Rick Paul van Mulligen en Nina de la Croix over hun regenbooggezin: ‘Ik wist gewoon: wij moeten samen kinderen gaan maken.’

Wat ben je van elkaar als je samen twee kinderen krijgt, van elkaar houdt en intensief met elkaar optrekt, maar geen romantische relatie hebt? Acteur Rick Paul van Mulligen gaat steevast stamelen als hij aan onbekenden vertelt over cabaretière en trouwambtenaar Nina de la Croix. Ze is de moeder van zijn kinderen, zijn beste vriendin. Maar ze is niet zijn liefdespartner, want dat is acteur René van Bakel, de derde co-ouder in hun regenbooggezin. „Mensen zeggen vaak: wat leuk dat je de draagmoeder nog ziet”, zegt Van Mulligen. „Ze maken van Nina iets onbelangrijks. Het voelt alsof ik moet bewijzen dat dat niet zo is. Het zou enorm helpen als er een woord voor bestond.”

Van Mulligen (42) en De la Croix (43) vinden dat er pionierswerk nodig is voor de manier waarop zij een gezin vormen. Om die reden begonnen ze in november 2022 met de podcast Co&Zo, over het co-ouderschap van hun kinderen Ko en Bowie. Die wordt veel beluisterd, met soms 75.000 luisteraars per maand. Deze week komt daar een boek bij met dezelfde titel. Van Mulligen: „We hopen dat meer mensen gaan denken”, hij zet een verbaasd, hoog stemmetje op: „Hé, ze zijn net als wij!”

Het inzicht dat het kan, een familie vormen met z’n drieën, kwam niet vanzelf. Ze kenden alleen het gescheiden-oudersmodel, een zakelijke constructie met twee aparte levens. Daarbij: Van Mulligen, opgegroeid in een gereformeerd gezin, dacht lang dat hij als homo zelf geen kinderen mocht en kon krijgen. En De la Croix dacht dat er iets mis was met haar omdat ze geen relatie had. „Dat zette ook mijn kinderwens op scherp, want ik kende vanuit mijn jeugd geen andere optie dan: je komt de man van je leven tegen en met hem krijg je een kind.”

We zitten aan de keukentafel van Nina de la Croix, in haar appartement in de Amsterdamse wijk Bos en Lommer. Nergens rondslingerend speelgoed, op een Duplo-bouwwerkje na. Dat komt, verklaart ze, omdat het haar kinderloze dagen zijn. Van zondag tot woensdag zijn Ko (9) en Bowie (4) bij haar, van woensdag tot zondag zijn ze bij hun vaders.

Ze leerde Rick Paul van Mulligen en René van Bakel kennen in het voorjaar van 2013, op een speeddate-avond voor wensouders. In het boek schrijft Van Mulligen over de eerste keer dat hij haar zag: „Ik wist het gewoon, ik wist dat zij in mijn leven hoorde en dat dit altijd al de bedoeling was geweest.” Allebei vergelijken ze hun ontmoeting met het tegenkomen van een grote liefde. Van Mulligen: „We waren al een tijdje bezig met het ontmoeten van vrouwen die een kind met ons wilden krijgen. Met één vrouw waren we al iets verder. Ik dacht: dit zal het wel zijn, want het is best gezellig. Maar toen zag ik Nina. We gingen zitten en we lachten en ik wist: oh, maar dít moet je natuurlijk voelen.”

Je vergelijkt het met wat je voelde toen je René leerde kennen.

Van Mulligen: „Het is natuurlijk wel anders, bij René was er ook het seksuele. Maar hier”, hij klopt op zijn borst, ter hoogte van zijn hart, „hier was het hetzelfde. En natuurlijk was dit gevoel toegespitst op waar ik naar zocht, ik vroeg me niet af of ik biseksueel was, ik wist gewoon: wij moeten kinderen met elkaar gaan maken. Alles viel op z’n plek.”

De la Croix: „En ik had dat dus zelfs twee keer, zowel bij René als bij Rick Paul. Echt bizar. Helemaal als je bedenkt dat ik in mijn liefdesleven nooit de goede keuzes heb gemaakt en nooit iemand heb gevonden van wie ik dacht: dit is ’m.”

Is zo’n wederzijdse ‘verliefdheid’ nodig voor een goed functionerend regenbooggezin?

Van Mulligen: „Dat denk ik niet. Het heeft juist ook voor moeilijkheden gezorgd bij ons. We klikten zo goed en we wilden zo graag in elkaars leven zijn dat het echt een relatie werd. Dat is harder werken, want we kregen daardoor ook sneller aanvaringen. Omdat we dat gezinsgevoel zo belangrijk vinden, moeten we alles uitpraten en bespreken. Dat hoeft natuurlijk niet als de contactmomenten beperkt blijven tot het halen en brengen van de kinderen.”

De la Croix: „Misschien is het niet per se noodzakelijk. Maar voor mij persoonlijk wel. Je hebt toch de gekte van de liefde nodig om zo’n grote levenskeuze te maken. Ik houd van controle, ik ben iemand die lijstjes maakt. Als ik niet die volledige overgave had gevoeld, had ik wel redenen bedacht om het niet te doen. En zonder die blinde verliefdheid had ik misschien meer naar de zorgen van mijn omgeving geluisterd.”

Jullie kregen allebei veel commentaar. Hoe voelde dat?

Van Mulligen: „Het ging heel snel, we wisten meteen dat we ervoor wilden gaan. Onze familie en vrienden maakten zich zorgen. Ik denk dat dat komt doordat mensen in paniek raken als ze geen voorbeelden hebben en niet weten hoe zo’n leven eruit gaat zien. Door die verliefdheid interesseerde ons dat niet.”

De la Croix: „We zagen elkaar vier, vijf keer in de week. De beste vrienden van Rick Paul en René kregen ineens te horen: nee, we kunnen niet, want we zijn met Nina dit of dat aan het doen. En in mijn omgeving was de reactie: je bent nog jong, er komt nog wel een liefde. Maar ik dacht sinds ik hen had ontmoet: ook al komt er een liefde, dit is hoe ik het ga doen. Dat was voor veel mensen moeilijk te begrijpen.”

Na een halfjaar kregen ze voor het eerst ruzie. Van Mulligen en Van Bakel wilden beginnen met insemineren, maar De la Croix wilde de vrolijke maanden samen nog even rekken. Door die ruzie realiseerde ze zich ineens dat het deze mannen toch echt om die kinderwens ging, hoe leuk ze haar ook vonden. De la Croix: „In die tijd ontstond het eerste besef dat dit niet een gewone verliefdheid was, maar een verliefdheid met een doel. En als ik dat doel niet aan ze gaf, zouden ze doorgaan naar een volgende vrouw. Ik voelde voor het eerst een eenzaamheid die ik later in ons co-ouderschap heel vaak heb gevoeld. Inmiddels weet ik dat Rick Paul en René ook echt van mij houden, maar ik heb daar lang aan getwijfeld.”

Was die twijfel terecht?

Ze lachen allebei hard. Van Mulligen: „Het was voor ons anders, want ik had al een liefdesrelatie. Wij deden het om een kindje. Maar we hebben Nina nooit gezien als een baarmoeder om een kind te krijgen, we wilden echt háár.”

De zwangerschap van hun eerste kind verliep problematisch, daarover schrijven ze uitgebreid in het boek. De la Croix was non-stop misselijk, ze werd angstig en ongelukkig. En verliefd op Van Mulligen, nu écht verliefd. Maar wat ze niet hebben opgeschreven, is dat het later opnieuw gebeurde. Ko was toen twee jaar. Die tweede keer was een stuk moeilijker, zegt Van Mulligen. Ditmaal was er een kindje, ze hadden een leven opgebouwd samen. Het kwam, denkt De la Croix, doordat het in die tijd opnieuw niet zo goed met haar ging. Ze zocht veiligheid, iemand die het gat dat ze voelde kon opvullen. Hun vriendschap was symbiotisch geworden, in een periode waarin Van Bakel lang weg was voor zijn werk. Het begon in een vakantiehuisje, ze deed de afwas en keek naar buiten. Daar zag ze Van Mulligen voetballen met hun zoontje.

De la Croix: „En toen viel ik weer voor hem. Het voelde zo romantisch.”

Van Mulligen: „Ik zei: ik voel dat niet, maar ik ga niet uit je leven. Daarmee was voor mij de kous af. Heel naïef.”

De la Croix: „We waren zó close dat ik soms dacht, als ik zijn huis uit liep: hij komt me nu achterna om me te kussen. We bleven knuffelen, we bleven samen naar concerten gaan.”

Dit had makkelijk een bom onder jullie constructie kunnen zijn.

Van Mulligen: „René en ik gingen er zo relaxed mee omdat…”

De la Croix: „…Het inderdaad een bom werd.”

Van Mulligen: „Nina raakte in paniek. Zij dacht: ik kán dit niet zo. Ik ben hartstikke verliefd en jullie doen alsof er niks aan de hand is.”

De la Croix: „En ik verweet hem ook dingen. Ik vond dat hij met me speelde. Het ontplofte toen hij me een keer appte dat hij van me hield. Ik zag dat als liefdesverklaring. De dag erna heb ik hem huilend opgebeld en gezegd: wat wil je nou met mij? Nou, níks, zei hij.”

Daarna sloeg het om. Bij de mannen drong door dat alles wat ze hadden op het spel stond. Ze namen afstand van elkaar. De la Croix: „Toen werd het ineens écht co-ouderschap. Afstandelijk. Heel moeilijk. Maar we hadden de verantwoordelijkheid naar ons kind om door de pijn heen te werken.” Ze begonnen met een maandelijkse „APK” en later ook met relatietherapie. De verliefdheid ebde langzaam weg. Hoewel die nog steeds af en toe oplaait, zegt ze. „Ik weet nu: Rick hoort in mijn leven, maar hij is homo, dus dichterbij dan dit kunnen we niet samenleven.”

Ben je nooit bang geweest dat je liefde voor deze mannen een romantische liefde in de weg staat?

De la Croix: „Ik denk het tegenovergestelde. Ik kan dat alleen nog niet bewijzen omdat ik geen relatie heb. Rick Paul en René hebben me geleerd hoe je een relatie moet hebben. Hoe je onvoorwaardelijk voor elkaar kunt kiezen en dat je ook blijft als het even niet zo leuk is.”

Het boek begint met chronologische hoofdstukken over hun kinderwens, hun ontmoeting, de eerste zwangerschap en bevalling. Daarna vervolgen ze met thema’s die ze relevant vinden voor co-ouderschap, zoals het wonen in twee verschillende huizen, ruzies, vakanties en eerder opgelopen trauma’s. Vooral over de inseminaties hebben mensen dúízend vragen, zegt Van Mulligen. Gisteren nog, de eerste vraag in een gesprek met een onbekende: wat leuk, twee kinderen, zijn ze biologisch van jou of van je man? „Zo ongepast.”

De la Croix: „Daar zit bij jou een gevoeligheidje.”

Van Mulligen: „Bij mij én bij alle andere queer ouders. Ik vind het een plastische en onaardige vraag. Ik heb het gevoel dat mensen mijn situatie willen versimpelen.”

Jullie zijn erg openhartig in jullie podcast en boek. Wat willen jullie daarmee precies bereiken?

Van Mulligen: „Normalisering. Een soort opvoeding. Zodat ik niet meer gereduceerd word tot iemand in een nieuwe, gekke gezinsvorm. Je vraagt iemand die in een rolstoel zit toch ook niet meteen of hij nog seks heeft?”

De vraag of je kinderen biologisch van jou zijn, is toch geen seksvraag?

Van Mulligen: „Nee, maar die seksvraag, dus hóé onze kinderen dan precies verwekt zijn, komt meteen daarna. Vooral van heteromannen. Altijd. Ik denk daarna: wat weet je méér nu je weet welk kind biologisch van mij is?”

Het is natuurlijk pijnlijk omdat daarmee de suggestie wordt gewekt dat je meer van je biologische kind…

Van Mulligen: „…Houdt. Ja. Dat denken mensen. Toen ik ging insemineren voor Bowie, zeiden mensen: tof dat jij nu aan de beurt bent. Heb jij er ook eentje van jezelf.’ Alsof ik, omdat Ko van René was, nu pas echt zou gaan ontdekken hoe het is om een kind te hebben.”

Onlangs verscheen de essaybundel ‘Een echte ouder’ van Eke Krijnen, over queer ouderschap. Ze schrijft daarin dat ze de heersende normen prima kon negeren voordat ze kinderen kreeg, maar daarna niet meer. Hun kinderen, zegt ze, maken hen kwetsbaar. Herkennen jullie dit?

Van Mulligen: „Ik vraag me soms wel af of het zo zou kunnen zijn dat ik in een land leef dat mij iets kan afnemen. Kan een nieuwe regering iets besluiten zoals er in Italië is gebeurd, waarin een tweede moeder van het geboortecertificaat af moet?”

In jullie geval is René niet de wettelijke ouder.

De la Croix: „We hebben hard gestreden voor de meerouderschapswet. René heeft zelfs nog gesproken tijdens een politiek debat. Maar na de laatste verkiezingen is die wet verder weg dan ooit.”

Van Mulligen: „Dat voelt onveilig. Juist ook voor de kinderen, want het is in hun belang dat onze gezinsvorm erkend wordt.”

De la Croix: „Ons boek is een vreedzaam verzet. Onze manier om te laten zien dat we er gewoon zíjn. En we hopen dat mensen gaan denken: ik had er altijd een oordeel over, maar eigenlijk is dit gewoon een leuk gezin.”