N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ronde van Italië Tijdrit gewonnen, leiderstrui heroverd. Toch overtuigde Remco Evenepoel niet in de Giro. „Dit waren niet mijn beste dagen op de fiets.”
Remco Evenepoel rijdt uit na zijn tweede tijdritzege in de Giro d’italia. Foto Jennifer Lorenzini/Reuters
Remco Evenepoel wist precies wat hij moest doen, terwijl hij in het centrum van Cesena uitfietste na een uitputtende tijdrit van 35 kilometer. Omstuwd door een meute fotografen, cameramensen en journalisten die allemaal iets van hem wilden, net nadat hij met één tel verschil had gewonnen. Maar de winnaar liet zich door niemand afleiden. Hij focuste uitsluitend op dat ene hersteldrankje, dat hij al rijdend aanpakte van een verzorger en in één teug opdronk. Man met een missie. Over twee weken, aan het einde van de Giro d’Italia in Rome, moet en zal Evenepoel op het erepodium staan in de roze leiderstrui.
Met gemengde gevoelens keek de Belgische wereldkampioen terug op de tijdrit van zondag. Hij had dan wel gewonnen en het roze teruggepakt, maar de verschillen waren veel kleiner dan bij zijn winst van vorige week in de openingstijdrit: een seconde op de Brit Geraint Thomas, twee op diens ploeggenoot Tao Geoghegan Hart en zeventien tellen op de Sloveen Primoz Roglic, op voorhand zijn grootste rivaal deze Giro.
„Dit was zeker niet mijn beste tijdrit” ,concludeerde Evenepoel na afloop bij de Belgische tv-zender Sporza. „Maar we mogen blij zijn met de zege en de roze trui.” Wat hij ging doen op de rustdag van maandag? „Ik moet goed uitrusten, want de voorbije dagen waren niet mijn beste dagen op de fiets.”
‘Beetje dom’
Zaterdag voor de tijdrit had de kopman van Soudal-Quickstep ook al een gevoelige tik gekregen. In de door de jonge Ier Ben Healy na een lange solo gewonnen etappe van Terni naar Fossombrone viel Roglic fel aan op de laatste klim. Evenepoel kon niet volgen en moest ook het Ineos-duo Thomas en Geoghegan Hart laten gaan. De Belg verloor uiteindelijk veertien seconden op zijn drie belagers. „Het was niet mijn beste dag”, sprak Evenepoel bij de ploegbus. „Ik had het beter gedaan zoals Thomas: op eigen tempo naar boven.” Nu forceerde hij zich met een vergeefse sprong naar Roglic. „Het is weer een les die ik leer van een ervaren renner. Een beetje jammer, een beetje dom misschien. Ik had de benen om te volgen, maar als ik ze verkeerd gebruik is dat extra jammer. Hopelijk pak ik morgen nog wat seconden of een minuut.”
Was het bluf of zou Evenepoel in de tijdrit net als vorige week zaterdag iedereen aan gort rijden? „Hier gaan kletsen uitgedeeld worden dat het niet mooi meer is”, jubelde Sporza-verslaggever Carl Berteele na de doorkomst bij het eerste tussenpunt na dertien kilometer. De Belgische favoriet had een raketstart: elf seconden voor op Thomas, veertien op Geoghegan Hart en liefst 31 op Roglic.
Maar bij het tweede tussenpunt, na 23 kilometer, was de voorsprong al kleiner en na tussenpunt drie (29 kilometer) lag Evenepoel zelfs een fractie achter op Thomas. Om uiteindelijk toch nog met een seconde verschil te winnen. „Ik was veel te snel gestart”, keek de winnaar terug. „Ik heb mijn tijdrit niet goed ingedeeld.”
Na een week Giro leidt Evenepoel met 45 seconden voorsprong op Thomas. Roglic staat 47 tellen achter. Beste Nederlander is Tymen Arensman, die na een zevende plaats in de tijdrit is opgeklommen naar de dertiende plaats op 3.17 minuut. De Belgische rozetruidrager houdt vertrouwen in de afloop van zijn missie. „Ook de mindere dagen moet je accepteren, incasseren en dan doorgaan. De Giro is nog lang.”
De recente Oekraïense drone-aanval op tientallen strategische bommenwerpers, diep in Rusland, gaat vermoedelijk de geschiedenis in als een van de stoutmoedigste en brutaalste oorlogsoperaties van de moderne tijd. Op duizenden kilometers van de frontlijn gingen Russische vliegtuigen, zonder enige waarschuwing, in vlammen op.
Operatie ‘Spinnenweb’ betekent geen ommekeer in de oorlog. Voor de Oekraïners betekent de overrompeling van de Russische defensie wel een morele opsteker, vergelijkbaar met de inval in Koersk of de aanval op de Krimbrug in 2022. Het toont aan dat Rusland kwetsbaar is. Dat de Russen zich zó lieten verrassen is voor president Poetin bovendien een pijnlijke vernedering. Daarnaast kan het de Russische bevolking niet ontgaan dat de oorlog tegen Oekraïne inmiddels dagelijks voelbaar is in eigen land. Nu zelfs in Siberië.
Vindingrijkheid is de afgelopen jaren een handelsmerk geworden van de Oekraïners. Eerder slaagde het land-zonder-noemenswaardige-marine erin de Russische Zwarte Zeevloot te verjagen uit de wateren rond de Krim. „Jullie hebben de kaarten niet”, schamperde Donald Trump eind februari tegen president Zelensky. Toch slaagt Oekraïne erin militair overeind te blijven – en steeds vaker en harder terug te slaan tegen doelen in Rusland.
Met de ontwikkeling van een indrukwekkend arsenaal aan drones – voor de lange afstand, boven de frontlijn en op volle zee – hebben de Oekraïners een ware revolutie ontketend in de oorlogvoering. Relatief goedkope drones vormen de hoeksteen van de asymmetrische oorlog die Oekraïne voert; slimme wapens compenseren het gebrek aan mankracht, materieel en dure, geavanceerde raketten. Het einde van die ontwikkeling is nog lang niet in zicht: zwermen met honderden of zelfs duizenden drones en de grootschalige inzet van robots op het slagveld, aangestuurd door kunstmatige intelligentie (AI), zijn geen sciencefiction meer.
Lees ook
Oekraïne en Rusland zijn verwikkeld in een wedloop om de ‘onzichtbare’ drone
Die Oekraïense inventiviteit wekt, terecht, bewondering onder de bondgenoten. Maar de westerse partners doen er verstandig aan de Oekraïense drone-aanval ook als een krachtige waarschuwing te beschouwen. Elke Oekraïense innovatie aan het front, zo is de ervaring van de afgelopen drie jaar, wordt binnen de kortste keren niet alleen gekopieerd door de Russen, maar ook in massaproductie genomen en ingezet tegen het origineel. Ook in westerse landen loopt peperduur defensiematerieel op vliegvelden of in havens het risico te worden aangevallen door goedkope drones die nauwelijks zijn op te sporen. Dat is geen bangmakerij; het afgelopen jaar zijn ongeïdentificeerde drones gesignaleerd bij militaire bases in de VS, het VK, Duitsland en boven Noorse wapenfabrieken. En het is geen geheim dat de Russische schaduwoorlog elk jaar intensiever wordt.
De oorlogvoering in Oekraïne is door analisten wel omschreven als een ‘Eerste Wereldoorlog met drones’. Drones hebben een nieuw tijdperk ingeluid, maar dat betekent niet dat tanks, artillerie of gevechtsvliegtuigen overbodig zijn geworden. Integendeel. Drones veroveren geen terrein en leveren niet de vuurkracht van de artillerie of een Leopard-tank.
Wel toont de recente evolutie van oorlogvoering dat drones een vooraanstaande plaats verdienen in een moderne krijgsmacht, ook de Nederlandse, en dat de beveiliging van militaire doelen en cruciale infrastructuur tegen vijandige drones topprioriteit moeten krijgen. Simpelweg vertrouwen op de technologische superioriteit, zoals decennia volstond in westerse landen, is niet meer van deze tijd.
Lees ook
Tegen een droneaanval zoals die van Oekraïne is verdediging amper mogelijk
In ‘het burgemeestersklasje’, de cursus voor nieuwe burgemeesters, zaten in 2018 twee burgemeesters die toen nog geen idee hadden dat ze elkaar de komende jaren vaak nodig zouden hebben. Jaap Velema (D66) werd burgemeester van Westerwolde, bij de Duitse grens in Groningen, en Roland van Kessel (VVD) van Cranendonck, bij de Belgische grens in Noord-Brabant. Vaak worden ze, tegen hun zin in, de burgemeesters van Ter Apel en Budel genoemd. De dorpen in hun gemeenten waar, als enige in Nederland, asielzoekers geregistreerd worden. In Budel lijkt daar een einde aan te komen, nu Defensie de kazerne die gebruikt wordt als azc wil heropenen.
De afgelopen jaren kregen Van Kessel en Velema te maken met ernstige veiligheidsproblemen in en rondom de asielzoekerscentra in hun gemeenten. Het aanmeldcentrum in Ter Apel was in de zomer van 2022 zo vol dat asielzoekers op het gras voor de poort sliepen. In Ter Apel en Budel stapelden door een kleine groep overlastgevende asielzoekers de problemen zich op: steekpartijen op het terrein, inbraken in huizen en diefstallen in winkels. Beide burgemeesters stelden een noodverordening in.
Het afgelopen jaar spraken landelijke politici veel over Ter Apel en Budel, maar weinig met de burgemeesters. Met elkaar hebben ze wel veel contact. „Als we onderweg zijn, bellen we elkaar vaak om te bespreken wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het is een prettige samenwerking, maar we delen ook dezelfde frustraties”, zegt Jaap Velema. „Wij waren allebei net begonnen als burgemeester”, zegt Roland van Kessel. „Dan is het fijn om met elkaar te overleggen. Zeker als er grote problemen zijn.”
Hoe is de situatie nu in Ter Apel en in Budel?
Velema: „Het is rustiger. Minder instroom van asielzoekers bij ons, minder druk op Budel daardoor. Maar de onzekerheid over de spreidingswet is gekmakend. Het is voor ons belangrijk dat asielzoekers over het land worden verdeeld. Daarvoor is de spreidingswet nodig.”
Van Kessel: „Vanuit het Rijk werd uitgestraald dat de spreidingswet niet hoeft. Maar de wet geldt nog steeds.”
Velema: „Het is begrijpelijk dat burgers nu denken: het kabinet heeft gezegd dat het niet nodig is. Maar daardoor komen lokale bestuurders die de wet willen uitvoeren tegenover hun inwoners te staan. Een onnodig spanningsveld.”
Van Kessel: „Wat je ziet, en dit heb ik al vaak gezegd, is dat als er ergens in het land een asielzoekerscentrum wordt geopend, direct de link wordt gelegd met de overlast in Ter Apel en in Budel. Als het maar geen Ter Apel 2.0 of Budel 2.0 wordt, hoor je dan. Als je de overlast bij ons kan terugdringen, ontstaat een ander beeld in het land.”
Tegen wie heeft u dat gezegd?
Van Kessel: „Tegen alle ministers.”
Velema: „Wij gaan richting onze vijfde minister.”
Van Kessel: „Met Marjolein Faber heb ik dit ook besproken.”
Komt die boodschap over?
Van Kessel: „Hij komt wel over, maar wat doe je er vervolgens aan? We krijgen het in dit land niet voor elkaar om de kleine groep die het voor iedereen verpest keihard aan te pakken.”
Velema: „Bij mij gaat het altijd om tussen de vijf tot tien procent van de mensen in de opvang. Ze komen vooral uit Marokko, Algerije, Libië en Tunesië. Deze jongens komen niet voor asiel, maar voor verblijf. Ondertussen hebben ze gedrags- of verslavingsproblemen. Dat betekent dat ze geld nodig hebben. Daardoor gaan ze stelen in winkels en zwart rijden in het openbaar vervoer. Dat geeft een continu gevoel van onveiligheid in en rondom het aanmeldcentrum.”
Van Kessel: „Bij ons is het identiek. Als die groep te groot is, maken zij de dienst uit. Bij het treinstation in Maarheeze staan permanent zes beveiligers.”
„Als het maar geen Ter Apel 2.0 of Budel 2.0 wordt, hoor je dan”
Deze groep „kansarme asielzoekers”, zoals Velema en Van Kessel ze noemen, moeten volgens de burgemeesters versneld doorstromen uit de aanmeldcentra. Op hun initiatief begon in Ter Apel een proef met een procesbeschikbaarheidslocatie (PBL), waarin deze groep onder verscherpt toezicht in een apart gebouw altijd beschikbaar moest zijn om hun proces te doorlopen. De proef stopte vorig jaar op last van de rechter, nadat een asielzoeker bezwaar had gemaakt tegen de beperkte vrijheid op de locatie. Vorige week werd de proef in Ter Apel hervat, onder volgens het COA juridisch houdbare voorwaarden. In de tussentijd stond deze groep asielzoekers onder verscherpt toezicht.
Velema: „De procesbeschikbaarheidslocatie is voor ons belangrijk. Minister Faber is in haar eerste week bij mij op bezoek geweest. Toen al heb ik aangedrongen op een doorstart. Daar heeft ze nooit serieus naar omgekeken. Ik heb haar daar regelmatig op aangesproken. Maar het is een half jaar min of meer stil geweest. Door druk uit de Tweede Kamer is de doorstart toch gelukt.”
Van Kessel: „Ik ben wat positiever over de betrokkenheid van de minister bij onze locatie. Ik denk dat ik meer contact heb gehad met haar dan Jaap. De minister is een aantal keer bij ons op bezoek geweest. Als je het vervolgens hebt over de oplossingen, daar verschilden ik en de minister weleens over van mening.”
De PVV maakte asiel als verkiezingsthema groot, werd de grootste partij, ook in jullie gemeenten. Dan zou je ook denken dat een minister van de PVV jullie zou kunnen helpen. Hoe verhoudt zich dat tot de bewindspersonen waarmee jullie eerder hebben gewerkt?
Velema: „Voor mij was dat een wereld van verschil.”
Van Kessel: „Eric van der Burg kon je iedere dag bellen, ongeacht het tijdstip. Hij was er voor ons en stond naast ons.”
En minister Faber?
Velema: „In mijn optiek niet. Zij had één doel: beperking van de instroom. Ik denk dat het idee was dat als de instroom naar nul werd gebracht, de problemen vanzelf zouden oplossen. Maar dat is een eenzijdige benadering. Als minister van de 80.000 mensen die al in de asielprocedure verblijven was ze ook verantwoordelijk voor de opvang. 40.000 daarvan verblijven in een noodopvang. Maar als het daarover ging, dan was dat de verantwoordelijkheid van het ministerie. Alsof ze daar geen onderdeel van uitmaakte. Dat maakte het lastig. Ik miste de betrokkenheid op lokaal niveau om het probleem aan te pakken.”
Van Kessel: „Iedere keer kreeg je hetzelfde antwoord. Alles draaide om de instroom.”
„Soms heb je een zwaar gesprek met de minister maar daarna zit je achter je gebakje bij een 60-jarig huwelijk”
Velema: „Ze heeft gezegd dat ze ‘niet de minister is van de mensen in Verweggistan’. Dat is een bijzondere taakopvatting en dat vond ik ingewikkeld. 70 tot 80 procent van de mensen in de asielopvang komt nog altijd uit een land waar oorlog is. Eric van der Burg voelde zich wel de staatssecretaris van deze mensen. Dat deden we met elkaar. Dat verschil is met dit kabinet gemaakt. Ik verheug me erop om dat met de volgende bewindspersoon weer op te pakken. Het kabinet, de provincies en gemeenten zijn uiteindelijk met z’n drieën de gezamenlijke overheid.”
Wat vinden jullie van de eisen over asiel waarop PVV-leider Geert Wilders het kabinet liet vallen?
Velema: Ik mis de betekenis van de maatregelen. Neem het schrappen van de voorrang voor statushouders bij sociale huurwoningen. Ik begrijp inwoners die lang op een huurwoning wachten. Maar wat is dan het alternatief? Wat is het beleid op de lange termijn? Ik mis samenwerking en dialoog. Het is makkelijk om iets te roepen. De bevolking denkt dan dat het geregeld is en uitvoeringsorganisaties en lokale overheden komen in de problemen.”
Waar zouden jullie gebaat bij zijn geweest?
Van Kessel: „Het is een taak van het Rijk om burgers op de juiste wijze te informeren. Roep niet zomaar allerlei dingen. Dat is iets van deze tijd. De nuance mis ik in Nederland. Het feit dat dit thema het belangrijkste thema van de verkiezingen is geworden, heeft daar ook mee te maken.”
Velema: „In de politiek gaat het over het duidelijk maken van opvattingen. Maar de vertaling daarvan moet door het kabinet gebeuren. Dat is een bestuurlijk element. Dat was nu anders. Vanuit het parlement werd de verkiezingsstrijd voortgezet. Het was experiment en ik hoop dat we dat niet nog eens in herhaling krijgen.”
„Ik heb de voorzichtige inschatting dat we nu het kabinet gevallen is voortvarend verder kunnen. Door de strijd en ruzies in het kabinet was de aandacht naar binnen gekeerd. Een deel van het kabinet gaat nu door en er komen nieuwe bewindslieden. Ik wil met de minister aan de slag gaan met de dubbele opgave die we hebben: het aanpakken van overlastgevende asielzoekers en de crisis in de opvang goed organiseren. Dat valt of staat met de bewindspersoon die daarin vooruit wil lopen.”
Voor jullie is het spannend wie dat gaat worden?
Van Kessel: „Uiteraard. Iemand die open staat voor onze problemen en ideeën en naast ons komt te staan op het moment dat we iets nodig hebben. Daar ontbrak het vaak aan.”
Jullie zijn beiden begonnen aan jullie tweede termijn als burgemeester. Hebben jullie na deze roerige jaren nog getwijfeld om door te gaan?
Van Kessel: „Ik heb niet getwijfeld. Natuurlijk zijn het roerige jaren geweest, maar je moet niet weglopen als het moeilijk wordt. Je moet je verantwoordelijkheid blijven nemen. Wij blijven ons inzetten voor wat nodig is.”
Velema: „Vorig jaar kon ik vanwege gezondheidsproblemen een tijd niet werken. Dat was in de periode dat ik moest beslissen of ik door wilde gaan als burgemeester. Ik miste het werk. Je hebt soms een zwaar gesprek met de minister of staat in de rechtbank tegenover het COA, maar daarna zit je heel mooi achter je gebakje bij een 60-jarig huwelijk.”
De Sherpa’s bij de Mount Everest zijn inmiddels vaak zelf belangrijke spelers in de snel groeiende klimindustrie. „Nu krijgen zij het verwijt de drukte in de hand te hebben gewerkt.”
Heb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze redactie via [email protected]