N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Zorgverzekeraars Het aantal overstappers is sinds tenminste 2006 nog niet zo groot geweest. Volgens experts zijn Nederlanders waarschijnlijk prijsbewuster geworden door de stijgende leefkosten.
Een apotheekmedewerker bekijkt de voorraad in een apotheek.
Foto Bert Maat/ANP
In 2022 zijn zo’n 1,4 miljoen Nederlanders gewisseld van zorgverzekering, ongeveer 8 procent van de verzekerden. Dat melden Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en zorgkenniscentrum Vektis op basis van een voorlopige raming. Het cijfer kan volgens hen nog oplopen tot 8,5 procent. De mobiliteit onder verzekerden is sinds tenminste 2006 niet zo groot geweest. De afgelopen tien jaar schommelde het aantal overstappers tussen de 6 en 7 procent.
Dat het aantal overstappers flink is gestegen, heeft waarschijnlijk twee hoofdoorzaken, zegt hoogleraar Marktordening in de Gezondheidszorg Marco Varkevisser (Erasmus Universiteit Rotterdam). Ten eerste is de collectiviteitskorting, waarbij groepen als collega’s gezamenlijk een verzekering konden afsluiten tegen een lager tarief, afgeschaft. Daardoor is de zorgpremie van de vele Nederlanders die die korting hadden plots met een paar procent gestegen, en zal een deel van hen zijn gaan zoeken naar lagere premies.
Kritischer kijken
Daarnaast zijn verzekerden door de aanhoudende inflatie „kritischer gaan kijken” naar hun verzekeringskosten, zegt Varkevisser. „We weten uit de afgelopen jaren dat mensen die wisselen dat vooral doen omdat ze ergens anders een lagere premie kunnen krijgen.” In de regel is dat goed, zegt de hoogleraar, want verzekeraars worden zo gedwongen scherpe premies aan te houden. Toch zou toenemende concurrentie op termijn onwenselijk kunnen worden. Als steeds meer gezonde verzekerden voor een goedkopere polis kiezen en verzekeraars zich daarom vooral op die groep richten, kan de kwaliteit van de zorg voor ongezonde Nederlanders steeds meer onder druk komen te staan.
Aad de Groot, voorzitter van de raad van bestuur van zorgverzekeraar DSW ziet nog een derde mogelijke reden voor de grootschalige overstap. Volgens hem kan het dat mensen juist door de stijgende leefkosten veeleisender worden van hun zorgpolis: ze willen zeker zijn dat ze verzekerd zijn voor de mogelijke zorgkosten die ze gaan maken. Om die reden zoeken ze een beter dekkende polis, om later plotselinge financiële klappen te drukken.
In april verwacht Vektis een uitgebreide analyse van de consumentenkeuzes in 2022 te publiceren.
Tel de tonnen steenkool. Turf het aantal containers. Weinig plekken in Nederland geven zo’n concreet beeld van de wereldeconomie als de Rotterdamse haven. Het huidige beeld is redelijk duister, aldus de halfjaarcijfers die het Havenbedrijf Rotterdam dinsdag publiceerde. De ‘huisbaas’ van de grootste haven van Europa spreekt van een zorgelijke situatie.
In de eerste maanden van 2025 heeft de Rotterdamse haven de minste goederen verwerkt in zeker vijftien jaar, blijkt uit een analyse van de halfjaarcijfers van de afgelopen jaren. Dat komt onder meer door de kwakkelende Duitse industrie en de problemen van de internationale scheepvaart op de Rode Zee.
We zijn als haven geconfronteerd met economische onzekerheden, achterblijvende investeringen en disrupties in toeleveringsketens
„De afgelopen maanden zijn we als haven geconfronteerd met economische onzekerheden, achterblijvende investeringen en disrupties in toeleveringsketens”, stelde directeur Boudewijn Siemons van het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) dinsdag.
„In deze onrustige tijden moeten we er als haven voor zorgen dat de leveringszekerheid in Europa van energie, voedsel en andere essentiële materialen geborgd blijft”, aldus Siemons. De HbR-directeur riep dinsdag de Nederlandse politiek op „om focus te houden op het verbeteren van het investeringsklimaat van de industrie”.
De prestaties van de Rotterdamse haven in het eerste halfjaar van 2025 – en de bijbehorende stand van zaken in de wereldeconomie – in zes getallen.
211 miljoen ton
De goederenoverslag in Rotterdam daalde het afgelopen halfjaar 4,1 procent naar 211 miljoen ton. Sinds 2011 lag de overslag in eerste semesters niet zo laag. Voor de totale overslag verwacht het Havenbedrijf in de tweede helft van dit jaar een licht herstel van de volumes.
-21,1procent
Net als voorgaande jaren daalde de aan- en afvoer van kolen weer flink. In het eerste halfjaar verwerkte de Rotterdamse haven 7,9 miljoen ton steenkool, ofwel ruim 21 procent minder dan in dezelfde periode in 2024. De daling was vooral het gevolg van een lagere aanvoer van cokeskolen die worden gebruikt in de hoogovens in het Ruhrgebied. De lagere staalproductie in Duitsland zag je ook terug in de afgenomen overslag van ijzererts en schroot (-12,2 procent). Het HbR houdt er rekening mee dat de industriële bedrijven in het Europese achterland niet snel zullen herstellen. Men rekent op een blijvende lagere aanvoer voor de industrie.
+2,7 procent
Het aantal containers dat de grootste haven van Europa verwerkte, steeg in het eerste halfjaar weliswaar 2,7 procent, maar die groei kwam vooral van lege exportcontainers. De overslag in gewicht daalde 1 procent.
De drukte in de afhandeling van containers houdt aan, aldus het HbR, net als in Antwerpen en nog andere havens in Noordwest-Europa. Dat komt onder meer door nieuwe vaarschema’s van de grote rederijen (Maerks en Hapag-Lloyd werken sinds kort samen en gooiden hun schema’s overhoop) en door de komst van grotere schepen. Rotterdam ontving in het eerste halfjaar van 2025 zelfs meer dan honderd containerschepen van meer dan 12.000 TEU (twenty foot equivalent unit, een standaardmaat voor zeecontainers).
Ook werkonderbrekingen in de haven, het weer en de onzekerheid voor de zeevaart op routes door de Rode Zee, het Suezkanaal en om Kaap de Goede Hoop spelen mee. Vooral de binnenvaart en het wegvervoer hebben hierdoor te kampen met langere wachttijden dan gebruikelijk, aldus het Havenbedrijf.
3,2 miljoen ton
De energietransitie uit zich in de Rotterdamse haven onder meer in de aan- en afvoer van ‘overig stukgoed’. Die steeg 3 procent naar 3,2 miljoen ton. Het betrof hier onder meer offshore windfunderingen, die windmolens op zee stevig op hun plaats houden, en stalen leidingbuizen voor het Porthos-project. Dit project – voor opvang van CO2 in het haven-industrieel complex en opslag in lege gasvelden onder de Noordzee – moet in 2026 in werking treden, meldde het Havenbedrijf dinsdag.
Lees ook
Lees ook: In het wereldwijde goederenvervoer dreigt chaos door Trumps handelsoorlog
Porthos is omstreden: milieu-organisaties vrezen risico’s zoals lekkages, de staat zou bovendien grote financiële risico’s lopen. De Raad van State oordeelde in 2023 dat Porthos mag doorgaan.
12,6 procent
In Rotterdam zag het Havenbedrijf „nog geen aantoonbaar negatief effect” van de heffingen van de VS op exportgoederen uit Europa en Azië. In andere havens zie je dat effect wel. In Antwerpen en Zeebrugge, sinds 2022 verenigd in één havenbedrijf, lijkt de handelsoorlog van president Trump zich wel te manifesteren in de halfjaarcijfers.
De containerexport naar de VS bleef stabiel, aldus de Vlaamse havens vorige week, maar de invoer van volle containers uit de VS steeg 12,6 procent in de eerste zes maanden van 2025. „Dit lijkt erop te wijzen dat Amerikaanse exporteurs anticiperen op mogelijke Europese tegenmaatregelen bij het uitblijven van een handelsakkoord tussen VS en EU”, aldus het Belgische havenbedrijf. Anders gezegd: Amerikaanse handelaren sturen snel nog goederen naar Europa voordat de EU (ook) extra heffingen gaat rekenen. Antwerpen is traditioneel een belangrijker haven voor handel met de VS dan Rotterdam, dat zich altijd meer heeft gericht op Azië.
4 of 5
Relatief nieuw in de halfjaarberichten van het Havenbedrijf Rotterdam is de aandacht voor fysieke weerbaarheid en defensie. In het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie vraagt het Nederlandse leger nadrukkelijk ruimte in Rotterdam. Defensie wil oefenen in de haven en heeft plek nodig om materieel te laden en te lossen. HbR-directeur Siemons zei begin juli in de Britse zakenkrant Financial Times dat vier of vijf keer per jaar een of meerdere schepen enkele weken aan de kade zullen liggen in Rotterdam. Het plan is daarvoor de containerterminal van Rotterdam World Gateway te gebruiken. RWG is een samenwerking van het Havenbedrijf, DP World (Dubai) en grote rederijen uit Frankrijk, Japan en Zuid-Korea.
En als het in de Rotterdamse haven te druk is omdat de strijdkrachten er oefenen, zei Siemons in de FT, wil hij graag meer samenwerken met Antwerpen. „We zien elkaar minder en minder als concurrenten.”
Schaarste en creativiteit staan aan de basis van het Punselie-stroopkoekje. Toen de Goudse Sint-Janskerk begin jaren veertig te krap bij kas zat om het hele kerkkoor van traditionele stroopwafels te voorzien, vroeg de koster of het niet goedkoper kon. Bertus Punselie, zoon van oprichter Johannes, pakte twee Goudse ruitjes, deed er een beetje stroop tussen, et voilà:Punselie’s stroopkoekje was geboren. Bertus had in de fabriek van zijn vader te veel koekjes gemaakt voor de kerk en bracht de rest naar de familie Heijn in Zaandam. Die kreeg zoveel vraag naar de koekjes, dat de Punselies er maar meer gingen maken.
‘Punselie’s stroopkoekjes’ werd een begrip in Gouda en ver daarbuiten. Het familiebedrijf, dat toentertijd allerlei verschillende koekjes maakte, ging zich louter toeleggen op het nieuwe stroopkoekje. Naast supermarkten en horeca ontwikkelde het bedrijf een innige band met luchtvaartmaatschappijen, in het bijzonder met KLM, waarvoor Punselie decennialang het koekje bij de koffie leverde.
Het bedrijf ontwikkelde een innige band met KLM, waarvoor Punselie decennialang het koekje bij de koffie leverde
40.000 koekjes per uur
Vijfenzeventig jaar na de vondst van zijn vader Bertus loopt Ron Punselie over de gracht waar de koekjes decennialang van de lopende band kwamen, zo’n 40.000 per uur. Tot een klein jaar geleden. In oktober heeft hij de fabriek in de oude binnenstad moeten sluiten, nadat een nieuwe projectontwikkelaar het huizenblok met de fabriek had overgenomen. De nieuwe eigenaar besloot negentien woningen in het complex te bouwen, waarmee hij meer huuropbrengst kan binnenhalen. „Ik vind het niet prettig om hier te komen, maar ik ben er inmiddels wel aan gewend”, zegt Punselie, staand waar een paar maanden terug nog de ovens stonden.
Foto Saskia van den Boom
De 73-jarige Punselie raakte met de sluiting van de fabriek niet alleen zijn werk, maar ook zijn huis, een verdieping boven de fabriek, kwijt. Nu bivakkeert hij even verderop in de straat in het pand dat voor de sluiting nog dienst deed als bezoekerscentrum. Alleen zwart-witfoto’s van fabrieksmedewerkers aan de wand herinneren daaraan. Verder staan er tientallen dozen, een bureau; achter een voorzetwandje een bed met een klein keukentje. En een loopband. „Ik moet wel een beetje in beweging blijven”, grapt de energieke Punselie.
Tot een jaar terug stond Punselie altijd om half zes op om de ovens aan te zetten. Hij was directeur, koekjesbakker, verkoper, manus-van-alles. Nu kan hij iets langer uitslapen en werkt hij tussen de dozen aan de crowdfunding-campagne om zijn bedrijf nieuw leven in te blazen. Hij ontwikkelde plannen voor een nieuwe productielijn, die van start gaat als hij voor uiterlijk eind september 1 miljoen euro weet op te halen. Als het startkapitaal binnen is, moet het resterende deel (8 miljoen) van een Zwitserse projectfinanciering komen – oude familiebanden van de Punselies helpen daarbij een handje.
Ik was haast de enige die de oude machines nog kon repareren
De burgemeester van Gouda, Pieter Verhoeve, bracht Punselie in contact met het sociaal werkbedrijf Promen, dat in een loods aan de rand van de stad is gevestigd. Verhoeve legt uit waarom hij hoopt dat Punselie’s koekjesbedrijf voor de stad behouden blijft: „Gouda is beroemd vanwege z’n maakindustrie, en om z’n koekjes. En de Punselie-stroopkoek was z’n tijd ver vooruit. Ik hoop dat de kracht van het koekje overwint”, aldus de burgemeester. Het koekje is geheel plantaardig en geschikt voor mensen met allerhande allergieën.
Het Punselie-koekje was dan misschien modern, de fabriek was dat niet. „Ik had al veel eerder willen verhuizen, maar dat is nooit gelukt”, vertelt Punselie. De afgelopen twintig jaar zeilde het bedrijf meermaals langs de rand van de afgrond. De aanslagen van 11 september 2001 in New York, financiële crises en daarna de coronapandemie – er waren tal van crises die de luchtvaart en daarmee het bedrijf in zwaar weer brachten. Punselie internationaliseerde het bedrijf door aan luchtvaartmaatschappijen te leveren, maar groot onderhoud in Gouda kwam door geldgebrek maar niet van de grond. „Ik was haast de enige die de oude machines nog kon repareren”, zegt hij.
Met een crowdfundactie hoopt Punselie een nieuwe start te kunnen maken aan de rand van de stad.
Foto Saskia van den Boom
Moderniseringen
Nadat hij de deuren moest sluiten, nam hij de gelegenheid te baat om toch de lang uitgestelde moderniseringen door te voeren. „In de nieuwe fabriek zijn we volledig elektrisch, werken we met robots en is alles gestroomlijnd”, zegt Punselie terwijl hij ontwerptekeningen laat zien op de nieuwe locatie. Een grote hal met belendend magazijn moet het decor van het volgende hoofdstuk worden in de 152-jarige geschiedenis van het bedrijf.
Sociaal werkbedrijf Promen ziet de koekjesfabriek graag komen. Arian Linge werkte de afgelopen maanden samen met Punselie aan het speciale plan voor de sociale werkplaats, waar straks zo’n vijftien mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt moeten kunnen meedraaien. Vijf mensen in de productie, maar ook in het magazijn, de technische dienst en de administratie zijn handjes nodig.
Foto Saskia van den Boom
Bij Promen doen werknemers nu vooral inpakwerkzaamheden, slechts het laatste stapje van de productieketen. Maar als de sociale werkplaats straks de koekjesfabriek huisvest, gaan mensen het hele product maken. „Het is hartstikke mooi dat de mensen het proces van begin- tot eindproduct meemaken. En het biedt mogelijkheden mensen op te leiden en te laten uitstromen naar ander werk”, aldus Linge, die zich al verheugt op de koekjesgeur in de werkplaats.
Voor Punselie is er ook nog een prettige persoonlijke bijkomstigheid: hij kan straks voor 2 euro een warme maaltijd mee naar huis nemen, bereid in de kantine voor het Promen-personeel. „Dat is alleen voor de medewerkers hoor”, zegt Linge. „O ja, maar straks ben ik gelukkig medewerker”, grapt Punselie. Hij zal de productielijn bouwen en contact met leveranciers onderhouden, maar laat daarna het grootste deel van de werkzaamheden aan Linge en andere mensen van Promen.
Stewardessen zamelden geld in, toen ze hoorden dat Punselie zijn huis had moeten verlaten
Lange rijen Gouwenaars
De Goudse gemeenschap wil dat de koekjes terugkomen, zoveel is duidelijk voor Punselie. Vlak voor de sluiting stonden er lange rijen Gouwenaars voor de fabriek om een rondleiding te krijgen en voorlopig een laatste voorraad koekjes mee te nemen. Ook het KLM-personeel, met wie Punselie nog altijd goed contact heeft, stak hem een hart onder de riem. Stewardessen zamelden geld in toen ze hoorden dat Punselie zijn huis had moeten verlaten. Aan solidariteit geen gebrek, nu is het voor Punselie te hopen dat dat sentiment zich ook financieel vertaalt.
De teller staat inmiddels op ruim 150.000 euro, bijeengebracht door tweeduizend Punselie-vrienden. Vooralsnog zijn dat vooral mensen uit de regio die willen investeren in de doorstart van ‘hun’ koekjesbedrijf. Punselie zoekt nu de media op om de rest van Nederland te bereiken. Als hij de miljoen niet haalt, krijgt iedereen z’n geld terug. En Punselie zelf? „Dan heb ik er vrede mee.” Maar hij gaat er alles aan doen om het niet zo ver te laten komen. Het bedrijf dat zijn opa startte wil hij niet zomaar sluiten. Een nieuwe locatie, in de sociale werkplaats, zou de kroon op zijn werk zijn. „En dan kom ik daar lekker koffie drinken, met een Punselie-koekje erbij.”
„Ik vind het niet prettig om hier te komen, maar ik ben er inmiddels wel aan gewend”, zegt Punselie, staand waar een paar maanden terug nog de ovens stonden.
Een vrouw werkt als verkoper in een winkel met cosmeticaproducten op Schiphol. Zij valt in september 2019 uit door gezondheidsklachten.
Ruim drie jaar later heeft de vrouw nog steeds last van problemen met haar energiehuishouding, prikkelverwerking en cognitieve functies. De vraag is of zij recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Uitkeringsinstantie UWV besluit dat de vrouw niet kan terugkeren in haar oude functie, maar nog wel als huishoudelijk medewerker aan de slag kan, of als productiemedewerker in de metaal- en elektro-industrie. Daarmee zal ze bijna 29 procent minder verdienen dan haar oude loon. Omdat de vrouw minder dan 35 procent arbeidsongeschikt is – het minimum om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen – weigert het UWV haar aanvraag.
De vrouw gaat in bezwaar. De verzekeringsarts bij het UWV zou haar klachten hebben onderschat. Maar de ‘verzekeringsarts bezwaar en beroep’ bij het UWV bevestigt het oordeel van de vorige arts.
De uitspraak: UWV moet opnieuw beslissen
In de beroepsprocedure wijst de rechtbank een deskundige aan. De rechtbankdeskundige, in dit geval een revalidatiearts, stelt vast dat het klachtenpatroon van de vrouw direct te maken heeft met een traumatisch incident in een bus. In het rapport legt de rechtbankdeskundige een verband tussen PTSS, chronische pijn en de klachten van de vrouw en concludeert: de vrouw kan niet het werk doen waartoe het UWV haar in staat acht.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep is het daar niet mee eens. De rechtbankdeskundige had moeten afgaan op objectieve gegevens, niet op hoe de vrouw haar klachten ervaart.
Dat tekent het ‘klassieke dilemma’ in veel WIA-zaken, overweegt de rechtbank: als medische bevindingen niet op harde objectieve gegevens berusten, zoals bijvoorbeeld bloedonderzoek, röntgenfoto’s of scans, leidt dat steeds tot dezelfde discussie. Al tientallen jaren is dat te zien bij aandoeningen als ME/CVS (extreme moeheid), fibromyalgie (chronische pijn) en meer recentelijk bij post-covid.
De conclusie van de verzekeringsarts dat de rechtbankdeskundige te veel is uitgegaan van de door de vrouw ervaren beperkingen is te kort door de bocht, oordeelt de rechtbank. Een klacht als moeheid of pijn is niet te objectiveren, het gaat erom of een klacht aannemelijk en plausibel is, oordeelde de Centrale Raad van Beroep vorig jaar over een geval van post-covid. De Raad gaf daarbij wat handvatten. Volgens de rechtbank heeft het UWV daar in deze vergelijkbare casus geen aandacht voor gehad. Het UWV moet daarom een nieuw besluit nemen.
Commentaar
Verzekeringsarts en jurist Jim Faas, eerder werkzaam voor het UWV, ziet in de praktijk grote verschillen in de beoordeling van aandoeningen die moeilijker te objectiveren zijn en pleit al jaren voor een meer uniforme beoordeling bij het UWV. Faas: „Het is altijd afwachten wat de verzekeringsarts op papier zet en welke conclusies deze trekt. Dat blijkt pas als het rapport definitief is. Als je het daar niet mee eens bent, kun je alleen nog in bezwaar en (hoger) beroep, maar dan staat het al zwart op wit.”
Matthijs Rutten, advocaat sociale zekerheidsrecht bij Zumpolle Advocaten: „Waar we al jaren tegenaan lopen bij de WIA is dat de rechter, die geen medische achtergrond heeft, meestal van het oordeel van de verzekeringsarts van het UWV uitgaat.” Volgens de advocaat schakelt de rechtbank betrekkelijk zelden een eigen deskundige in, behalve als er aanleiding is voor twijfel. Rutten: „Dat lukt meestal alleen als de burger een eigen deskundige inschakelt die een ander licht op de zaak werpt. Maar zo’n verzekeringsgeneeskundig onderzoek kost minimaal duizenden euro’s, zonder enige zekerheid over de uitkomst. De meeste mensen laten het er dus bij zitten.”
De uitspraak in deze zaak juicht Rutten toe: „De rechter twijfelde en wees een eigen deskundige aan. Dat resulteerde in een nieuwe benadering van de beoordeling van klachten als pijn en vermoeidheid. Dat bevestigt de meerwaarde van een rechtbankdeskundige.”
Vorige week deed de Centrale Raad van Beroep een tussenuitspraak in drie zaken over ME/CVS (extreme moeheid) waaruit volgde dat het UWV een nieuwe beoordeling moet maken; het UWV had onvoldoende rekening gehouden met beperkingen door deze aandoening. Anders aan deze zaak is dat de rechtbank, in lijn met de Centrale Raad van Beroep vorig jaar, expliciet oordeelt dat klachten als pijn en vermoeidheid aannemelijk en plausibel moeten zijn, in plaats van objectiveerbaar.
Faas is positief over de recente ontwikkelingen in de rechtspraak, al vindt hij het pijnlijk dat verzekeringsartsen niet uit zichzelf met oplossingen komen, bijvoorbeeld door voorbeeldcasuïstiek en sterk verouderde richtlijnen voor de beroepsgroep te actualiseren. Faas: „Nu moet de rechtspraak de oplossingen in feite afdwingen, maar als beroepsgroep zou ik liever zien dat we zelf het heft in handen nemen.”
Uitspraak Rechtbank Amsterdam, 11 juni 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:3977
Olivia den Hollander is verbonden aan The Investigative Desk, een groep gespecialiseerde onderzoeksjournalisten.