Reddingswerk bij de Fremantle Highway: enorme hitte en mannen die van dertig meter hoogte de zee in sprongen

Reportage

Reddingsactie Vrijwilliger Kars Blokker was als een van de eersten bij het brandende schip boven Ameland. „Deze mensen waren écht blij.”

Een hittebeeld van de Fremantle Highway. Reddingswerker Kars Blokker vertelt dat de hitte ook op veilige afstand te voelen was.

Een hittebeeld van de Fremantle Highway. Reddingswerker Kars Blokker vertelt dat de hitte ook op veilige afstand te voelen was.



Foto AFP/Kustwacht

Een reddingsoperatie op volle zee heeft iets intiems. De hulpverleners zijn ervan getuige, de opvarenden van het schip in nood. Maar verder niemand. Zelfs als een vrachtschip met bijna 3.000 auto’s in brand staat, zoals sinds dinsdagnacht de Fremantle Highway, 27 kilometer ten noorden van Ameland, maakt ‘de kant’ er amper iets van mee. Een lichte rookpluim, meer niet.

Dus toen Kars Blokker (49) woensdagochtend terugvoer op een reddingsboot van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) met aan boord drie opvarenden van het schip, stond de kade vol met ambulances, politie, brandweer en de veiligheidsregio en werd naderhand uitvoerig gedebrieft. Hoe was de reddingsactie verlopen?

En, hoe was het daar op zee?

Aanvankelijk leek de situatie helemaal niet zo penibel, vertelt Kars Blokker, na een paar uur slaap. Brand op een vrachtschip, was de melding toen hij rond half één ’s nachts uit zijn bed werd gepiept. Net als zijn zoon Jari (20). Ze wonen op Ameland en zijn vrijwilliger bij de Koninklijke Nederlandse Reddings Maatschappij (KNRM).

Meestal worden ze opgeroepen voor scheepjes met „domme pech”. Geen brandstof. Afgebroken stuur. Touw in schroef. Zo’n bootje dobbert stuurloos rond en de vrijwilligers begeleiden het naar de kant. Maar zo’n groot schip, dat was wel uitzonderlijk. Het zijn de vrachtschepen die je als eilander vooral in de verte ziet varen – maar waar je niet vaak dichtbij komt.


Lees ook: Brand op vrachtschip boven Ameland kan lang duren

Soms weken niets

In een team van zes togen Kars Blokker en zoon erheen op de Anna Margaretha, een grote reddingsboot van de KNRM. Intussen was er contact met de kustwacht en met de kapitein van het vrachtschip. Ze hoorden dat de brand onder controle was en aan boord kon worden geblust. De Anna Margaretha werd erheen gestuurd om stand-by te liggen, begreep hij.

Kars Blokker, in het dagelijks leven ambulancemedewerker, is sinds vijf jaar vrijwilliger bij de KNRM. Met een groep van zestien Amelanders bemant hij de Anna Margaretha. De groep oefent wekelijks en kent elkaar goed. Soms zijn er een paar noodoproepen achter elkaar, dan weer weken niets en wie uitvaart is toeval. Allemaal hebben ze naast het vrijwilligerswerk andere banen – de een werkt in de transport, de ander heeft een melkveehouderij – en soms is iemand met op vakantie of heeft een klus. Aan boord is een schipper, een machinist en iemand die de communicatie doet. Kars Blokker is een van drie ‘opstappers’: hij voert bevelen uit en doet het reddingswerk. Samen met zijn zoon.

De vaartocht duurde dik een uur, „in het pikkedonker”. De situatie op het vrachtschip verslechterde, hoorden ze over de boordradio. Een reddingsboot uit Schiermonnikoog werd erbij geroepen. En helikopters, om het vuur te blussen. De spanning op de Anna Margaretha bouwde zich op. „Je bent super gefocust met elkaar. Je loopt scenario’s door. ‘Wat als… wat als…’.” De situatie veranderde telkens. In de verte zagen ze een rookpluim opdoemen en van een kustwachtvliegtuig kregen ze een infraroodscan opgestuurd van warmte in het vrachtschip. „Veel meer hittevorming dan verwacht.”

Contact gezocht met een zaklampje

Aangekomen zag Kars Blokker in het donker een torenhoog vrachtschip volledig gehuld in rook. Er was noordwestenwind en de Anna Margaretha bleef aan de kant waar de wind niet woei. De hitte was voelbaar – ook op veilige afstand. Op het middendek zocht iemand contact met een zaklampje. En samen met een bergingsschip van rederij Noordgat, dat ook net was gearriveerd, bereidden ze de reddingsoperatie voor. Lifelines om, pikhaak erbij, en de klep van het achterdek open om drenkelingen op te pikken.

Na een sein met handgebaren sprong de eerste persoon van het middendek. Kars Blokker en zijn zoon visten hem uit het water. Maar toen moesten er nóg 22. En die stonden op het bóvenste dek, dertig meter hoog. Naast elkaar op de rand. Ze hadden reddingsvesten en overlevingspakken aan.

Ze sprongen één voor één. De Anna Margaretha en de Noordgat haalden ze om de beurt met touwen en een pikhaak uit de golven, totdat na de zevende sprong een helikopter alle andere opvarenden wist mee te nemen. Eén opvarende heeft het niet overleefd, de andere 22 wel.

Dikke omhelzing

Van de drie slachtoffers die de Anna Margaretha meenam, waren er twee gewond. Ze hadden rook ingeademd en kregen een zuurstofmasker. Een dokter neergedaald van de helikopter bood hulp.

Eenmaal in veiligheid zag Kars Blokker bij de drie slachtoffers vooral blijdschap. Ze gaven de reddingswerkers een dikke omhelzing. „Normaal krijgen we ook wel een bedankje als we mensen naar de kant begeleiden, maar deze mensen waren écht blij.”

Hij had hun leven gered. Samen met zijn zoon Jari. En dat vond Kars Blokker misschien nog wel het mooiste. Dat ze samen konden handelen, zonder nadenken – „bam bam bam huppakee” – en dat zijn zoon precies wist wat te doen en perfect handelde. „Dit gaan we niet meer snel meemaken”, heeft hij tegen hem gezegd. „En dat ik trots op hem was.”