Ranomi Kromowidjojo is nu mentor van jonge zwemmers: ‘Ik spreek dezelfde taal’

Ranomi Kromowidjojo: ‘Ik ben een streber, maar geen perfectionist.’

Foto Andreas Terlaak

Interview Ranomi Kromowidjojo stopte anderhalf jaar geleden met zwemmen, nu begeleidt ze zwemtalent. „Je gaat niet over alles met een man praten. Over menstruatie, of anticonceptie.”

Ranomi Kromowidjojo (32) was ervoor gewaarschuwd, voordat ze in januari vorig jaar stopte met zwemmen: zo’n rush zoals bij een olympische finale, daar bestaat geen equivalent van in het gewone leven.

Maar eigenlijk is het haar best meegevallen, zegt ze. Nou helpt het wel dat Kromowidjojo – drievoudig olympisch kampioen – vorig jaar is getrouwd (met voormalig openwaterzwemmer Ferry Weertman), daarna op huwelijksreis ging en vervolgens mocht meedoen aan Wie is de mol?, waar ze de finale haalde. Als fan van het programma zei ze meteen ja toen ze werd gevraagd. „Dat soort dingen kunnen opeens als je geen topsporter meer bent.”

Dat beruchte zwarte gat, daar is ze dus niet ingeduikeld. „Ik denk dat het te maken heeft met je idee van identiteit. ‘Ranomi de zwemster’ was een onderdeel van mij. Maar ik wist voor ik stopte al: ik ben veel meer, ik kan veel meer.”

Wat dat in de praktijk precies betekent, is voor haar nog niet helemaal duidelijk, al zet ze zich bijvoorbeeld nog steeds in voor hulporganisatie Unicef. „Ik heb wel gestudeerd, communicatie en bedrijfskunde, maar dat heb ik allebei niet afgemaakt. Dus het is nog niet heel concreet allemaal. Ik heb er geen moeite mee dat ik die identiteit van zwemmer niet meer heb. Maar wat dan wel? Ja, ik ben mezelf, maar verder is het nog een beetje een zoektocht.”

Eén puzzelstukje viel kortgeleden op z’n plek: Kromowidjojo is bij zwembond KNZB aangesteld als mentor van jonge zwemtalenten. Ze gaat jonge zwemmers begeleiden, in eerste instantie voor een jaar. Het doel is om ze klaar te stomen voor de wereldtop. Een parttime baan, maar dat is juist fijn, zegt ze. „Ik wil niet alleen maar in het zwembad zitten.”

Kromowidjojo’s ervaring – ze deed mee aan vier Olympische Spelen – maakt haar interessant voor deze functie, zegt bondscoach Mark Faber. „We hebben bij de KNZB ook sportpsychologen rondlopen, die werken vanuit de theorie. Ranomi weet hoe het is om dat stadion in the lopen, met de verwachtingen, de druk, en 10.000 man op de tribune.”

Informeel had Kromowidjojo al een mentorrol op zich genomen, vertelt ze, ook toen ze nog zwom. „Ik was jarenlang al een beetje het oudje van de ploeg, ik nodigde ook vaak mensen uit om te eten of een kopje thee te drinken en te praten. Ik zeg al ook heel lang dat ik mensen wil helpen, maar dat is zo’n breed en vaag iets.”

Hoe gaan die gesprekken die je voert met zwemmers?

„Ik begin met de vraag: hoe is het? Goed, zegt iedereen dan. Daarna bespreken we: waar loop je tegenaan? Wat is je doel? Hoe ga jij dat bereiken? Wat is daar voor nodig? Presteren onder druk, verwachtingen, tegenslag, dat is voor iedereen een thema. Maar het kunnen ook dingen zijn als: combinatie van sport en school, of de communicatie met de coach. Of: ik lig niet lekker in de groep. Dat is allemaal essentieel.

„Ik spreek dezelfde taal. En ik heb vaak meegemaakt dat het echt een eye-opener kan zijn als ik zeg: ik ben ook weleens onzeker, ik weet het ook weleens niet. Maar wat ga je ermee doen?”

Zie je een generatieverschil?

„Ja. Er is, deels door social media, veel meer druk. De hele wereld kijkt naar je. Op Instagram kun je je idool of concurrent volgen, alle meiden zijn knap, iedereen heeft een superleuk leven. En de druk van: je bent verantwoordelijk voor je eigen succes en als je het niet haalt is het helemaal jouw schuld.”

Ik kan me voorstellen dat zwemmen best een eenzame sport kan zijn, zeker als je jong bent en net uit huis gaat.

„Zo heb ik dat niet ervaren. Maar het is inderdaad geen teamsport waar je na de training met z’n allen koffie gaat drinken. Belangrijk is om plezier te houden. Probeer je voldoening te halen uit de vermoeidheid na een zware training. Of ga een keer met andere zwemmer eten. En vraag je ook af: moet elke dag een tien zijn? Want ik geloof niet dat dat realistisch is.” 

Toen Ranomi Kromowidjojo in januari vorig jaar aankondigde te stoppen, had ze er zestien jaar als topzwemmer opzitten en was ze met 21 olympische en WK-medailles (op de langebaan) een van de meest succesvolle Nederlandse zwemmers ooit. Op haar vijftiende zwom ze haar eerste EK kortebaan. Ze is zo’n „ultiem talent” dat heel snel meedraaide in de top van het zwemmen, zegt bondscoach Faber.

Op haar achttiende won ze haar eerste olympisch goud in Beijing (2008), op de vier keer 100 meter vrije slag. Ze was toen net verhuisd van het Groningse Sauwerd, waar ze opgroeide, naar het Nationaal Zwemcentrum in Eindhoven.

Haar grootste sportieve succes kwam vier jaar later: goud op de 50 en 100 meter vrij in Londen. Bij thuiskomst werd ‘Kromo’ zo ongeveer publiek bezit. In de supermarkt keken mensen zelfs in haar boodschappenmandje, vertelde ze later in interviews.

„Van mijn ouders leerde ik dat vriendelijkheid geen geld kost, en ik denk ook dat vriendelijkheid je meer brengt dan wanneer je met een kwaaie blik naar de wereld kijkt. Maar in die tijd heb ik geleerd dat je je soms moet afsluiten.”

En wat ze ook moest leren: grenzen stellen, zoals in interviews. „Je kunt best antwoorden: dat weet ik niet.”

Je staat als zwemmer natuurlijk ook meteen na een race in een druipend badpak tegen de pers te praten. Hoe is dat?

„Ja, binnen dertig seconden. Dat is voor journalisten natuurlijk gaaf, dan gaan al die emoties zo de camera in. Maar ik heb vaak meegemaakt dat iemand vooraf het verhaal al klaar had. Dat je hoort: nou, dit was het niet, hè? Terwijl je ook kunt vragen: hoe ging het?”

Voel je je op zo’n moment kwetsbaar?

„Ja, eigenlijk wel. Je geeft 100.000 procent. Je bent helemaal kapot, je zit vol emotie, of het nou goed of slecht ging. Dus ik raad zwemmers aan: neem eerst een paar seconden de tijd. Even stilstaan, even diep in- en uitademen en denken: wat vond ik er zelf eigenlijk van?

„Ik heb dat ook moeten leren. In Rio in 2016 won ik geen medailles. Het overviel me, ik wist niet hoe ik daarmee om moest gaan. De olympisch kampioen van vier jaar eerder, ik moest het toch maar even waarmaken. Het was zo’n verschil met Tokio, de volgende Spelen. Daar ging ik voor goud, maar werd twee keer vierde. Je tikt aan, ziet die 4 achter je naam, ja daar kom je niet voor. Maar ik dacht: hé, maar ik ben toch trots op mezelf. Het ging gewoon goed. Dat vertelde ik toen ook. En die journalist zei: ‘Maar…’ Nee! Ik sta hier gewoon trots.”

Foto Andreas Terlaak

Zijn er momenten geweest in jouw carrière dat je achteraf denkt: daar had ik meer begeleiding kunnen gebruiken?

„Ik heb daar veel over nagedacht, maar ik kan geen voorbeeld bedenken. Ik denk omdat ik heel makkelijk keuzes maak. Zoals de keuze voor Eindhoven, of de keuze om te stoppen. Dat hoef ik dan ook niet met iemand te overleggen.

„Ik ben ook assertiever geworden sinds ik in Eindhoven woon. Ik weet niet of dat het verschil tussen Groningen en Brabant is. Maar als klein meisje wilde ik vooral niemand tot last zijn. Ik was wel heel stoer, ik wist wat ik wilde, maar ik wilde niks vragen van mensen. Dat is nu ook mijn advies: vráág het gewoon. Vraag om hulp als je het nodig hebt. Maar dat is ook makkelijker voor een extravert persoon.”

Zie jij jezelf als veerkrachtig?

„Ja. Ik denk dat het helpt dat ik een streber ben, maar geen perfectionist. Tuurlijk, elke honderdste van een seconde is een soort van leven of dood, dus je moet perfectionistisch zijn in het zwemmen. Maar je moet het ook kunnen loslaten als het even niet lukt. Ik kan dat. Misschien omdat ik denk: gaat dit me helpen? Als je steeds beter wil worden is het belangrijk om daar over na te denken. Dat je weet: als ik wakker lig van een foutje, dan gaat me dat niet helpen.”

In het topzwemmen werken weinig vrouwen. Denk je dat het voor zwemsters prettig is dat jij een vrouw bent?

„Ja, daar heb ik veel gesprekken over gevoerd. Alleen mannen in de staf, ik weet niet zo goed hoe ik het moet omschrijven, maar het geeft toch een andere dynamiek. We hebben nu Conny van Bentum als teamarts, en die is echt goud waard. Zij is iemand die vraagt: hoe is het met je?”

Is de drempel om over bepaalde dingen te praten dan lager?

„Ja, zeker voor de jongere meiden. Je gaat niet over alles met een man praten. Zoals menstruatie, of anticonceptie. Ik denk ook wel dat er een verschil is, en dat klinkt misschien onaardig, of een mannelijke coach 25 of 75 jaar is.”

Van jonge vrouwen in de topsport weten we dat gewicht een heel gevoelig onderwerp kan zijn. Hoe kan je daar het best over praten?

„Het is een ingewikkeld onderwerp. Wat kun je zeggen over iemands gewicht? Te dun, te dik, dat zijn moeilijke termen. Het gaat om optimaliseren, wat is het beste voor jou? Het is ook niet zo dat alle zwemmers één type lichaam hebben. Ik denk dat het wel beter gaat dan vroeger, het is niet meer die ouderwetse benadering van: ga maar op de weegschaal staan.

„Ik zei eens dat ik een paar kilo lichter wilde worden omdat dat voor mij beter zou zijn. Daar kreeg ik megaveel negatieve reacties op van moeders van zwemsters. ‘Je bent niet te dik!’ Nee, dat zeg ik ook niet, maar het optimale is net iets lichter. Daarom ben ik over gewicht… ik praat er wel over, maar… die verstoorde relatie met eten en je lichaam… Je moet van je lichaam houden om een sportprestatie te leveren.”

Heb jij dat wel? Ben je trots op wat je lijf jou gebracht heeft?

„Ja, op het totale plaatje, dat mijn lijf gewoon wérkt. Dat het in de top kan leveren. Dat je jezelf sterker voelt worden. Dat is heel tof. Nu is dat niet meer zo. Dat moet je los leren laten.”

Zwem je eigenlijk nog?

„We hebben sinds corona zo’n zwembadje in de tuin met stroming. Ik zwem nog één à twee keer per week. Omdat ik het lekker vind.”

Dat water voelt nog als thuis?

„Ja, heel vrij, heel veilig. Gewoon heerlijk. Maar de techniek is niet meer wat het was. Je ligging in het water verandert als je wat zwaarder wordt. Mijn buik- en rugspieren zijn aan het verslappen. De insteek verschuift iets. Minidingen. Dat is vervelend, want je wil goed blijven zwemmen. Maar ik weet ook: dat gevoel van hoe het was, dat ga je niet meer terugkrijgen.”