Psychiater Neeltje Batelaan ziet veel meer angst en paniek dan tien jaar geleden, maar wat is de verklaring?

Neeltje Batelaan, psychiater en sinds kort hoogleraar angstgerelateerde stoornissen in Amsterdam UMC, had een tante die aan schizofrenie leed. „Een alleenstaande vrouw”, zegt ze. „Als ze psychotisch was haalde mijn moeder haar op en bivakkeerde ze een poosje bij ons in huis. Ik zie haar nog onder aan de trap staan, met haar ondergoed in haar handtasje. Ik moet hier weg, ze zitten achter me aan. Een erg lieve vrouw. Het was zo naar voor haar.”

Aan die tante moest Neeltje Batelaan nog weleens denken toen ze, eind jaren negentig, in opleiding was tot psychiater, in de Valeriuskliniek in Amsterdam. „Dat was psychiatrie met een grote P en ik zag het elke dag in de kliniek. Mensen die de weg kwijt zijn, die in een andere realiteit leven, die manisch depressief zijn of ernstig suïcidaal. Allemaal heel interessant. De impact op hun leven was tastbaar.”

Toch ging je proefschrift over relatief milde verschijnselen als angst en paniek.

„Psychiatrie met een kleine p, ja. Ik had toen best op psychose willen promoveren, als ik de kans had gekregen. Maar die kans was er niet en ik kon wel met het Trimbos-instituut onderzoek gaan doen naar angst en paniek en hoe vaak die voorkomen in de Nederlandse bevolking. De epidemiologie kwam er dus bij en zoals dat dan gaat: het werd steeds interessanter. Doordat ik ook patiëntenzorg deed ging de problematiek echt voor me leven. Dat onderschatten van angst en paniek, wat het met mensen doet, wat de gevolgen zijn voor de maatschappij, het verlies van gezonde levensjaren, daar ben ik helemaal van teruggekomen.”

In je oratie laatst zei je dat het aandeel volwassenen dat jaarlijks met niet-realistische angsten kampt de afgelopen tien jaar is gestegen van 10 naar 15 procent.

„Jaarlijks zijn het er meer dan anderhalf miljoen, ja. Mensen die er substantieel last van hebben of die er niet goed door kunnen functioneren. Volgens de nu geldende criteria heb je dan een stoornis. En in driekwart van de gevallen ontstaan de problemen in de kindertijd of de adolescentie. Die kun je er dus bijtellen.”

Ze durven er niet over te praten, want natuurlijk zegt iedereen: ah, joh, dáár hoef je toch niet bang voor te zijn?

Over wat voor angsten heb je het dan?

„O, dat zijn er zoveel. En ze zijn zo verschillend. Denken dat die stoel daar vies is en dan maar liever blijven staan. Denken dat je altijd het verkeerde zegt en dan maar liever niets meer zeggen. Het lijken soms kleine dingen, maar ook die moet je niet normaliseren. Er zijn mensen die hun partner al in het mortuarium zien liggen als die een keer niet op de normale tijd thuis is – meteen het zwartste scenario. Mensen die onder hun niveau werken, zo bang zijn ze om fouten te maken. Of die als ze ergens met de auto naartoe moeten een week van tevoren de route bestuderen en alle afritten in kaart brengen: daar kunnen ze van de weg af als ze in paniek raken. En dan die hele week niet kunnen slapen. Mensen die voortdurend op hun hartslag letten en niet meer durven te sporten of traplopen, want dan krijgen ze een hartaanval. Mensen die hun kinderen niet knuffelen, want dan raken die besmet en gaan ze dood.

„Het is allemaal zeer beperkend en wat ik zo fascinerend vind: het is geen verwardheid. Mensen wéten dat het niet waar is wat ze denken, dat ze gevaar zien waar geen gevaar is, dat ze risico’s overschatten. Alleen is het gevoel zo sterk dat het alle ratio overheerst. Hun alarmsysteem staat te scherp afgesteld. Ze worden al angstig van het voelen van angst. En ze durven er niet over te praten, want natuurlijk zegt iedereen: ah, joh, dáár hoef je toch niet bang voor te zijn? Dat hebben we allemaal toch weleens? Angst en paniek leiden ook tot schaamte.”

Waar komt die stijging van 10 naar 15 procent vandaan?

„Vertel het maar. Ik weet het niet. Daar doen we nu onderzoek naar. Er zijn studies die zeggen dat het vooral bij kinderen en adolescenten toeneemt, en dat vind ik niet zo gek: de meeste klachten beginnen voor het vijfentwintigste levensjaar. Mensen verschillen in kwetsbaarheid, puur genetisch, maar dan? Wat doet de emmer overlopen? Neemt de veerkracht af? En waardoor dan? Zijn het risicofactoren uit de omgeving? Nemen die toe? Worden ze sterker?

„Tien, twaalf jaar geleden was de wereld ook vol gevaren, maar de prevalentie van angst en paniek steeg toen niet. Het is daarna begonnen. En níét door covid, dat weten we al. Dat is internationaal goed onderzocht. Covid heeft allerlei gevolgen gehad, vooral voor kinderen en adolescenten, maar de toename van angst en paniek was er daarvoor al.”

Al die pubers die dag en nacht weten wat hun peers doen en waar ze zijn – daar kan ik me van alles bij voorstellen

Komt het door sociale media?

„Daar wordt enorm veel over gespeculeerd en ja, al die pubers die dag en nacht weten wat hun peers doen en waar ze zijn – daar kan ik me van alles bij voorstellen. Maar onderzoek naar het effect van sociale media laat verschillende dingen zien. Ik kan er nu geen uitspraken over doen.”

En alle informatie en vooral desinformatie via internet, worden mensen daar niet heel bang van?

„Daar kan ik me ook van alles bij voorstellen, maar ik zeg weer: eerst uitzoeken hoe het precies zit en of er een oorzakelijk verband is.”

In je oratie zei je dat angst en paniek kunnen woekeren, net als de bamboe in je tuin, die altijd weer terugkeert.

„Klachten beginnen sluipend en diffuus, en vaak gaan ze vanzelf over. Maar soms niet. De behandeling lijkt dan eerst goed te werken – cognitieve gedragstherapie, soms medicijnen – en op de korte termijn is het allemaal wel te overzien. Het venijn komt daarna. Dat zie je als je mensen met een stoornis langere tijd volgt, het onderwerp van mijn proefschrift destijds. Gemiddeld genomen is het beloop niet gunstig. Het is alsof de angst en de paniek zich met zuignappen in hen verankeren. Ze lijken te herstellen en vallen toch weer terug, en dat blijft zich herhalen. Vaak komen er klachten bij en soms zie je dat de oorspronkelijke stoornis heeft plaatsgemaakt voor een andere. En dan is er een depressie waardoor mensen niet kunnen functioneren. Of alcoholisme. En ja, natuurlijk is het een complex samenspel van onderliggende kwetsbaarheid, ongunstige persoonlijkheidskenmerken, pech in het leven en vaak ook trauma’s uit de vroege jeugd.”

Is de toename van angst misschien ook te verklaren doordat er meer aandacht voor is?

„Of dat mensen er gemakkelijker voor uitkomen? Of dat de grens voor wat als angst en paniek wordt gezien nu lager ligt? Als dat zo zou zijn, dan zou je vooral een toename van lichte klachten verwachten. En dat is niet zo. De toename is er over de hele linie, ook bij de middelmatige en ernstige stoornissen.”

Niet zeggen: o, ik ga wel, als iemand niet naar de supermarkt durft

Wat kunnen we zelf doen?

„Alert zijn bij beginnende klachten. Ouders, partners, docenten, collega’s, werkgevers: klachten niet negeren of wegwuiven. Wel begrip tonen, maar er niet in meegaan. Niet zeggen: o, ik ga wel, als iemand niet naar de supermarkt durft. Of: blijf maar thuis, als een kind bang is om naar school te gaan. Of als iemand op het werk een paniekaanval heeft: ga maar naar huis, neem even rust. Je bevestigt diegene alleen maar in zijn of haar irrationele angst. Je helpt bij het vermijden en daar wordt het erger van.

„Heb je op YouTube dat filmpje gezien van de Australische weerman? Die krijgt een paniekaanval in de uitzending. Je hoort hem slikken en zuchten terwijl hij nog gewoon doorpraat, hij wrijft in zijn handen en dan zegt hij: ik moet even stoppen, want zoals u misschien weet heb ik soms last van panic attacks. Nou, niets aan de hand. De nieuwslezeres reageert empathisch, maar zonder drama en het voorval wordt aangewend om de kijkers uit te leggen wat er gebeurde. Daar moeten we naartoe.”

En angstdempende medicijnen?

„Die worden, als het goed is, zo min mogelijk voorgeschreven. Op de korte termijn werken ze perfect, maar wat leer je ervan? Als ik die oxazepam niet had gekregen, was ik gek geworden of doodgegaan. Antidepressiva, die wel vaak worden voorgeschreven, werken bijna even goed, alleen is het risico op terugval groter als je er weer mee stopt. Het beste is cognitieve gedragstherapie. Leren om je angst zelf onder controle te krijgen.”