Het podium met de blauwe triomfboog zag er, ver na elf uur op het veld van het Wembley-stadion, vertrouwd uit. De selectie van Real Madrid, in het beroemde witte tenue – de keepers in gifgroen, coach Carlo Ancelotti in pak – sprong op en neer met in hun midden de Champions League-beker in handen van aanvoerder Nacho. Niets wees erop dat de Spaanse kampioen in de finale tegen Borussia Dortmund, de nummer vijf van Duitsland, lang de mindere was geweest. Dat het pas in de 74ste minuut op voorsprong was gekomen door een kopbal van rechtsback Daniel Carvajal uit een corner. En dat het door een mislukte breedtepass van de Nederlandse verdediger Ian Maatsen vlak voor tijd het tweede doelpunt cadeau had gekregen. Nee, het beeld dat vanuit Londen de wereld overging: Real en de Champions League horen bij elkaar, voor de achtste keer deze eeuw, voor de negende keer in totaal.
Het is ook bijna onvoorstelbaar dat Real Madrid lange tijd niet de beste club van Europa was. Nadat de club in 1966 een zesde Europa Cup voor landskampioenen, de voorloper van de Champions League, had gewonnen, duurde het 32 jaar voordat de ‘Koninklijke’ zijn bijnaam opnieuw glans gaf. De overwinning in 1998 op Juventus was het begin van een korte periode van overheersing, met eindzeges in 2000 en 2002. Pas in 2014 werd de belangrijkste Europese beker voor de tiende keer gewonnen. Na zaterdagavond staat de teller op vijftien. AC Milan, de nummer twee op de eeuwige ranglijst, heeft er zeven.
In aanloop naar de finale tegen Dortmund vertelden fans en volgers van Real bij de BBC in een video over de betekenis van de Champions League voor de club. Het is als een huwelijk, zei een Spaanse vrouw. De sfeer in het Bernabéu-stadion is volgens haar bij Champions League-wedstrijden ook intenser dan bij andere thuisduels. De Europese competitie is voor Real Madrid belangrijker dan de Spaanse titel, zei een journalist, en dat heeft alles te maken met de vijf Europa Cups die de club op rij won (1956-1960), een allesbepalende periode in de geschiedenis van Real. „De spelers vinden dat ze hebben gefaald als ze de Champions League niet winnen.”
De Europese gloriejaren
De huidige opzet van het clubtoernooi helpt Real Madrid bij zijn internationale ambities. Was de Europa Cup 1 alleen toegankelijk voor landskampioenen, de Champions League is in de jaren na de oprichting in 1992 steeds meer een competitie geworden voor de beste clubs uit de beste nationale competities: Spanje, Engeland, Duitsland en Italië hadden dit seizoen elk vier deelnemers. Van de negen keer dat Real Madrid de Champions League won, begon het drie keer als Spaans kampioen aan het seizoen, sinds 1997 ontbraken ze niet in de groepsfase.
Het huidige competitieformat maakt de zesde titel in elf seizoenen niet minder bijzonder. De man achter dit succes is Florentino Pérez (77). De invloedrijke en financieel onafhankelijke bouwondernemer keerde in 2009 bij Real terug als voorzitter en besloot het anders aan te pakken dan in zijn eerste periode als preses van Real, van 2000 tot 2006. Toen haalde hij elke zomer de beste speler van dat moment naar de Spaanse hoofdstad, in navolging van het Galáctico-beleid in de Europese gloriejaren. Maar de komst van achtereenvolgens Luis Figo, Zinédine Zidane, Ronaldo en David Beckham, leverde slechts één Champions League op en vooral scheve verhoudingen in de selectie.
Pérez bleef ook in het begin van zijn tweede bestuursperiode veel geld uitgeven, maar in plaats van voetballers in hun nadagen, kwamen er nu nieuwe sterren naar Madrid, met Cristiano Ronaldo als beste voorbeeld. De Portugees was 24 jaar toen hij in 2009 voor 94 miljoen euro overkwam van Manchester United. Negen jaar later vertrok hij naar Juventus na onder meer vier keer de Champions League te hebben gewonnen en 451 doelpunten te hebben gemaakt (in 438 officiële wedstrijden). Sinds Ronaldo’s vertrek is het beleid van Real nog verder aangescherpt; de Brazilianen Vinícius Júnior en Rodrygo, en de Fransman Eduardo Camavinga – alle drie basisspeler tegen Dortmund – werden als tieners naar Madrid gehaald, om te kunnen rijpen onder leiding van de routiniers.
Want Real bestaat uit veel meer dan talentvolle spelers. Zaterdag was er opnieuw een belangrijke rol voor doelman Thibaut Courtois, de 32-jarige Belg die twee jaar geleden uitblonk in de finale tegen Liverpool (1-0). En er waren basisplaatsen voor Nacho (34), Toni Kroos (34) en Carvajal (32). Vlak voor de extra tijd inging, kwam Luka Modric (38) – dit seizoen vaak uitblinker als invaller – nog in het veld. Deze vier spelers evenaarden met hun zesde Champions League-titel het record van clublegende Paco Gento. „Waarom zouden we niet aan nummer 7 denken”, vroeg doelpuntenmaker Carvajal zich na afloop af. „We nemen geen gas terug, we willen altijd meer, meer, meer. Ik heb nog nooit een finale verloren.”
Het is dit uitgesproken, grenzeloze zelfvertrouwen dat Real zo vaak onverslaanbaar maakt. Daar spelen de coaches ook een rol in. Eerst was er oud-speler Zidane, die het sterrenteam verdeeld over twee periodes op kalme wijze drie keer de Champions League won, evenveel als de huidige man op de bank, Carlo Ancelotti. De 64-jarige Italiaan heeft als coach nu vijf keer de Champions League veroverd – hij won ook twee keer met AC Milan. Met die club was hij als speler ook al de beste van Europa in 1989 en 1990, een ongeëvenaarde erelijst in het continentale clubvoetbal.
‘Geen toeval meer’
Hoewel zijn ploeg het in de finale lange tijd moest afleggen tegen Dortmund, oogde Ancelotti onbewogen langs de zijlijn op het met bijna 90.000 toeschouwers gevulde Wembley. Ancelotti vertrouwt op de kwaliteiten van zijn spelers en op een goede afloop, zoals ook eerder dit seizoen. In de kwartfinale tegen Manchester City overleefde Real de return in Engeland via strafschoppen, in de tweede halve finale tegen Bayern München boog het in Madrid in de slotfase een 1-0 achterstand om in een voorsprong.
„Het was lastig, zei Ancelotti zaterdag op de persconferentie na afloop. „In de eerste helft hebben we geleden, na rust verloren we de bal minder en speelden we beter. Het zijn onbelangrijke details nu, we hebben gewonnen. De droom duurt voort.” Ancelotti voegde er nog aan toe dat hij niet in geluk gelooft, zeker niet als het om de Champions League gaat. „Deze club heeft iets speciaals. Misschien zit het ’m in de geschiedenis, misschien in de traditie, de klasse. Maar we hebben er zoveel gewonnen, dat is geen toeval meer.”
Lees ook
Vinícius Júnior schittert bij Real Madrid ondanks het racisme: ‘Hij laat zich niet kapot maken’
Volgend seizoen moet Ancelotti het doen zonder Toni Kroos, die hij in de 85ste minuut een publiekswissel gunde. De creatieve Duitse middenvelder, aangever van de 1-0, neemt na het EK in eigen land afscheid van het profvoetbal. „We raken een belangrijke speler kwijt”, zei Ancelotti. „Maar we zullen hem vervangen, hoe precies dat gaan we nog bedenken.”
Real krijgt er deze week naar alle verwachting met Kylian Mbappé (25) ook weer een topspeler bij. Daarvoor heeft Ancelotti al een plan, liet hij vorige week doorschemeren, zonder de naam te noemen van de Franse aanvaller, die transfervrij overkomt van Paris Saint-Germain. De zestiende Europese hoofdprijs voor Real Madrid laat vast niet lang op zich wachten.