Psychiater S. handelde ‘onzorgvuldig en onvoldoende behoedzaam’ in twee euthanasiezaken

Oordeel tuchtcollege De inspectie had een klacht ingediend tegen psychiater S. Het verwijt: zij liet te weinig ruimte voor tegenspraak en twijfel. De klacht is dinsdag gegrond verklaard.

Het Expertisecentrum Euthanasie, voorheen de Levenseindekliniek, waar psychiater S. werkzaam is.
Het Expertisecentrum Euthanasie, voorheen de Levenseindekliniek, waar psychiater S. werkzaam is.

Remko de Waal/ANP

Een psychiater van het Expertisecentrum Euthanasie is berispt door het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Psychiater S. handelde „onzorgvuldig en onvoldoende behoedzaam” in twee euthanasiezaken bij psychisch lijden, oordeelde het college dinsdag.

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd had de klacht tegen de psychiater ingediend. In één zaak zou S. de second opinion van een collega onvoldoende gemotiveerd terzijde hebben geschoven, in een andere zaak zou de psychiater helemaal geen second opinion hebben gevraagd.

De Inspectie stelde vorige maand tijdens de zitting vast dat S. steeds de belangen van de patiënt voorop had gesteld, en verwijt de psychiater dat zij daarbij te kort door de bocht is gegaan: ze liet te weinig ruimte voor tegenspraak en twijfel. De richtlijn schrijft juist voor dat een behandelend arts „extra behoedzaam” moet zijn bij het beoordelen van verzoeken tot euthanasie bij psychisch lijden, „omdat het oordeelsvermogen van de patiënt door de psychische stoornis kan zijn aangetast.”

De klacht is dinsdag door het tuchtcollege gegrond verklaard.


Lees ook: ‘Geen euthanasie verlenen is ook een besluit met zware gevolgen’

Wilsbekwaam

In één zaak draaide het om een patiënt tussen de vijftig en de zestig jaar die na een misdrijf in detentie belande. Hij raakte depressief, psychotisch en de wens om te overlijden ontstond. Na zijn detentie werd hij in een kliniek opgenomen.

Volgens de wet moet een behandelend arts aan een aantal eisen voldoen voordat hij mag overgaan tot euthanasie. Zo moet hij ervan overtuigd zijn dat een verzoek vrijwillig is en weloverwogen. Psychiater S. sprak meermaals langdurig met de man over zijn verzoek. Tijdens de zitting vorige maand vertelde ze dat in die gesprekken „geen moment getwijfeld heeft” aan zijn wilsbekwaamheid.

Maar een collega-psychiater oordeelde anders. Hij vond deze patiënt niet wilsbekwaam „omdat de reden om dood te willen ligt in een psychotische overtuiging”.

Het tuchtcollege concludeert dat S. van zo’n second opinion mag afwijken, maar dat daarvoor „zwaarwegende argumenten” moeten bestaan. En die zijn misschien wel besproken, maar nergens overtuigend vastgelegd, en dat had wel gemoeten.

In de andere zaak gaat het om een patiënte, een vrouw tussen de zestig en zeventig jaar, die al geruime tijd aan een obsessieve compulsieve stoornis leed. Ze werd dagelijks ernstig beperkt door haar extreme controledwang, ze kon niet meer naar buiten, had nauwelijks sociale contacten en kon niet meer reizen. In deze zaak vroeg S. geen second opinion aan. Ze baseerde zich bij haar oordeel op een intake-verslag van een psychiater die de vrouw twee jaar eerder had onderzocht.

‘Intake-verslag is geen second opinion’.

Tijdens de zitting in Amsterdam gaf S. al toe dat ze hier „te kort” door de bocht was gegaan en zich te veel had laten leiden door „wat ik zag als het belang van de patiënt”. De vrouw was door haar stoornis aan huis gebonden en er is een tekort aan psychiaters die euthanasie en second opinions uitvoeren. Het zou „niet makkelijk” worden een tweede psychiater te vinden, zei S. „Ik wilde mezelf en de patiënt dit besparen.” Dat had wel gemoeten, aldus het tuchtcollege, een intake-verslag is geen second opinion.

Het tuchtcollege heeft oog voor „de complexiteit van de materie”, waarmee de psychiater te maken heeft. En stelt ook vast dat de veiligheid van patiënten niet in het geding is geweest. S. is al acht jaar verbonden aan het expertisecentrum (voorheen de Levenseindekliniek). De psychiater heeft in overleg met haar werkgever maatregelen genomen „om te voorkomen dat zij in de toekomst nogmaals bochten afsnijdt”. Zo is er een externe supervisor aangesteld.

De berisping is desondanks noodzakelijk, vindt het college. De procedure vormt de basis van een verantwoorde afweging en moet controleerbaar zijn, schrijft het college, en die procedure is hier niet goed gevolgd.

Het expertisecentrum laat in een reactie weten dat het zich op dit moment verdiept in de uitspraak, en nog niet inhoudelijk reageert.