Raad voor Cultuur: duurzame kunst betekent minder kunst

CO2-uitstoot In zijn eerste advies over duurzaamheid bekritiseert de Raad voor Cultuur de ‘productiedwang’ in de cultuursector. „We kunnen niet eindeloos blijven groeien.”

Festival Into The Great Wide Open op Vlieland wordt door de Raad voor Cultuur genoemd als koploper in duurzaamheid.
Festival Into The Great Wide Open op Vlieland wordt door de Raad voor Cultuur genoemd als koploper in duurzaamheid. Foto Jens Lekman

‘De makkelijkste winst is te behalen door minder te produceren.” Minder kunst maken voor het klimaat: dat is de opvallendste aanbeveling in het eerste adviesrapport over duurzaamheid van de Raad voor Cultuur, dat deze woensdag is aangeboden aan staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur, D66).

De raad, die afgelopen najaar een commissie duurzaamheid instelde, is kritisch op het milieubewustzijn van de cultuursector in zijn advies Cultuur Natuurlijk. Er is „nauwelijks beleidsmatige aandacht voor duurzaamheid in de sector” en veranderingen verlopen „traag en weinig diepgaand”.

Ook wijst de raad erop dat bestaande regelgeving verduurzaming op verschillende manieren tegenwerkt. „Iedereen is traag aan de slag gegaan, dat is in de hele maatschappij zo en ook in de culturele sector. Je moet nu versnellen, en daar moet de overheid bij helpen”, zegt voorzitter Kristel Baele van de Raad voor Cultuur in een toelichting.

In maart deed de raad aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap al enkele concrete aanbevelingen over duurzaamheid voor de volgende subsidieperiode (2025-2028) van de culturele basisinfrastructuur (BIS). De raad stelde toen voor dat alle culturele instellingen die BIS-subsidie ontvangen, en liefst ook de instellingen die geld krijgen van de zes rijkscultuurfondsen, een plan maken om voor 2030 sterk te verduurzamen. Daarbij hoort ook een nulmeting van de CO2-uitstoot. Op dat advies reageert staatssecretaris Uslu nog voor het zomerreces.

Het nu verschenen rapport gaat dieper in op de noodzaak voor de cultuursector om op te verduurzamen, en richt zich ook op de langere termijn. Daarvoor moet, schetst de raad, niet alleen het overheidsbeleid veranderen, maar ook de „waarde- en gedragspatronen” in de sector.

Baele: „De afgelopen decennia is de dwang om meer te produceren toegenomen.” Enerzijds kwam die dwang vanuit de sector zelf om zichtbaar te blijven en te concurreren, anderzijds omdat subsidieverleners productie-eisen stellen, bijvoorbeeld aan het aantal theaterproducties van grote gezelschappen. „Aan beide zijden moet wat gebeuren.”

Vliegtuigen en auto’s

De raad is ook kritisch op het reizen van gezelschappen, kunst en publiek. Dat al die vliegtuigen, auto’s en vrachtwagens veel bijdragen aan de CO2-uitstoot van de cultuursector is bekend uit het Verenigd Koninkrijk, waar de sector al meer dan tien jaar zijn ecologische voetafdruk meet en aan CO2-reductie doet. In Nederland ontbreken die gegevens. Baele: „Daarom willen we dat er nulmetingen gedaan worden: dan weet je waar je staat en kun je leren van anderen.”

In het rapport staat dat regelgeving verduurzaming op allerlei niveaus tegenwerkt, zoals bijvoorbeeld Europese filmsubsidies met de voorwaarde dat je filmt in alle landen waar je subsidie krijgt en energieverslindende bewaarcondities voor erfgoed.

De grootste hindernis op korte termijn lijkt echter de verduurzaming van gebouwen zoals podia en musea. Het zijn kostbare ingrepen waarop de culturele instellingen meestal weinig invloed hebben, omdat de meeste van hun gebouwen eigendom zijn van gemeenten. Daar moet een landelijk plan voor komen, vindt de raad. Sowieso pleit de raad voor meer samenwerking in de cultuursector, door een landelijk kenniscentrum in te stellen voor verduurzaming; en ‘transitieateliers’ te organiseren waarin makers en instellingen ideeën uitwisselen en plannen maken.

Grote industrie

In de cultuursector klonk eerder gelatenheid over klimaatbeleid, en ook het nieuwe RvC-rapport spreekt over „een beeld van stagnatie”. In een uitgebreid onderzoek van NRC, eerder dit jaar, verwees een woordvoerder van het Mondriaan Fonds, dat namens het ministerie subsidies voor beeldende kunst verleent vooral naar anderen: „Wat is de winst die behaald kan worden binnen de cultuursector in vergelijking met grote industriële vervuilers, bio- en vleesindustrie, toerisme-industrie, kledingindustrie en de zorg?”

In het rapport klinkt door dat de raad die jij-bak geen valide argument vindt. De cultuursector moet zich immers houden aan de Europese klimaatwet die voorschrijft dat Nederland in 2030 55 procent minder broeikasgas uitstoot dan in 1990 (een doel dat met het huidige kabinetsbeleid overigens niet gehaald wordt). Ten tweede is de culturele en creatieve sector niet zo klein: die beslaat 3,7 procent van de Nederlandse economie en heeft een miljoenenpubliek. En bovendien, benadrukt de raad, is de cultuursector juist in staat om zijn verbeeldingskracht in te zetten voor een groenere toekomst.

„Dit is essentieel om de sector toekomstbestendig te maken”, zegt RvC-voorzitter Baele. Ze is daarom niet bang dat het raadsadvies de sector afschrikt. Het advies om minder te maken, maar met behoud van subsidie, past in een bredere ontwikkeling, benadrukt ze. „Het dilemma is: hoe kunnen we een rijk aanbod houden en tegelijk duurzamer en eerlijker produceren.” Wat ook meespeelt zijn de nieuwe eisen voor eerlijke betaling in de culturele sector, de krapte op de arbeidsmarkt, en „de grenzen aan de hoeveelheid cultureel aanbod die het Nederlandse publiek kan ‘absorberen’”, zegt Baele. „We kunnen niet eindeloos blijven groeien. Het gaat niet alleen om duurzaamheid, alles wijst dezelfde kant uit.”


Groen is het nieuwe zwart: hoe de beeldende-kunstsector worstelt met de klimaattransitie