Met een nieuwe aanpak wil de Raad voor de Journalistiek zijn critici tegemoet komen. De Raad is een onafhankelijke instantie, waar burgers en andere belanghebbenden terecht kunnen met klachten over journalisten en media. Maar een aantal media erkent de Raad niet meer, onder meer omdat hij niet toegerust zou zijn voor de beoordeling van complexe onderzoeksjournalistiek.
Oorspronkelijk was de Raad (opgericht in 1960) vooral bedoeld om individuen die zich onheus behandeld voelen door journalisten, de mogelijkheid te bieden daarover te klagen bij een onafhankelijk orgaan – dat vervolgens ook een oordeel over de klacht velt.
Sinds een aantal jaren is echter een nieuw soort klagers in opkomst. Zij verschijnen voor de Raad vergezeld van advocaten en omvangrijke dossiers. Alsof de Raad een soort rechtbank is, en niet een door vrijwilligers bemand orgaan voor zelfregulering van de journalistiek.
Deze ‘juridisering’ van de Raad is bron van ergernis voor sommige media. Zij vinden dat de Raad door sommige klagers wordt misbruikt als een soort ‘voorportaal’ voor een echt proces. Een zitting bij de Raad levert de klager veel informatie op, die later bij een echt proces goed van pas kan komen. En een ‘overwinning’ bij de Raad kan de klager bij de rechtbank aanvoeren als argument dat hij al eerder gelijk heeft gekregen.
Zembla
BNNVARA schortte daarom drie jaar geleden de samenwerking met de Raad op, nadat deze de onderzoeksjournalistiek in een uitzending van het programma Zembla had beoordeeld als ‘deels onzorgvuldig’. De kritiek van BNNVARA luidde dat „procedures bij de Raad te vaak worden gebruikt om met advocatenteams juridische geschillen uit te vechten, waarbij grote belangen en hoge schadeclaims op het spel staan. BNNVARA vindt dat de Raad niet is bedoeld voor dergelijke zaken en daar ook niet voor is uitgerust.” De Raad ziet geen reden om terug te komen op de uitspraak over Zembla, maar deelt wel de algemene zorg over ‘juridisering’, zegt voorzitter Frits van Exter.
Om aan de kritiek tegemoet te komen, en de juridisering tegen te gaan, voert de Raad nu een aantal veranderingen door. „We willen af van die juridische sfeer, met pleidooien en requisitoiren – daar zijn we niet voor toegerust en daar zijn we nooit voor bedoeld”, aldus Van Exter. „We willen de zittingen weer terugbrengen tot een gesprek tussen klager en journalist of diens leidinggevende. Bij de Raad voor de Journalistiek gaat het niet over rechtmatigheid, maar over de zorgvuldigheid waarmee algemene journalistieke normen in acht zijn genomen.”
Vanaf 1 januari zal de Raad alleen nog klachten in behandeling nemen als de klager ervan afziet om voor dezelfde publicatie naar de rechter te gaan. „We kunnen dat niet afdwingen, het is een soort gentlemen’s agreement”, zegt Van Exter. „Maar bij onze zusterorganisaties in onder meer Canada, Finland en Oostenrijk zie je dat partijen dit naleven.”
Van hun kant moeten media meer ernst maken met de aanbeveling van de Raad om uitspraken over klachten die hen betreffen ruimhartig te publiceren. Doen zij dat niet, dan kan dat weer tot een nieuwe klacht voor de Raad leiden.
Verder moeten advocaten zich tijdens zittingen van de Raad voortaan zoveel mogelijk op de achtergrond houden. Ook dat kan niet afgedwongen worden. In het aangepaste reglement staat dan ook als aanmoediging: „In beginsel voeren klager en de hoofdredacteur/journalist zelf het woord.” Bovendien zal de Raad een maximale lengte voor klaagschriften vaststellen. „Nu worden we soms bedolven onder het papier”, zegt Van Exter.
In beroep gaan
Was het tot nu toe alleen in heel uitzonderlijke gevallen mogelijk in beroep te gaan tegen een uitspraak van de Raad, voortaan wordt dat makkelijker. „Bijvoorbeeld als je aannemelijk kan maken dat de Raad zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van eerdere uitspraken. Of als het over een problematiek gaat die nieuw is, zoals bijvoorbeeld kunstmatige intelligentie.”
Van Exter hoopt dat BNNVARA door deze veranderingen weer bereid zal zijn met de Raad voor de Journalistiek samen te werken. En dat ook andere media die de Raad nu niet erkennen, zoals Het Parool en De Telegraaf, dat alsnog gaan doen.
Een woordvoerder van BNNVARA kan nog niet zeggen of de omroep nu inderdaad weer mee gaat doen met de Raad. BNNVARA wil eerst een gesprek met de Raad voor daarover wordt besloten.