De rechtspraak is zeer ontstemd over het nieuwe beleid van het Openbaar Ministerie om veel meer strafzaken zelfstandig, buiten de strafrechter om, af te wikkelen. „Het komt erop neer dat bij bepaalde veelvoorkomende delicten zoals diefstal in feite de gevangenisstraf wordt afgeschaft”, stelt Henk Naves, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak tegen NRC. „Dit gaat de rol van het OM te boven.”
Via een strafbeschikking kan het OM sinds 2008 verdachten van misdrijven met een strafmaximum van zes jaar cel buiten de rechter om een taakstraf of geldboete opleggen. NRConthulde maandag dat de OM-top een interne instructie heeft uitgevaardigd om het gebruik van de strafbeschikking te „maximaliseren”. De strafbeschikking moet de komende jaren dé standaard worden voor het bestraffen van een reeks misdrijven. Dit nieuwe beleid is per 1 februari in alle stilte van kracht gegaan voor verdachten van diefstal, oplichting en enkele andere vermogensdelicten.
Rechter kent meer mogelijkheden
Volgens de interne instructie mag een officier van justitie zaken zoals diefstal alleen nog in hoge uitzondering aan de rechter voorleggen. Naves maakt zich daarover grote zorgen. De rechter heeft namelijk veel meer mogelijkheden om adequaat te straffen. „De rechter legt in dit soort zaken geregeld een gevangenisstraf op, vooral in het geval van recidive, wanneer een taakstraf en geldboete maatschappelijk gezien niet meer volstaan.” Dat geldt ook voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf die bijvoorbeeld kan worden gekoppeld aan een contactverbod met het slachtoffer.
Het OM wil dat strafbeschikkingen de norm worden bij vrijwel alle delicten waar een celstraf van maximaal zes jaar op staat. Afgaand op de cijfers van 2024, betekent dit volgens Naves dat in zo’n 70.000 strafzaken „in principe door de rechter geen gevangenisstraf meer kan worden opgelegd”. Dit gebeurt om de rechtspraak te ontlasten en cellentekorten tegen te gaan.
De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak wijst bovendien op het gevolg dat het strafbeschikkingstraject niet openbaar is en dus ook niet gevolgd kan worden door de media, die in het kader van die openbaarheid een maatschappelijke functie hebben. „Juist in het strafrecht, waar de ‘machtige overheid’ via het OM mensen beschuldigt van misdrijven, is het van het grootste belang dat deze controle wél kan plaatsvinden.” Hij vreest dat dit OM-beleid het vertrouwen van de samenleving in de rechtsstaat aantast.
Het debat over straftoemeting moet breed, maatschappelijk en ook politiek gevoerd worden, waarbij ook de rechter een belangrijke rol heeft
Volgens Naves, die „na aandringen” slechts informeel op de hoogte van de koerswijziging was gesteld, wijzigt het OM het straftoemetingsbeleid in Nederland. „Het debat over straftoemeting moet breed, maatschappelijk en ook politiek gevoerd worden, waarbij ook de rechter een belangrijke rol heeft.”
Lees ook
Ook PVV-staatssecretaris Coenradie loopt vast op het personeelstekort in gevangenissen. Nog vaker meer mensen in een cel dan maar?
Tweede Kamer
NSC-fractievoorzitter Pieter Omtzigt eiste dinsdag in de Tweede Kamer opheldering van Justitie-minister David van Weel (VVD) over de nieuwe koers en wijze waarop die tot stand is gekomen. Volgens Omtzigt betekent dit beleid dat zaken van „veelplegers, criminele asielzoekers, mensen die illegaal zijn, mensen die eenvoudige mishandeling begaan hebben, vandalen, mensen met kinderporno, bezit van harddrugs en diefstal in principe via een strafbeschikking afgehandeld worden en niet meer via de rechter.” Omtzigt wees erop dat de strafbeschikkingsroute weliswaar wenselijk kan worden gevonden omdat gevangenissen vol zitten, maar dat het instrument grote bezwaren kent. „De terechtzitting is niet openbaar, het vonnis is niet openbaar, er kan geen gevangenisstraf opgelegd worden en de rechten van verdachten zijn niet goed gewaarborgd.”
Zijn verzoek om voor april een plenair debat met Van Weel te voeren kon rekenen op steun van een Kamermeerderheid van BBB, GroenLinks-PvdA, D66, CDA, SGP, FVD, Denk en SP. Coalitiepartij VVD steunde de aanvraag voor het debat met de eigen minister niet. De PVV was afwezig.
De OM-strafbeschikking zou een uitzondering moeten zijn maar wordt nu de norm
Minister Van Weel laat desgevraagd weten dat het nieuwe OM-beleid ervoor zorgt dat criminaliteit sneller kan worden aangepakt. „Ik steun het doel om doorlooptijden van strafzaken te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken.”
Kamerlid Michiel van Nispen (SP) meldt verbaasd te zijn dat een regering die aankondigde strenger te willen straffen nu het tegenovergestelde gaat doen: fraudeurs laten wegkomen met boetes. „Dit lijkt puur uit nood geboren, door de grote tekorten in de hele strafrechtketen en in het gevangeniswezen. Straffen moeten individueel maatwerk zijn en behoren door rechters opgelegd te worden. De OM-strafbeschikking zou een uitzondering moeten zijn maar wordt nu de norm.”
Binnen het OM is die discussie volop gaande. De net benoemde hoofdofficier van justitie van Rotterdam Rutger Jeuken stelt desgevraagd blij te zijn met de nieuwe aanpak. „Beter lik op stuk met een strafbeschikking dan twee jaar wachten op een zitting bij de rechter.”
Onder officieren van justitie is ook veel kritiek te horen op het besluit veel meer zaken zelf af te wikkelen. „Deze aanpak is doorgeslagen”, zegt een ervaren aanklager. De rechtspraak is volgens hem gediend met openbare strafzaken. Een andere collega voorziet „grote chaos” bij de uitvoering van en controle op alle extra taakstraffen en de betaling van geldboetes. Net als de meeste aanklagers willen zij alleen anoniem reageren uit angst voor repercussies.
Het opleggen van strafbeschikkingen aan veelplegers en asielzoekers gaat vrijwel zeker leiden tot ‘mislukte executies’: straffen die niet gevolgd worden, voorspelt een andere officier van justitie. „Ze gaan nooit betalen of een taakstraf uitvoeren.” Dat is problematisch, want wie een strafbeschikking niet uitvoert hoeft – in tegenstelling tot als een rechter straft – niet met vervangende hechtenis de cel in. „Als de executie mislukt, heb je alles voor niets gedaan. Feitelijk zou het dan transparanter en duidelijker zijn als je zou zeggen dat de politie gewoon helemaal niet meer moet komen voor dit soort feiten: nu maken die een heel proces-verbaal, dat kost veel tijd, en leidt dan dus uiteindelijk tot een mislukte executie.”
Hier ongeveer komt de eerste van de rij, zegt Paula Castien op één kilometer van haar huis langs een kaarsrecht weggetje door het Reichswald. Elf windmolens met een tiphoogte – ashoogte plus rotorblad – van 266 meter. „Ik kan me er nog steeds niet echt goed een voorstelling van maken”, zegt ze. Omroep Gelderland noemde ze formaatje Eiffeltoren en dat is maar zo’n vijftig meter overdreven.
Castien runt een bed and breakfast met zicht op het uitgestrekte Reichswald achter Groesbeek. Tachtig jaar geleden werd hier zwaar gevochten tijdens het Rijn-offensief. Beschermde natuur is het glooiende gebied, vijfduizend hectare aan overwegend beuken, nooit geworden. Weldra staan er windmolens in het woud. Bezien vanuit de Duitsers staan die ingetekend aan de verre kant van het bos, maar voor de Nederlandse dorpen aan de grens komen ze akelig dichtbij. „Het is wrang dat wij er zo dicht op zitten maar geen stem hebben”, zegt wethouder Erik Weijers (Kernachtig Groesbeek) van de gemeente Berg en Dal. „Hoezo één Europa?”
Duitsland leunt voor een derde van zijn energiebehoefte op wind, nadat kernenergie grotendeels in de ban is gedaan. Bondskanselierskandidaat Friedrich Merz van CDU/CSU, koploper in de peiling voor de Bondsdag-verkiezingen zondag, wil nog meemaken dat windmolens weer afgebroken worden. Hij noemt wind een „overgangsenergiebron”, op weg naar zijn gedroomde toekomst met kernfusie. Het rechts-radicale AfD, nummer twee in de peiling, wil molens nu al afbreken.
Concreet heeft Merz met hulp van de Groenen er in verkiezingstijd een wet doorheen gejaagd om de „wildgroei” aan windmolens te stoppen. Projecten buiten zogeheten voorrangszones worden geschrapt als de lokale overheid er vanaf wil. Tot ergernis van de SPD, die van geen afremmen wil weten. De sociaaldemocraten doopten de wet ‘Lex Sauerland’, omdat Merz vooral de achterban in zijn kiesdistrict Hochsauerlandkreis zou behagen.
Tegenwind
Berg en Dal heeft er weinig aan. Laten nu net die elf reuzenmolens gewenst zijn door de omliggende Duitse gemeentes én ingetekend zijn in zo’n voorrangszone. ‘Lex Sauerland’ werkt „eerder in ons nadeel”, zegt Castien, „want deze plek gaan ze sowieso vol willen bouwen.”
Acht jaar geleden lag er ook al een plan, dat toen niet doorging vanwege de impact op de natuur. Afgelopen juni werd bekend dat projectontwikkelaar ABO Energy oude plannen weer door de Duitse besluitvorming loodst. De actievoerders van toen, onder wie Castien, bliezen de groep Tegenwind Reichswald direct nieuw leven in. „Dus ja, hele zomervakantie naar de knoppen.” Het verschil is dat de vergunningsprocedure nu versoepeld is dankzij de EU Noodverordening Hernieuwbare Energie uit 2022. De impact van windturbines op de natuur wordt tijdelijk minder streng beoordeeld.
Lees ook
‘Ik ben bang voor het geluid. Ik ben bang voor de slagschaduw’
Noordrijn-Westfalen „macht Tempo”, staat er op de site. De deelstaat die grenst aan Overijssel, Gelderland en Limburg is even groot en dichtbevolkt als Nederland maar heeft anderhalf keer zoveel windmolens: 4.000 om zo’n 2.500. Die versoepeling loopt halverwege 2025 af: bij verschillende projecten is dus haast geboden. In maart valt vermoedelijk de beslissing in Düsseldorf, waar het regionale bestuursorgaan zetelt, de Bezirksregierung. Castiens vrees is dat als die eerste elf komen, meerdere molens volgen. „Het gebied is dan toch al vorbelastet, zo noemen ze dat.”
Acht jaar geleden ging een plan voor windenergie niet door vanwege de impact op de natuur
Voor veel inwoners van de gemeente Berg en Dal zijn de molens nog een ver-van-mijn-bed-show, zegt wethouder Weijers. „Maar als ze er eenmaal staan zul je er nergens meer aan ontkomen.” Het gaat hem niet alleen om de esthetische afbreuk die het plaatselijke toerisme raakt. „We hadden hier onlangs nog tweeduizend ooievaars die op weg naar de trek naar het zuiden hier neerstreken.” Dat ziet hij niet meer gebeuren. Het weggetje waarlangs de molens komen zal tot een brede asfaltweg moeten worden uitgebreid voor het bouwverkeer. „En elke molen kost een hectare bosgrond, voor die enorme cementbak eronder”, zegt Weijers.
Op een landkaart wijst Paula Castien aan waar de windmolens komen te staan.Foto Merlin Daleman
‘CDU-frame’
Bijna waren de windmolens afgelopen december afgeschoten toen er over het Reichswald een referendum gehouden werd. Omdat Noordrijn-Westfalen, naast de Eifel, een tweede gebied tot ‘Nationalpark’ wilde bestempelen, waren vijf gebieden in de deelstaat aangemerkt als kanshebber. Maar overal stemden gemeenteraden tegen. Rond het Reichswald dwongen inwoners nog wel een referendum af, maar 52 procent bleek daarin tegen een status ‘Nationalpark’. Weijers zegt dat de plaatselijke CDU een „frame” heeft bepaald over deels ingebeelde beperkingen van zo’n beschermd natuurgebied. Daar was niet tegen op te flyeren vanuit Berg en Dal.
Het is wrang dat wij er zo dicht op zitten, maar geen stem hebben
Aan de Duitse kant komt de zestiger Marcel Fischer uit het Reichswald gewandeld met zijn hond. Hij is Nederlander, maar mocht als Duits ingezetene wel stemmen. „Tegen”, zegt hij. Waarom? „Ik wil dat mijn hond hier gewoon los kan lopen. Heel simpel.” De windmolenkwestie kent hij niet. Vervelend voor de Groesbekers, zegt hij „Maar daar steken ze altijd heel veel vuurwerk af, daar heeft mijn hond last van.”
In het dorp Frasselt barst een groenbeheerder in oranje overall in lachen uit. „Hoezo bemoeien jullie je met ons Reichswald? Als er vanuit Nijmegen stinkrook onze kant op komt, hoor je ons toch ook niet?” Twee centrales die daarvoor verantwoordelijk waren, zijn niet langer in bedrijf.
Volgens Tegenwind Reichswald hebben ruim duizend partijen en particulieren een zienswijze ingediend tegen alle windmolenplannen in het Regionalplan Düsseldorf. Ook de provincie Limburg, die zich op aandringen van Tegenwind Reichswald in de kwestie heeft gemengd.
De hoop van Castien en haar medestanders is dat vertraging wordt afgedwongen. En dat daarmee de beslissing over het eind van het versoepelde vergunningstraject wordt getild, medio 2025. „Strohalmen”, zijn het volgens Castien. „Maar ik strijd nu ook om het proces van accepteren eerder in te kunnen gaan.”
Lees ook
Utrechtse gemeenten weigerden windmolens, nu legt de provincie ze op
<strong>Paula Castien</strong> in de achtertuin van de door haar gerunde bed and breakfast. Op de achtergrond het Reichswald, waar elf windmolens moeten komen.Foto Merlin Daleman<strong>Een protestbord</strong> tegen de windturbines in het Duitse Reichswald, vlak over de grens bij Groesbeek.Foto Merlin Daleman
Woedend zijn ze, de regisseurs, cameramensen, journalisten, researchers en andere medewerkers van de VPRO die 6 januari 2025 de grootste vergaderzaal van het omroepgebouw in Hilversum binnenlopen. Bijna zeventig van hen zitten rond drie uur klaar – in de zaal en op scherm – om te praten over het besluit van de hoofdredactie. Die zette enkele weken eerder zonder overleg het informatieve programma Tegenlicht stop. Hoe kón ze dat doen?
Dan gaat de glazen deur open. Tot hun verbazing stapt hoofdredacteur Sarah Sylbing binnen. Goed dat jullie er zijn, zegt ze. Iedereen moet weten dat ze het programma niet zomaar ten val bracht. Ook háár viel het zwaar. „Ik hoop niet dat ik ooit nog zo’n moeilijke beslissing hoef te nemen.” Ze wenst hun succes. Dan vertrekt ze.
Het onverwachte bezoek van Sylbing leidt tot irritatie bij een aanzienlijk deel van de aanwezigen. Alsof de bijeenkomst om háár draait, in plaats van om Tegenlicht en hun eigen, ongewisse toekomst. Als de vergadering eenmaal begint, blijkt de bestuurssecretaris nog in de zaal te zitten. Zij wordt weggestuurd.
Sylbing móét de beslissing over Tegenlicht terugdraaien, vindt iedereen in de zaal. Het is een van de langstlopende programma’s van de VPRO, onderscheidend, en het telt een groep trouwe volgers, die de medewerkers kennen van meet-ups in het land. Hoe wil hun omroep sterk staan in alles wat er op hen afkomt, zónder Tegenlicht?
De VPRO-medewerkers ervaren door de gang van zaken „een gevoel van onveiligheid”, laten ze de hoofdredactie erna per mail weten. Als zelfs Tegenlicht zomaar kan worden geschrapt, kan dat al hun programma’s overkomen.
Villa Achterwerk
Van Jiskefet tot Van Kooten en De Bie, van Zomergasten tot Nooit Meer Slapen. De Avondshow met Arjen Lubach en de serie Meisjes van de Goede Herder. De muziek van 3voor12, Waskracht, de onderzoeken van Argos, de befaamde reisseries. En dan nog kinderprogramma’s als Theo en Thea, Villa Achterwerk en De Proefkeuken.
Het zijn iconische VPRO-programma’s. Ze zijn niet per se voor een groot publiek gemaakt, daar zijn andere omroepen voor. Bij de VPRO is succes een bijkomstigheid. Eigenzinnig, creatief en dwars, dat zijn ze. Met alle ruimte om te experimenteren en te kiezen voor het mooiste. We zijn een mákersomroep, zeggen medewerkers. Er spreekt trots uit.
De VPRO is een familie, een club. Ze zijn met ruim driehonderd medewerkers. Iedereen kent elkaar, velen werken er al decennia. Er zijn vriendschappen en verhoudingen ontstaan. De laatste jaren kwamen er ook veel jongeren werken. Dertigers en veertigers daarentegen zijn er amper. Net als medewerkers met een migratie-achtergrond.
Hoe vergaat het die omroep als de ruimte voor makers krimpt onder druk van de tijdgeest en bezuinigingen?
NRC sprak de afgelopen maanden met ruim veertig medewerkers van de VPRO en meerdere oud-medewerkers en direct betrokkenen in Hilversum. Uit die gesprekken en uit tientallen mails, interne verslagen en mededelingen, appjes, geluidsopnames en tot slot een drie uur durend interview met hoofdredacteur Sylbing ter wederhoor, vormt zich het beeld van een omroep in crisis.
De VPRO maakt onderscheidende programma’s en wint daar vrijwel alle denkbare prijzen mee. Nog altijd. Maar de omroep is ook log en zoekende. Makers wantrouwen de hoofdredacteur, vinden haar zakelijk. Sarah Sylbing ziet een behoudende groep oudgedienden die nog altijd denkt in een Frans vakantiehuis onbeperkt op plannen te kunnen broeden. Zij wil door, adviesbureaus staan haar bij.
In een tijd dat omroepen zich opmaken voor de grootste bezuinigingen ooit, is de VPRO vooral druk met zichzelf.
Foto Giel Bonte, bewerking NRC
Reclamespot
Janine Abbring, eindredacteur van de shows van Arjen Lubach en presentatrice van meerdere edities van Zomergasten, verschijnt in januari 2024 in een spotje van vermogensbeheerder Brand New Day. Sylbing en een mede-hoofdredacteur spreken Abbring toe, in het bijzijn van Lubach en producent Pieter Klok, op het kantoor van Lubach op het Mediapark. Een journalist die reclame maakt, dat vinden ze onzuiver. En waarom heeft ze het niet vooraf verteld? Abbring zegt dat de VPRO zelf haar toelage voor exclusiviteit stopzette. Haar contract met de omroep laat het gewoon toe. Misschien had ze het beter even kunnen zeggen, ja.
‘Hoe snel je over de telefoon gedumpt kan worden door een omroep’, schrijft Janine Abbring
Het gesprek duurt een half uur. De zaak wordt netjes opgelost, lijkt het. Een korte, formele persverklaring van de omroep en een van Abbring zelf. Maar intern blijft het broeien.
Op 26 januari stuurt Abbring een mailtje naar haar collega’s van Wintergasten, het winterse equivalent van Zomergasten met internationale gasten. Ze is aan de kant gezet, schrijft ze. „Sarah heeft me net per telefoontje laten weten dat de VPRO me van Wintergasten haalt vanwege mijn deelname aan de reclame van Brand New Day.” Abbring komt niet naar een overleg die dag. „Of we moeten er een afscheidsetentje van maken (vind ik ook goed)”. Ze is „lamgeslagen”, schrijft Abbring. „Hoe snel en makkelijk je over de telefoon gedumpt kan worden door een omroep”.
De klap galmt na bij het hechte Lubach-team, van wie Abbring de spil is. En alle insiders weten: het contract voor een nieuw seizoen Lubach is nog niet getekend. De kwestie zal toch geen roet in het eten gooien?
Niet lang daarna verdwijnt Wintergasten helemaal van de buis. De NPO – het sturings- en samenwerkingsorgaan van het Nederlandse publieke omroepbestel – wil geen geld en zendtijd meer aan het programma besteden. Het werd matig bekeken, ook online. De VPRO had hun bovendien een vaste presentator beloofd, spraakmakende gasten en één uitzending meer dan het daadwerkelijk maakte. Toch maakte de omroep het volledige budget op. De VPRO op zijn beurt vindt het onbegrijpelijk dat zo’n mooi podium voor internationale denkers en creatievelingen verdwijnt.
Het illustreert het cultuurverschil tussen omroep en NPO.
Informatief programma ‘Tegenlicht’ stopt, tot woede van de VPRO-medewerkers. Arjen Lubach vertrok na tien jaar VPRO naar RTL.De serie ‘Waar is Sarah?’ kreeg de prijs voor de beste podcast van 2024.Talkshow ‘Nadia’ met Nadia Moussaid werd geschrapt.
Van de dertien omroepen in Hilversum heeft de VPRO het misschien wel het moeilijkst. De omroep komt met originele programma’s als Yous en Yay in het Wild, waarin artiesten Yousef Gnaoui (Sef) en Pepijn Lanen (Jeugd van Tegenwoordig) collega’s vragen wat hen inspireert. Of met De Afro-Europeaan, een reisserie waarin presentator Ikenna Azuike in Afrikaanse gemeenschappen in Europese landen zoekt naar zijn eigen, zwarte identiteit. „Geef ons geld en vertrouwen, dan maken we iets moois”, was lang de belofte van de VPRO in gesprek met de NPO.
Die tijd is veranderd.
Onder invloed van streamingsdiensten als Netflix zet de NPO sinds enkele jaren in op hoogwaardige series, kijkcijferhits en bekende formats, zeker op primetime. In die categorie heeft de VPRO alleen Lubach te bieden, en eventueel een reisserie.
Daarbij kreeg de NPO meer en meer over de omroepen te zeggen. De organisatie gaat over budgetten en zendtijd en daarmee, meer dan de omroepen lief is, over de inhoud van programma’s. Het beperkt de bewegingsvrijheid van de VPRO.
En daarmee die van de makers.
Valentijnsdag
„Liefste VPRO.” De avond voor Valentijnsdag in 2024 schuifelt een medewerker door het verlaten omroepgebouw en laat op alle bureaus een liefdesbrief achter. Die is gericht aan de leiding van de omroep – drie kantjes, handgeschreven, in de verleden tijd. Er zit een rouwrand omheen. „Ik bewonderde je omdat je je staande hield in een wereld die steeds meer om efficiency ging draaien”, schrijft de anonieme afzender. Ooit hadden ze met z’n allen genoeg in huis om niet te hoeven leunen „op hulpverleners en coaches”.
„Hoe glamorous en bohemien je je soms gedroeg, zonder een spender te zijn.”
Dan wisselt de toon. „Maar nu? Ik herken je niet meer.”
We zijn uit elkaar gegroeid, staat in de liefdesbrief aan de VPRO-top, maar: „Ik wil ons niet opgeven.”
De anonieme medewerker heeft kritiek op de „aansturing van bovenaf”, de „externe professionals” die de omroep inhuurt, „de managementtaal”. We zijn uit elkaar gegroeid, staat er, maar: „Ik wil ons niet opgeven.”
Sarah Sylbing beantwoordt de brief. Ze werd eind 2021 zonder noemenswaardige leidinggevende ervaring hoofdredacteur, in een driekoppige hoofdredactie. Eindelijk weer een maker in de leiding, zeiden medewerkers tegen elkaar. En wat voor een. De documentairemaakster maakte de gelauwerde series Schuldig, over mensen in armoede, en Klassen, over kansenongelijkheid in het onderwijs. Vanaf november 2024 is ze de enige hoofdredacteur.
Liefdesbrief die een medewerker op de avond voor Valentijnsdag 2024 op alle bureaus achterlaat, gericht aan de leiding van de VPRO.
Ze stuurt als ‘VPRO’ een liefdesbrief terug aan alle medewerkers. „Lieverd!”, schrijft ze. „We zijn inderdaad zoekende. Waar staan we voor, wie zijn we en waar gaan we heen?” Ze heeft er vertrouwen in, schrijft ze, om samen de weg naar „de ongewisse toekomst” te vinden. „Maar die zal hobbelig zijn, met af en toe ook een stapje terug.”
Voor Sylbing is de anonieme brief op de bureaus het zoveelste bewijs van de nostalgie die leeft onder een deel van de medewerkers. Vroeger wás alles beter, misschien. Maar de VPRO heeft weinig uitzendtijd meer en de kijk- en luistercijfers zijn gedaald. „Je zegt me niet meer te herkennen”, besluit Sylbing haar reactie. „En ik beken: ik ben misschien niet meer dezelfde als vroeger. Rebellie en vrijzinnigheid komen in 2024 in een andere verschijningsvorm dan in 1980.”
Wit en op leeftijd
Met haar collega’s in de hoofdredactie breekt Sylbing zich het hoofd over de vraag hoe ze de redactie in beweging krijgt. Minder vasthouden aan het roemrijke verleden. Minder focus op tv en meer op online producties. Meer duidelijkheid vooraf ook, over wat makers precies van plan zijn, wat het kost, wie ze willen bereiken en hoe ze dat willen doen.
Geopolitiek vindt ze in deze tijd het belangrijkste thema. Juist nu het rechts populisme oprukt moet de progressieve VPRO zichtbaar zijn, is de overtuiging. Zoals de omroep zich in 1967 opnieuw uitvond door de Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep om te vormen tot een anti-dogmatische en intellectuele omroep, zo moet de VPRO in deze conservatieve wereld een baken van verlichting zijn. Een omroep waar mensen bij willen horen, lid van worden. Een minder homogene club.
De organisatie worstelt, zoals alle mediabedrijven, met diversiteit. Vaste medewerkers zijn, net als de meeste leden, kijkers en luisteraars, overwegend wit en op leeftijd. De omroep probeerde daar wat aan te doen. Er kwamen meer plekken voor jongere makers, een handboek voor het „inclusief werven van personeel” en diversiteitscursussen voor medewerkers. Er kwam ook een quotum: in 2026 moet 16 procent van het personeel een niet-westerse achtergrond hebben.
De omroep heeft ook te maken met de NPO, waar diversiteit weinig prioriteit heeft, zal Sylbing later in het jaar zeggen in een interview met het FD. „De leiding van de NPO heeft de mond vol van meer kleur op tv. Maar als er veel geld of belangrijke tijdslots mee gemoeid zijn, durven ze niet en kiezen ze voor vertrouwd. En dat is vaak oud en wit”, zegt ze. „We proberen wel nieuwe mensen aan te dragen, maar helaas wil de NPO het vaak niet.” Haar uitspraken leiden tot grote irritatie in de top van de NPO.
De VPRO moet er zelf maar werk van maken, is de conclusie van de hoofdredactie. De omroep maakt geld vrij om de diversiteit te vergroten, vertelt Willem van Zeeland in zijn moderne appartement hoog boven het winkelhart van Utrecht. Jarenlang was hij een van de drie hoofdredacteuren, tot eind 2024. Van Zeeland: „We spraken met elkaar af: als we geld tekortkomen voor programma’s die bijdragen aan diversiteit, dan lappen we zelf bij. Ook als het duur was.”
Als voorbeeld noemt hij Mondo, het cultuurprogramma van presentator Nadia Moussaid op de zaterdagavond. Ondanks het extra geld stopte het programma na één seizoen. Ook de dagelijkse talkshow Nadia kreeg extra financiële steun, maar niet genoeg voor een dagelijkse opname. Door meerdere uitzendingen op een dag op te nemen, boette het programma in aan urgentie. Kijkers bleven weg, einde show.
Man in het Midden-Oosten
De bedoelingen zijn goed, de praktijk is moeizaam, blijkt uit gesprekken. Bij sollicitaties worden mensen met een migratie-achtergrond, of van kleur, het vaak net niet. Van de 35 eindredacteuren bij de VPRO zijn er volgens Sylbing drie van niet-westerse afkomst.
Voor regisseurs in vaste dienst van de omroep verschijnen nooit vacatures. Je moet gevraagd worden en dus telt je vriendenkring, je netwerk. Freelance-makers met een migratie-achtergrond vertellen hoe ze soms al jaren rondlopen bij de VPRO maar dat het steeds ánderen zijn die een contract aangeboden krijgen. „Je hoort er toch niet echt bij”, zegt een van hen. Hun ideeën worden moeizaam herkend als belangrijke maatschappelijke onderwerpen, zeggen ze.
Bij de documentaire De puinhopen van Irak (2020) van Sakir Khader (Zilveren Camera, Tegel, Magnum-fotograaf) volgde de erkenning achteraf. „We hadden je op primetime moeten uitzenden”, hoorde hij van de toenmalige VPRO-top.
Bij sollicitaties worden mensen met een migratie-achtergrond, of van kleur, het vaak net niet
Hij houdt van de VPRO, benadrukt Khader in een Amsterdams café. Hij veert op: „Ik bén de VPRO: humanist, belezen en ik laat verborgen werelden zien.” Niemand vroeg hem ooit in dienst te komen. „Ik heb nooit goed geweten wat ze met me wilden.” Hij liet Sylbing en haar voorgangers weten dat hij voor de VPRO ‘de man in het Midden-Oosten’ wilde worden. „Sarah zei: ‘Waarom ga je niet een keer naar Áfrika?’ Maar waarom zou ik met mijn specifieke kennis, taalbeheersing en ervaring naar Afrika gaan?”
Zijn plan voor een televisiedocumentaire over de Westelijke Jordaanoever na 7 oktober kwam er niet doorheen. Waarom werd hem niet helemaal duidelijk. Uiteindelijk wil de omroep vooral iemand die niet té uitgesproken is, denkt hij. „De VPRO wil het liefst mensen die er anders uitzien, maar hetzelfde denken als zij, bounty’s”
Foto Giel Bonte, bewerking NRC
Plannen pitchen
De VPRO heeft voor het pitchen van programma’s bij de NPO lange tijd vooral te maken met Gijs van Beuzekom, als ‘baas’ van NPO2. Hij verbaast zich volgens bronnen met regelmaat over de ideeën die de omroep lanceert: rijp, groen – alles door elkaar. Het steekt schril af bij de professionelere manier waarop andere omroepen hun plannen pitchen.
Sylbing (44) is ruim twintig jaar jonger dan Van Beuzekom en heeft een moeizamer contact met hem dan haar voorgangers. Meerdere bronnen vertellen erover. „Hij behandelt haar als een jong meisje dat op bezoek komt”, zegt een direct betrokkene. „Gijs is zeer ervaren, maar ook snel aangebrand en schiet soms uit zijn slof.” Zelf noemt Sylbing haar relatie met Van Beuzekom „goed”. Met hem kan ze over journalistiek praten, „misschien wel als enige daar”. Maar: „Misschien is hij beter met mannen dan met vrouwen.”
Het moeizame contact helpt niet om geld en zendtijd te krijgen voor de toch al moeilijk te pitchen VPRO-programma’s. Makers hebben daar last van. Voor hen is de NPO een mysterie. Ze leveren een idee aan bij de VPRO. Daar zegt een leidinggevende wat misschien beter kan. Vervolgens gaat iemand van de hoofdredactie met dat plan naar de NPO. Makers horen vaak pas maanden later dat hun plan is afgewezen door de NPO. Waarom? „Te duur”, „te niche”, „te weinig impact”, klinkt het dan.
Het gevolg is dat Sylbing voortdurend moet pendelen tussen de NPO en haar makers. Sommige makers gingen de afgelopen jaren zelf maar bij Van Beuzekom op de koffie. Een bypass – sneller en met meer kans op succes.
Beeld uit de documentaire ‘De Meisjes van de Goede Herder’.Thomas Erdbrink, maker van ‘Onze man in Teheran’ en ‘Onze man bij de Taliban’, vertrok bij de VPRO.Beeld uit Sakir Khaders ‘De puinhopen van Irak’.Beeld uit ‘Yous en Yay in het Wild’, met artiesten Yousef Gnaoui (Sef) en Pepijn Lanen (Jeugd van Tegenwoordig).
Lubach komt langs
Op maandagochtend 24 maart 2024 ziet Willem van Zeeland, dan een van de drie hoofdredacteuren van de VPRO, zijn telefoon oplichten. De producent van Lubach belt. Ze komt die middag even bij hem langs, zegt ze, „met Arjen”. Van Zeeland loopt direct naar de zakelijk leider van de omroep en zegt: „Dit zou wel eens dat gesprek kunnen zijn dat we vrezen.”
De Avondshow is het grootste en bekendste programma van de VPRO. Het heeft alles in zich wat de omroep wil zijn: progressief, vernieuwend en met een satirische blik op de wereld. Het programma weet bovendien massaal jongeren te bereiken, ook online.
En toch heeft de omroep nog altijd geen contract met Lubach voor een volgend seizoen. De NPO kan nog geen duidelijkheid verschaffen over het mogelijke aantal uitzendingen en de exacte uitzendtijden, wat vertraging opleverde. Maar bij de NPO wachtten ze juist weer op de VPRO. Die moest een gedetailleerde begroting inleveren voor het programma.
Het team van Lubach werkte zelf ook niet mee. Steeds als de NPO of de VPRO-hoofdredactie met het team wilde praten over het nieuwe contract, hoorden ze: „Geen tijd”. Of: „Arjens hoofd staat er niet naar”. Wat de VPRO niet weet, is dat de gesprekken tussen Lubach en RTL dan al in een vergevorderd stadium zijn.
Die middag zitten alle betrokkenen op de kamer van de zakelijk leider van de VPRO. Lubach en de producent vallen met de deur in huis. „We gaan weg bij de VPRO.” Over waar hij en zijn team naar toe gaan, zegt Lubach niets. Het gesprek, dat in vriendelijke sfeer verloopt, duurt een half uur. De leiding van de VPRO probeert wat het kan, maar voelt dat de beslissing is genomen. Aan tien jaar Lubach bij de VPRO komt een einde.
De populaire komiek loopt opgelucht de deur uit. Het hoge woord is eruit, al spreken de partijen op voorspraak van Lubach af het nieuws stil te houden. Wanneer hij in november zijn overstap naar RTL bekendmaakt, geeft hij één, kort interview ter toelichting. Hij schuift op Radio 1 aan bij Humberto Tan, zijn toekomstige collega bij RTL. Tan vraagt of het reclamespotje van eindredacteur Janine Abbring een rol heeft gespeeld bij zijn vertrek. „Nee,” zegt Lubach. „Nou ja, voor mij niet.”
Lubach en Abbring zijn niet de enigen die vertrekken. Eind april laat filmregisseur Roel van Broekhoven intern weten dat hij de VPRO verlaat. Hij is 73 jaar, won alle prijzen die er te winnen zijn en had nog jaren door willen gaan. Het kost hem moeite zijn plannen er bij de omroep door te krijgen, vertelt hij in een interview in NRC. „Leeftijdsdiscriminatie”, zegt hij. „Weg met de oude hap.”
Binnen de omroep is Van Broekhoven niet onomstreden. Zijn vakmanschap staat buiten kijf, zijn opvattingen zijn wat gedateerd, zeggen zijn criticasters. Julia Veldman, de jonge en net aangetreden eindredacteur van Tegenlicht, reageert op het interview met een ingezonden brief. Zij ziet bij de VPRO, „bevlogen mensen die grensverleggende producties maken en invulling geven aan wat het betekent om een omroep te zijn anno 2024.” Zij wil niet terug naar „die goede ouwe tijd, waarbij sterspelers ruim baan krijgen”. Dat is „ten koste gegaan van innovatie”.
Veldman krijgt intern bijval, ook van de hoofdredactie. Anderen herkennen zich juist in wat zij zien als een noodkreet van ‘geboren VPRO’er’ Van Broekhoven.
Bescheiden ego
Hoewel niet onverwacht, komt begin juni 2024 de dood van directeur Lennart van der Meulen hard aan bij de VPRO. Ruim een jaar eerder moest hij zijn taken neerleggen vanwege ziekte. De omroep verliest in hem meer dan een directeur. Van der Meulen was geliefd – erudiet, grappig, befaamd om zijn speeches en met een bescheiden ego – zeldzaam op het Mediapark. Interviewer en oud-VPRO’er Pieter van der Wielen: „Ik beschouwde hem altijd als the only adult in the room.”
Na het plotse overlijden van hoofdredacteur Karen de Bok (2017) verliest de VPRO opnieuw een steunpilaar. Beiden waren originele VPRO’ers met een lange staat van dienst, en tegelijk soepel genoeg om te blijven vernieuwen. Mensen met gezag, bij makers én NPO.
Om in de organisatorische leemte te voorzien, huurt de directie van de VPRO het bureau Leeuwendaal in. Tegen de gebruikelijke consultancytarieven ontwerpt dit een nieuwe „topstructuur”, zodat de omroep beter tegenwicht kan bieden aan de machtige NPO. Het maandenlange proces, dat gepaard gaat met tal van brainstormsessies en vergaderingen, leidt tot wrevel bij de makers. Tegenlicht maakte afleveringen over ‘Het einde van de manager’ en heeft een uitzending over consultants in voorbereiding. En nu bedient hun bloedeigen omroep zich ervan? In de wandelgangen wordt het bureau vanwege de kosten die oplopen naar tienduizenden euro’s spottend ‘bureau Leeuwendeel’ genoemd.
De consultants beschrijven in hun rapport wat zij zien als het kernconflict van de VPRO: de makers versus de leidinggevenden die meer controle willen over het kostbare maakproces. Dat ook Lennart van der Meulen eind 2023 nog waarschuwde voor andere tijden („De maker als god is verleden tijd”), lijken sommigen bij de VPRO alweer vergeten.
Het resultaat van alle heisessies: een verzwaring van de top. De VPRO krijgt twee directeuren, in plaats van één. En één hoofdredacteur (Sylbing) in plaats van drie, maar wel met drie adjuncten.
Critici zien de geboorte van een bestuurlijk waterhoofd. En dat in een tijd dat de vier formerende partijen (PVV, VVD, NSC en BBB) aankondigen dat er structureel 100 miljoen euro op de publieke omroep moet worden bezuinigd. Een ingreep die onherroepelijk zal leiden tot het sneuvelen van programma’s. Waarom dan geld uitgeven aan meer managers?
In Hilversum circuleren dan al plannen over ‘productiehuizen’ waarin ook de eigenzinnige VPRO zou moeten opgaan. Of het daarbij om vrijwillige samenwerking of gedwongen fusies gaat, blijft onduidelijk. De Haagse voornemens zorgen voor grote onrust op het Mediapark, zeker bij de kleine, kwetsbare VPRO.
Foto Giel Bonte, bewerking NRC
‘Tempo tempo tempo’
Eind 2024 komt de leiding van de VPRO zo in handen van mensen met hooguit enkele jaren ervaring op die positie. Een van hen is Zakia Guernina, de nieuwe algemeen directeur. Zij bekleedde eerder bestuursfuncties in het hoger onderwijs en was toezichthouder bij culturele instellingen en BNNVARA.
Guernina raakte al snel verliefd op de VPRO, vertelt ze bij een kop koffie. De vrijzinnigheid, de creativiteit, de maatschappelijke betrokkenheid; ze herkent zich er helemaal in. Dat geldt niet voor de besluiteloosheid die ze bespeurt in de organisatie. „Daarvoor zijn Sarah en ik besteld”, zegt ze. Want dat er snel iets moest gebeuren bij de VPRO in de veranderende omroepwereld, spreekt voor haar vanzelf. „Tempo, tempo, tempo.” De grootse zwakte van de omroep? „Ons gebrek aan veranderkracht.”
In het najaar valt presentatrice Margriet van der Linden in de prijzen. Hoewel de Zomergasten-reeks van dat jaar, met zes verschillende presentatoren, geen doorslaand succes was en beroerde kijkcijfers haalde, wint Van der Linden de Sonja Barend Award voor haar openhartige gesprek met advocaat Liesbeth Zegveld. Er is taart – en opluchting. Ein-de-lijk goed nieuws.
In dezelfde week wint de VPRO met het programma Dwars door de lage landen ook de Televizierring, terwijl Lubach een eredoctoraat krijgt. In november komt daar nog de prijs voor de beste podcast van 2024 bij voor de indringende serie Waar is Sarah?, over een drenkeling in de Middellandse Zee.
Het contrast tussen deze successen en wat zich intern afspeelt bij de VPRO is groot. De uittocht van VPRO-gezichten gaat door. In het kielzog van regisseur Van Broekhoven vertrekt ook Thomas Erdbrink teleurgesteld, de presentator van succesvolle reisseries als Onze man bij de Taliban. De omroep en hij verstaan elkaar niet langer, is de gemeenschappelijke conclusie. Datzelfde geldt voor Nadia Moussaid.
„Heel erg jammer”, zegt Sylbing over het aanstaande vertrek van de presentatrice. Haar verklaring? „Wij zijn gewend dat onze presentatoren iets maken, niet dat we programma’s rond een presentator moeten bouwen.”
Duivels dilemma
Op donderdag 12 december heeft Sylbing samen met een van haar nieuwe adjuncten een gesprek met Gijs van Beuzekom bij de NPO. Zij zijn al heel lang aan het lobbyen voor een nieuw geopolitiek tv-programma, Bureau Buitenland, en beginnen daar nu weer over. Van Beuzekom begint, ook niet voor het eerst, over Tegenlicht. Het programma was nooit zijn favoriet. Kostbaar, weinig kijkers. De trouwe fans van het programma, de bijeenkomsten in het land, de uitzendingen die online wél goed worden bekeken – het overtuigt hem niet. De toekomst van het programma is vanaf 2026 „ongewis”, zegt hij.
De afvaardiging van de VPRO schat direct in dat het menens is. In deze onzekere tijden wegen zijn woorden zwaar. Bovendien heeft Sylbing niet lang daarvoor een knallende ruzie gehad met de NPO over een interview waarin ze naar de organisatie uithaalde. „Onze leden vragen waarom we niet meer absurdistisch zijn”, zei ze daarin onder meer. Haar uitleg: „Vanwege de muur van onbegrip bij de NPO, die absurdisme niet herkent.”
Van Beuzekom zet het VPRO-duo voor het blok. Ze kúnnen het geopolitieke tv-programma krijgen, als ze bijvoorbeeld Tegenlicht opgeven aan het einde van 2025. Ze moeten dan wel binnen acht dagen beslissen, als de boeken voor de meerjarige planning sluiten. Het is een duivels dilemma voor Sylbing. Na ruggespraak met hoofdredactie en directie hakt ze de knoop door.
Dit tot ontsteltenis van de onwetende redactie van Tegenlicht. Door hun programma op te geven, behoudt de omroep zendtijd en budget voor Bureau Buitenland, vertelt Sylbing hen. „Spreekt hier een boekhouder?”, is het bijtende commentaar van een van de aanwezigen, zo blijkt uit een heimelijke geluidsopname van de bijeenkomst.
Boze medewerkers willen weten waarom de hoofdredactie zich onder druk heeft laten zetten door de NPO en niet heeft gevochten voor hun programma. „De VPRO heeft al het imago bij de NPO van koppig, niet meebewegen, te duur, te weinig bereik”, zegt Sylbing. „Meer zat er gewoon niet in.” Bovendien: „We beréíken ook veel minder mensen dan vroeger. Dat moet je echt niet vergeten.”
Een Tegenlicht-medewerker houdt Sylbing en de adjunct voor: „We hebben het afgelopen jaar niemand van jullie op de werkvloer gezien”. Dat erkent Sylbing.
In de dagen erna circuleert op de werkvloer een anonieme rouwadvertentie: „VPRO Tegenlicht, 2002 – 2025. Met grote ontsteltenis hebben we kennisgenomen van…”
Verzakelijking
Het omstreden besluit over Tegenlicht is zuurstof voor de breder levende onvrede binnen de omroep. De onzekerheid over hoe het verder moet met de VPRO. De verzakelijking, de adviesbureaus, de tanende invloed van de makers. „Bij een deel van de redactie is veel wantrouwen tegen mij”, zegt Sylbing terugblikkend bij een kop thee.
Het traditionele kerstontbijt op woensdag 18 december in de kantine van het omroepgebouw met een aangekondigde toespraak van de nieuwe directeur Zakia Guernina krijgt een dreigende lading. Is er soms nog meer onheil op komst?
Het is haar eerste speech voor de hele organisatie. Guernina heeft die voorbereid met de rest van de VPRO-leiding. De bedoeling is, zoals ze het later tegenover NRC verwoordt, „een koude douche”. De VPRO-familie moet weten waar ze aan toe is.
Guernina roemt Tegenlicht in haar speech, maar verdedigt de beslissing om te stoppen. „We moeten dit soort besluiten soms nemen”, zegt ze. „Sterker, als ik iets heb gehoord de afgelopen periode is dat er wordt gesnakt naar keuzes en focus.”
Dit was slechts het begin, kondigt ze aan. Ze gaan met z’n allen een fase in die „zeker pijnlijk” zal zijn voor de hele VPRO. „Helaas kunnen we niet iedereen betrekken in alle besluitvorming en kan een keuze soms als een overval voelen”, zegt ze. „Maar ik vind niet dat je kunt vragen aan jullie om over jezelf te oordelen.” Dan staat de redactie van Tegenlicht demonstratief op. Ze nemen broodjes mee en vertrekken.
In een mail aan de hele organisatie komt Sylbing eind december terug op het besluit waarover „veel is gepraat, gehuild en gescholden”. Ondanks dat de mededeling „ongeloof, woede en wantrouwen” veroorzaakte, probeert ze de moed erin te houden. „Met elkaar staan we sterk en de wereld heeft ons nodig.” Om af te sluiten namens de hele hoofdredactie met „liefs, Sarah”.
Die liefde blijkt niet geheel wederzijds. Eind januari 2025 hangt op verschillende plekken in het gebouw een variant op een Loesje-poster, in bijbehorende stijl. De tekst: „Kan een makersomroep ook zonder makers?” Daaronder, in sierlijke letters: „Sarah”.
De directie reageert getergd. „Bij de VPRO hebben we een lange traditie van kritisch denken en het verkennen van grenzen. We mogen het met elkaar oneens zijn. Het mag schuren”, schrijft Guernina in een interne mail. „Dat is een groot goed en maakt ons VPRO’ers.” Maar aan de anonimiteit van de poster, „die kan bijdragen aan een gevoel van onveiligheid”, heeft ze zich gestoord. „Daar ligt een grens. Het is intimiderend en grensoverschrijdend gedrag en daarvoor is geen enkele ruimte binnen de VPRO. We gaan ervan uit dat deze vorm een eenmalige uiting van frustratie was.”
Een paar dagen later meldt het AD dat de omroepen voor 1 april dit jaar alvast zélf programma’s moeten aandragen om in te snijden, in aanloop naar grotere bezuinigingen.
Daar gaat de personeelsbijeenkomst over, deze week op maandagochtend op de tweede verdieping van het VPRO-gebouw. Iets na tienen voert directeur Guernina het woord. Sylbing zit enigszins vooraan in de zaal. De makers krijgen te horen dat, over enige tijd, „personele gevolgen niet te vermijden zijn”.
De bioloog staat tijdens laag water aan de Oosterschelde, tilt een steen op die daar ooit is neergelegd om de oever te versterken en toont de tientallen diersoorten die eraan kleven of domweg wachten tot het weer hoog water wordt. „Dit is een groene zeedonderpad”, zegt Brendan Oonk. Hij pakt het dier op. Prachtige kleuren. Even verderop een ruigkrabje. „Die heet zo omdat hij stoppelige haartjes heeft op zijn schaarpuntjes.”
Oonk is medewerker van Anemoon, een stichting die zich inzet voor de bescherming en het behoud van mariene flora en fauna in Nederland. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte woensdag bekend dat, op basis van honderdduizenden waarnemingen van met name duikers van Anemoon, het met de flora en fauna in de Oosterschelde niet goed gaat. „De populaties van 37 kenmerkende soorten vissen en bodemdieren van de Oosterschelde zijn sinds 1994 gemiddeld met 28 procent achteruitgegaan”, schrijft het CBS.
Van een „opvallend aantal diersoorten” in het Nationaal Park Oosterschelde is de populatieomvang „veranderd”, schrijft Anemoon in een toelichting. „Sommige soorten vertonen een toename, maar vooral vissen nemen af en ook bij andere soortgroepen is een afname zichtbaar. Bij de afname kunnen meerdere factoren een rol spelen, waaronder klimaatverandering, toename van exoten, de schelpdierteelt en veranderingen in de hoeveelheid en samenstelling van het plankton. Ook het gebruik van staalslakken wordt genoemd. Zekerheden over oorzaken zijn er nog niet. Duidelijk is wel dat er het een en ander aan de hand is in onze unieke Oosterschelde.”
Penneschaft, een soort hydroïdpoliep, in de Oosterschelde. Met veel hydroïdpoliepen, waaronder de gorgelpijp en haringgraat, gaat het niet goed. Foto Marion Haarsma
Geleiwier en knotszakpijp
De groene zeedonderpad in de groene handschoenen van bioloog Oonk behoort niet tot de „kenmerkende soorten” in de Oosterschelde die een sterk dalende trend vertonen. Maar een fantastisch leven heeft de soort niet. Oonk: „Het gaat nog niet zo slecht als met de gewone zeedonderpad, maar het lijkt die trend wel achterna te gaan.” Oonk wandelt op de duikersplaats bij Wemeldinge op Zuid-Beveland, glibberend over de basaltblokken, met uitzicht op de Oosterscheldekering, waar het zeewater nog steeds heen en weer stroomt – anders dan bij veel andere dammen en keringen van de Deltawerken. Met de vissen in de Oosterschelde gaat het slecht: „Alle platvis zoals schol, bot en tong.” Meermaals noemt hij de zeenaaktslakken. „Elke soort die we tellen kent een neerwaartse trend, met in totaal 70 procent. Dat is heftig.” Bij iedere stap toont Oonk weer nieuwe soorten. Vlak geleiwier: „Een exoot.” Een Japanse knotszakpijp: „Eigenlijk niet meer dan buisje met twee openingen, door de ene opening stroomt water naar binnen en door de andere weer naar buiten.”
De mensheid heeft al vaker maatregelen genomen die later verkeerd uitpakten
De driekantige kalkkokerworm: „Daar zijn er nu heel veel van. En die halen ook veel voedsel uit het water, zoals plankton en algjes. Daardoor is er misschien minder eten over voor andere soorten.” Nader onderzoek is nodig. De gewone broodspons: „Die zien we aanzienlijk minder dan vroeger.” Een blaasjeskrab: „Een prachtig beestje, met een vliezig bolletje tussen de scharen. Misschien werkt die blaas positief bij de seksuele selectie, want alleen mannetjes hebben er een. Maar verder knetteronhandig om zo’n ding tussen je scharen te hebben zitten. Het is een Aziatische soort die zich hier heel goed heeft gevestigd. Mogelijk ten koste van de strandkrab.” Een klein wild mosseltje: „Er komen steeds minder mosselen en kreeften voor in de Oosterschelde.” De kreeftensterfte zou iets te maken kunnen hebben met het storten van staalslakken ter versterking van de dijken door Rijkswaterstaat, maar zeker is dat niet. Oonk: „Dat er giftige metalen uit stromen is zeker, maar de invloed daarvan is niet bewezen. Wel sterft het leven op de plaatsen waar de staalslakken worden gestort, daar is ook veel leefgebied door verloren gegaan.”
Over de oorzaken van de ecologische teruggang wil Anemoon niet te veel speculeren. Is het de visserij? „Daar zou je het over kunnen hebben”, zegt Oonk voorzichtig. Klimaatverandering? „Er zijn zeker soorten naar het noorden vertrokken.” Hoe dan ook zou het prettig zijn maatregelen te nemen om deze beschermde natuur te behouden. Toch?
Oonk: „Tja, ik kan wel zeggen dat als we minder mosselen kweken, er meer eten voor de andere dieren overblijft. Of dat als er geen bodemberoerende visserij meer zou zijn, dit het leven op de bodem ten goede zou komen. Of dat als we geen staalslakken meer zouden gebruiken, de kans op meer leven groter zou zijn. Maar zeker is dat allemaal niet. De mensheid heeft al vaker maatregelen genomen die later verkeerd uitpakten. Bovendien hebben mensen óók belangen, dat besef ik maar al te goed. Ik kan toch moeilijk zeggen: gooi de boel maar op slot, hier mag niemand meer komen?”