beetje vies’, schrijft ze in haar pas verschenen debuut Het hele dorp wist het. ‘Ik herinner me de drang om haar te mijden. Alsof ze, als ik te veel ruimte voor toenadering gaf, aan me vast zou blijven plakken en ik niet meer van haar los zou komen.’

Het hele dorp wist het gaat over een meisje dat wordt aangerand door haar opa, die zijn dochters en een jonge ondergeschikte op zijn werk al eerder misbruikte en inmiddels is overleden. En hoewel de dader veroordeeld wordt, straalt het misdrijf slechts af op de slachtoffers, op Lenneke – een verzonnen naam, net als alle namen en plaatsen in het boek.

Iedereen weet min of meer wat er met Lenneke en haar familie is gebeurd, en wat er in het verleden speelde, maar vrijwel niemand gaat pal achter haar staan. Mensen vinden de slachtoffers uit de familie een beetje raar, willen er niet mee geassocieerd worden. Opa komt nog gewoon op familieverjaardagen, gaat naar de kerk.

Ook de dan 13-jarige Verkerk bekommert zich niet om Lenneke, zelfs niet als die haar tijdens een fietstocht van school naar huis in vertrouwen neemt en vertelt dat het niet goed gaat, dat opa aan haar zat.

In een poging grip te krijgen op het verleden, verdiepte journalist Rinke Verkerk (34) zich twintig jaar later wel in wat er toen gebeurde, en hoe dat voor Lenneke was. Ze voerde tientallen gesprekken met Lenneke, diens moeder en tantes, en met 26 anderen die wisten van het misbruik. Verkerk interviewde voor haar boek ook experts over misbruik en dook in de cijfers.


Lees ook
Bijna 60 procent van seksueel misbruik in de thuissfeer, vaak jonge verdachten

Vaak zijn bij meldingen van seksueel geweld door jonge verdachten slachtoffers min of meer leeftijdsgenoten.

Het verhaal van Lenneke is geen uitzondering. De pleger van misbruik is meestal een bekende van het slachtoffer, vaak een familielid. „In iedere schoolklas zitten twee kinderen die slachtoffer zijn”, zegt Rinke Verkerk, die voor haar boek allerlei onderzoeken bestudeerde.

Dat opa Lenneke in de bessengaard op intieme plekken betastte was vreselijk en schadelijk, maar nog erger waren de omstanders, die de andere kant op bleven kijken, haar meden, blijkt uit de gesprekken die Verkerk met haar voerde.

Waarom deed je niets toen Lenneke je in vertrouwen nam?

„Ik was onwijs jong. En vooral iemand die zelf niet besmet wilde raken met datgene waarmee de ander al besmet was. Ik was zoekende en niet de allerpopulairste in de klas. Ik zocht aansluiting. Ik maakte gewoon de beslissing dat ik dit er echt niet bij kon hebben. Uit zelfbehoud.”

Uit je boek blijkt dat er in het dorp ook een meisje is dat zich wel structureel met Lenneke bezighoudt en aan haar blijft vragen hoe het gaat. Waarom doet de een zoiets wel en de ander niet?

„Ik heb het daar met dat meisje, Nora, over gehad. Zij vond het logisch om iets te doen. Zij maakte zich minder druk over wat anderen van haar vonden en vond Lenneke aardig. Ze was niet zo strategisch bezig met haar positie. Ik wel.”

Rinke Verkerk, die nu met haar man en drie kinderen in Amersfoort woont, betrok Lenneke intensief bij haar schrijfproces, dat bijna drie jaar duurde. Ze legde teksten meermaals aan haar voor. „Ik kan me nog heel goed herinneren dat ik haar voorlas dat ik haar in die tijd een beetje vies vond. Ik wilde op dat moment echt in een gat in de grond verdwijnen, zo erg vond ik het dat ik dat had gedacht. Maar het was niet eerlijk geweest om het af te zwakken.”

Is je boek een pleidooi om meer interesse te tonen in elkaars sores?

„Deels wel. Niet willen weten wat er speelt bij de mensen om je heen is de opmaat tot ellende. Maar de boodschap van mijn boek is nog meer dat we onze ogen ervoor moeten openen dat in onze sociale omgeving dingen kunnen spelen die je eigenlijk heel pijnlijk vindt om te weten. Het is aannemelijk dat er dingen spelen die het daglicht niet kunnen verdragen, dat mensen die jij graag mag iets doen dat strafbaar is.”

Is je boek ook een verhaal over de tijdgeest waarin het zich afspeelde, begin 2000?

„Lange tijd werd gedacht dat incest niet zoveel effect had op de slachtoffers, als de omgeving er maar geen punt van maakte. Maar eind jaren tachtig verscheen er een onderzoek van Nel Draijer waaruit bleek dat het wel veel effect kan hebben – tot persoonlijkheidsstoornissen aan toe. Pas in de jaren negentig is de politie kinderen echt serieus gaan nemen als getuigen. Dus ja, het was toen nog een andere tijd. Maar ik vraag me af of het probleem inmiddels kleiner is geworden.”

Het gesprek over misbruik wordt sinds het begin van de #MeToo-beweging volop gevoerd.

„Experts als Iva Bicanic (Centrum Seksueel Geweld) en Richard Korver (strafrechtadvocaat) zeggen dat er veel is veranderd in onze omgang met daders en slachtoffers. We luisteren beter naar slachtoffers, veroordelen daders strenger. Maar er is volgens hen niets veranderd in de manier waarop omstanders zich tot misbruik verhouden.

„Daar ligt denk ik de sleutel. Als de opstelling van omstanders verandert, kan misbruik afnemen. Slachtoffer en dader zitten met elkaar in een soort vacuüm. De dader gaat echt niet zomaar zijn vinger opsteken, en het slachtoffer zit aan de kwetsbare kant van de machtsverhouding. Omstanders kunnen iets in beweging brengen.”

Verkerks partner komt thuis met de kinderen (1, 4 en 5). Ze spelen in het gras en hun stemmen dringen door het enkele glas van het tuinhuisje. Heeft ze tijdens het schrijven nagedacht over wat zij hun kinderen over dit onderwerp willen meegeven in de opvoeding? „Besef van dualiteit. Dat iemand misschien wel heel aardig is. Maar dat die persoon ook dingen gedaan kan hebben die niet leuk zijn. En dat die naast elkaar bestaan. En heel concreet: niemand mag zomaar aan je zitten.”

Waarom was juist dit het onderwerp waar je zo lang aan wilde werken?

„In het dorp waar ik opgroeide was er een soort discrepantie tussen wat mensen zeiden en wat ze eigenlijk leken te voelen. In de kerk hoorde ik mensen vreugdevolle psalmen zingen, maar ik zag geen blijdschap op hun gezichten. Het verhaal van Lenneke illustreert dat. Ik kreeg de behoefte om dat uit te zoeken.”

In haar boek schrijft Rinke Verkerk dat ze jaren niet aan Lenneke en het gesprek op de fiets dacht, maar dat die herinnering ineens opkwam toen ze een periode intensief over haar eigen verleden nadacht. Na de geboorte van haar tweede kind kreeg ze ‘enge dromen’ over verkrachting en misbruik. Ze hoorde de hele dag door gewelddadige geluiden in haar hoofd en vreesde dat haar dochter iets ergs zou overkomen. Ze durfde haar kind niet meer bij iemand achter te laten, zelfs niet bij haar eigen man. Door die ervaring vroeg ze zich af of ze zelf was misbruikt in haar jeugd. Het waren de symptomen van een trauma. In de eerste communicatie met Lenneke, aanvankelijk via Facebook en later in een café, spraken ze daar ook over.

Heb je getwijfeld om ook dat persoonlijke verhaal aan te kaarten?

„Ja, heel erg. Liever had ik het niet gedaan.”

Waarom staat het toch in je boek?

„Het voelde niet terecht als ik het eruit zou laten. Ik dacht dat lezers dan zouden voelen dat ik niet oprecht was. Hoe kun je ineens twintig jaar later aan iemand denken? Waarom is dit zo belangrijk voor je? Als ik het niet zou opschrijven hield ik mezelf buiten schot. Alsof ik mezelf veel meer veiligheid gunde dan de mensen die ik voor dit boek sprak. Ik geloof dat de waarheid uiteindelijk het medicijn is voor daders, slachtoffers en omstanders. Als ik daar zo hard in geloof, waarom vertel ik dan niet wat er is gebeurd?

En dus schreef je het op.

„Als ik het niet had opgeschreven, dan is er iets in mijn leven dat ik niet mag zeggen. En dat is nou precies waar het boek volgens mij over gaat: geheimen zijn schadelijk.

„Ik denk dat iedereen ermee geholpen zou zijn als we traumatische gebeurtenissen uit ons leven zouden delen. Dan herken je veel in elkaar. Ik denk niet dat wat bij mij niet goed ging, heel bijzonder was. Maar ik heb er nog steeds best wel dubbele gevoelens over. Mijn ouders waren vorige week bij de boekpresentatie en zijn trots op mij. Ze hebben het boek gelezen en vonden het mooi. Dat ik opschreef wat ik vroeger heb meegemaakt was een opdoffer voor ze. En ik vraag me af: had ik hen die moeten besparen?”

Waarom vraag je je dat af?

„Omdat het niet het hele verhaal is. Er is ook veel moois te zeggen over mijn kindertijd, en dat krijgt in het boek geen aandacht. Dat is heel wrang voor ze. Ik ben zo zorgvuldig omgegaan met Lenneke en haar familie maar geldt dat ook voor mijn eigen familie?

„Toen ik mijn ouders voor het eerst bevroeg over mijn vermoedens over eventueel misbruik in mijn jeugd, reageerden ze afwerend. Ze konden zich niet voorstellen dat dit had plaatsgevonden en wilden mijn vragen erover niet horen. Ze namen ook geen verantwoordelijkheid over wat er wel is misgegaan in mijn jeugd. Ik heb lieve ouders maar ze hadden vijf kinderen. En dat was hard werken. Uit machteloosheid hadden ze woede-uitbarstingen waardoor ik me heel onveilig heb gevoeld. En waarmee ze mij ook pijn deden. Het duurde even voordat we daar goed over konden praten.”

Verkerk heeft uiteindelijk geen herinnering aan enige vorm van misbruik in haar kindertijd en zegt ook vrede te hebben met het niet weten. Ze heeft minder last van traumasymptomen, maar op momenten dat ze zich onveilig voelt, komt de angst toch weer boven.

Je werd geïnterviewd op Radio 1, en de presentator vergeleek het leed van Lenneke met dat van haar moeder, die door dezelfde dader is misbruikt, maar dan vaker en vergaander. Je brak toen in om een punt te maken: leed mag niet vergeleken worden.

„Ik dacht lang: hoe erger de symptomen, hoe heviger datgene wat is gebeurd. Maar iemand kan van een aanranding enorm getraumatiseerd raken terwijl een slachtoffer van een verkrachting dit soms best goed kan verwerken. Bijvoorbeeld als omstanders je verhaal erkennen, en heel goed met je omgaan. En daar ligt dus onze invloed.”