Richard Reeves: ‘Er is behoefte aan een gesprek over jongens en mannen’

Het is dat de Nederlandse vertaling van Of Boys and Men (2022) bijna drie jaar op zich liet wachten, maar zou sociaal wetenschapper Richard Reeves anno 2025 nog steeds schrijven dat „aandacht vragen voor de problemen van jongens en mannen” wordt beschouwd als een „gewaagde onderneming”?

In zijn bestseller, nu in het Nederlands vertaald met als titel Over jongens en mannen, liet de Brits-Amerikaanse Reeves, toen senior fellow aan de vooraanstaande denktank Brookings Institution in Washington DC, aan de hand van cijfers zien hoe mannen in de Verenigde Staten worstelen met hun identiteit en maatschappelijke positie. Zo probeerde hij enige nuance aan te brengen in de fel gevoerde culture wars die over het thema gender worden gevoerd.

Want zijn het niet nog steeds de vrouwen die minder verdienen, vaker slachtoffer zijn van aanranding, te weinig in de bestuurskamers zitten? Ondertussen roepen conservatievelingen dat ‘links’ alles wat mannelijk is wil labelen als toxic en bezig is de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen uit te gummen.

Reeves probeerde een weg te vinden tussen deze twee uitersten. Met succes: zijn boek werd door zowel The Economist als The New Yorker uitgeroepen tot beste van het jaar. Obama zette het op zijn leeslijst. Beleidsmakers in de VS, Europa en Australië vragen hem nu om advies. Reeves zelf zette het American Institute for Boys and Men (AIBM) op, een onderzoeksinstituut dat beleidsmakers moet bijstaan.

Had Reeves de gevoeligheid van het thema te hoog ingeschat? „Ik denk dat het allemaal om de juiste framing ging”, zegt hij via videoverbinding vanuit Londen, terwijl hij aan het ontbijt zit. Hij zet daar een Britse variant van het AIBM op, het Centre for Policy Research on Boys, dat bescheiden begint met twee medewerkers. „Er was wel behoefte aan een gesprek over jongens en mannen, alleen moest dat op de juiste manier gevoerd worden. Mensen dachten dat zoiets te moeilijk zou zijn.”

Wat deed u anders dan anderen?

Mensen liepen ertegenaan dat praten over jongens en mannen zou betekenen dat je de kwesties rond meisjes en vrouwen opgeeft. Maar het is en-en, niet of-of. Dat klinkt simpel, maar mensen hadden die denkruimte nodig. Daarnaast liet ik de feiten voorop staan. In gesprekken over gender gaat het vaak om waarden en ideologie, pas later komt men met de feiten. Maar begin met de feiten.”

De feiten dan: 57 procent van de bachelordiploma’s in het Amerikaanse hoger onderwijs worden uitgereikt aan vrouwen. In 2024 had 47 procent van de 25-34-jarige vrouwen een bachelordiploma, tegenover 37 procent van de mannen. Dit is een wereldwijde trend. In Nederland is 60 procent van de 25- tot 35-jarige vrouwen hoogopgeleid (hbo of wo) en 52 procent van de mannen in die leeftijdsgroep. Op de middelbare school worden jongens drie keer zo vaak geschorst als meiden. Jongens volgen twee keer vaker speciaal onderwijs.

Het inkomen van Amerikaanse mannen met een middelbareschooldiploma is, gecorrigeerd voor inflatie, nu lager dan in 1979. De inkomensstijging van Amerikaanse middenklassegezinnen sinds 1970 is vrijwel geheel toe te schrijven aan het hogere inkomen van de vrouw. De arbeidsparticipatie van mannen daalde in die periode van 96 naar 89 procent. In Nederland verdienden werkende mannen met de laagste inkomens in 2021 tientallen procenten minder dan in 1981. Hoewel de algehele inkomensongelijkheid in die periode niet groeide, was dat onder mannen in de werkzame leeftijd wel het geval.


Lees ook

Laten we het ook eens serieus over de problemen van mannen hebben. Die zijn namelijk echt

Foto Buena Vista Images

Reeves noemde ook cijfers over vaderschap en welzijn. Mannen zijn vaker eenzaam, wonen minder vaak bij hun kinderen, maken vaker een einde aan hun leven dan vrouwen.

In zijn boek laat Reeves overtuigend zien hoe weinig aandacht instituten hebben voor mannen: er is in de VS wel een National Coalition for Women and Girls in Education, geen mannelijke variant, terwijl meisjes dus al decennia voorlopen in het onderwijs. Hetzelfde geldt voor Nederland. De overheid heeft bijvoorbeeld geen beleid om jongens en mannen warm te maken voor de verpleegkunde, hoewel 87 procent van de verplegers vrouw is. Geen enkele politieke partij noemde de problemen van jongens en mannen in hun laatste verkiezingsprogramma.

Institutionele asymmetrie

Het boek van Reeves kreeg in 2022 veel aandacht. Vooral met zijn optreden in de podcast van Ezra Klein van The New York Times bereikte hij de juiste mensen, zegt hij. Veel beleidsmakers hebben Klein hoog zitten. Dat gesprek had ook een grote impact op Reeves zelf. „We hadden het over institutionele asymmetrie tijdens de pandemie: veel instanties vroegen toen aandacht voor de impact op vrouwen en meisjes, maar niet op jongens en mannen, zoals schooluitval onder jongens. Toen realiseerde ik me dat er een American Institute for Boys and Men moest komen, en Ezra overtuigde mij ervan dat ik dat moest oprichten. Ik dacht: als zelfs Ezra het eens is met mijn analyse…”

Filantroop Melinda French Gates heeft u een jaar geleden 20 miljoen dollar toegekend. Wat heeft u met het geld gedaan?

„Vijf miljoen daarvan is voor AIBM, vijftien miljoen mag ik uitdelen. Ik heb er nog niet veel mee gedaan, om eerlijk te zijn. Ik overweeg het aantrekken van mannelijke leraren, bijvoorbeeld door studiebeurzen, aan het verbeteren van de mentale gezondheid van mannen, onder meer door het aantrekken van mannelijke psychologen, en misschien het financieren van journalistiek over deze kwesties. Ik moet eind 2026 het geld hebben uitgegeven.”

U stelt dat links de problemen van jongens en mannen niet durft te benoemen. Heeft dat Trump het presidentschap opgeleverd?

„Ik kan fout zitten, maar als mannenproblemen worden genegeerd kan er een vacuüm ontstaan dat wordt opgevuld door reactionairen en online figuren als [de misogyne influencer] Andrew Tate. We weten inmiddels dat de Democraten de kwestie hebben genegeerd en dat jonge mannen, meer dan andere groepen, naar de Republikeinen zijn overgestapt. Gelukkig zie je nu wel dat invloedrijke Democraten meer aandacht voor de problemen van jongens en mannen hebben. De gouverneurs van Maryland en Michigan Wes Moore en Gretchen Whitmer, die jongens en mannen noemden in hun State of the State, worden genoemd als potentiële kandidaten voor 2028.”

Heeft u niet het gevoel dat u met de herverkiezing van Trump de strijd hebt verloren?

„Beleid kost tijd. Het gevaar is dat mensen in paniek raken over jonge mannen die conservatiever zouden worden. Volgens onze analyses zijn de beleidsopvattingen van jonge mannen niet echt veranderd, en verschillen ze niet zo van die van vrouwen. Dus ik denk dat die stemmen weer voor het oprapen liggen in 2028. En voor de duidelijkheid: ik ben hier niet partijdig in.”

Ik las dat u niet houdt van het woord ‘manosphere’. Toch is dat woord nu overal, bijvoorbeeld in relatie tot de populaire Netflix-serie Adolescence, waarin een jongen online radicaliseert met misogyne ideeën.

„Het hangt ervan af wat je ermee bedoelt. Als je Andrew Tate op één hoop gooit met [comedian en presentator, red.] Joe Rogan en [de Canadese psycholoog, red.] Jordan Peterson, zul je veel mannen van je vervreemden. Peterson is een van de felste critici van Tate. Rogan heeft geen afkeer van vrouwen. Mannen als comedian Theo Von en youtuber Chris Williamson worden gezien als centrum-rechts, maar vooral omdat anderen hebben bepaald dat ze dat zijn. Ze hebben vooral een mannelijke manier van doen, van dudes shooting the shit and hanging out, kletsen en hangen. Een heel andere wereld dan die van Andrew Tate.”

De tv-serie Adolescence vindt u extreem. Welke verhalen zou u wel meer willen zien?

„Verhalen over jongens die oprecht worstelen met sommige levensvragen, met iets meer nieuwsgierigheid. Als Adolescence ouders nieuwsgierig maakt naar de online wereld en het gesprek op gang brengt met hun zonen, over wat ze voelen en denken, waar ze het mee eens zijn en waar niet, hoe ze denken over gender: fantastisch. Ik ben alleen bang dat ouders in paniek raken en de laptop dichtslaan. Dan stopt het gesprek.”

U bent honderd kilometer ten noorden van Londen geboren en zet nu ook een Brits instituut op. Hoe verschilt het VK van de VS?

„In de VS is het genderdebat hyperpolitiek, en zijn de problemen zijn acuter. De lonen van mannen in arbeidersklassen zijn sterker gedaald. De zelfmoordcijfers zijn hoger. De VS hebben het hoogste aandeel eenoudergezinnen.”

Enig idee waardoor?

„De Amerikaanse arbeidsmarkt is vrijer. De gevolgen van economische ongelijkheid zijn daarom ook groter. De VS kunnen een waarschuwing zijn voor Europese landen. In Europa moet men bijvoorbeeld snel gaan handelen om de onderwijskloof te dichten. Als jongens vastlopen in het onderwijssysteem, lopen ze later vast op de arbeidsmarkt, waardoor de verschillen tussen mannen en vrouwen groter worden, wat gezinsvorming bedreigt.”

Uw boek is nu drie jaar uit. Zou u nu hetzelfde boek schrijven?

„Min of meer. Toen ik het boek afrondde kwam mijn jongste zoon, toen twintig jaar, naar mij toe en zei dat ik over ‘deze guy’, Andrew Tate, moest schrijven. Ik kende hem niet en wilde er destijds geen aandacht aan schenken. Daar zat ik fout. Ook zou ik nu een hoofdstuk wijden aan mannenvriendschappen. Dat heb ik toen gelaten, omdat er geen duidelijk beleid mee was gemoeid. Maar gezien de gestegen sociale isolatie van mannen, was dat een fout. Tot slot schreef ik over vaderschap en benadrukte alleen hoe belangrijk vaders zijn voor kinderen, niet hoe belangrijk kinderen zijn voor hun vaders. Op een evenement kwam een vader in tranen naar me toe: ‘Ik heb het gevoel dat je mij niet ziet, zei hij. Vader-zijn is alles wat ik heb.’ Mijn volgende boek zal meer over vaderschap gaan.”

Uw beleidsvoorstel om jongens een jaar later te laten beginnen met school omdat dat beter zou passen bij hun biologische ontwikkeling klonk ook nogal radicaal. De onderlinge verschillen tussen jongens zijn groter dan tussen jongens en meisjes, schrijft u ook.

„Ik ben nu minder enthousiast over dat voorstel. Ik heb een paar gesprekken gehad met wetenschappers en beleidsmakers. We zouden in ieder geval naar een flexibeler systeem moeten gaan, waarin ouders niet verboden wordt hun kinderen later te laten beginnen. Met name jongens profiteren daarvan.”

U pleit voor een ‘positieve visie op mannelijkheid’. Maar wat ‘positief’ is, daar kun je verschillend over denken. Moeten we zo’n visie wel willen definiëren?

„Wetenschappers spreken van mannelijkheden, meervoud. Dat is een goede ontwikkeling. Maar het zou verkeerd zijn als we de verschillen tussen jongens en meisjes negeren. Ons besef van genderidentiteit is sterk genoeg om daar een verhaal bij te willen horen waarin we ons herkennen. De vrouwenbeweging heeft het begrip vrouwelijkheid ook niet uitgewist. Ze zeiden: we willen nog steeds vrouw zijn, maar ook als bestuursvoorzitter aan de slag kunnen gaan. Je hoeft vrouwelijkheid niet uit te wissen om gelijkheid te bewerkstelligen voor vrouwen, en dat moeten we ook voor mannen zeggen.”