ProRail gaat vanaf winter volgend jaar veel minder wissels verwarmen. Zo bespaart de spoorbeheerder 17 miljoen euro per jaar. Bovendien verlaagt ProRail zijn gasverbruik en CO2 -uitstoot. De maatregel kent ook risico’s: bij extreem winterweer kunnen er meer verstoringen optreden.
Het Nederlandse spoor telt zesduizend wissels. Driekwart heeft verwarming op gas of elektriciteit. Daardoor vriezen wissels niet vast en kunnen treinen blijven rijden in geval van ijs, sneeuw en ijzel. Wisselverwarming klinkt als een luxe, maar kent ook veel nadelen, zegt financieel directeur Mirjam van Velthuizen van ProRail. „Dit is een goed voorbeeld van geld dat niet zo effectief wordt besteed.”
Vooral gasverwarmers raken geregeld verstopt; bij een calamiteit moet dan alsnog een onderhoudsploeg op pad. De verwarmers staan ook vaak voor niks aan. Als de kans op winterweer nog klein is, gaan ze al aan. In de praktijk zo’n vijf maanden per jaar.
‘Scherper aan de wind’
Nu het klimaat opwarmt en het aantal ijskoude dagen daalt, is verwarming van alle wissels niet langer nodig. „Sinds 1960 is het aantal dagen met extreem winterweer gehalveerd”, zegt Van Velthuizen.
ProRail schakelt pakweg de helft van alle verwarmingssystemen uit, zegt Van Velthuizen. „Wissels die essentieel zijn voor de dienstregeling – en voor de uitgedunde dienstregeling bij extreem weer – blijven we wel verwarmen.”
Minder wisselverwarmers zou kunnen leiden tot meer verstoringen in het treinverkeer. ProRail zeilt „scherper aan de wind”, stelde het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in juni. Volgens Van Velthuizen valt dat mee. „We denken dat het risico op verstoringen net zo groot zal zijn als vandaag.”
Het uitzetten van de verwarming is deel van een groter bezuinigingsprogramma bij ProRail. De organisatie moet de komende jaren veel meer kosten maken: personeel en materieel zijn duurder, en veel spoor in Nederland is hard toe aan onderhoud.
Kan het minder?
ProRail krijgt nu ruim 2 miljard per jaar van het Rijk voor beheer, onderhoud en treinverkeersleiding en becijferde vorig jaar dat het voor de komende jaren 600 miljoen extra nodig heeft. Zoveel extra geld heeft het kabinet niet.
Kan het ook voor minder, vroeg het ministerie eerder dit jaar, zonder de ‘basiskwaliteit’ van het Nederlandse spoor te schaden? Om die vraag te beantwoorden hebben het ministerie en ProRail daarop samen het Basiskwaliteitsniveau (BKN) Spoor opgesteld. Eerder maakten ministerie en Rijkswaterstaat al een dergelijke BKN voor de weg.
De conclusie in het BKN Spoor-rapport luidt dat ProRail tussen 2026 en 2030 1,2 miljard euro minder kan uitgeven door te schrappen in zijn wensenlijstje.
Lees ook
Nieuw spoorboekje; NS noemt het de grootste wijziging van de dienstregeling in jaren
ProRail moet vooral efficiënter omgaan met zijn budget. De organisatie gaat onder meer bezuinigen in eigen huis, met name bij ondersteunende afdelingen. Treinverkeersleiders worden ontzien. De organisatie moet ook slimmer gaan werken (meer spooronderhoud uitvoeren overdag bijvoorbeeld, dat is in principe goedkoper).
Zaken als weinig gebruikte fietsenstallingen en wachtruimten op stations worden minder vaak opgeknapt. Ook het nieuwe beleid voor wisselverwarming valt onder dit ‘slimmer werken’.
Goedemorgen allemaal en welkom in een nieuw economieblog!
Vandaag hervat Qatar Airways na dertien jaar de vluchten op Damascus. Het is de eerste luchtvaartmaatschappij die weer gaat vliegen op de Syrische hoofdstad na ruim een decennium van oorlog in Syrië en sancties tegen het land. Laten we hopen dat het goed gaat en het een stap is naar normalisering en wederopbouw.
Verder belooft vandaag een dag vol cijfers te worden. Europese inflatiecijfers zijn op komst, en Amerikaanse arbeidsmarktprognoses. Het CPB heeft berekend dat de Nederlandse inflatie hoger is gebleven dan gehoopt. Daarover straks meer. Verder viel op:
Heineken heeft het lastig op de Nederlandse markt, analyseert Het Financieele Dagblad op basis van vertrouwelijke documenten die de krant in handen heeft gekregen. Het marktaandeel van de brouwer krimpt.
De VS hebben het grote Chinese technologiebedrijf Tencent op een lijst geplaatst van bedrijven die met het Chinese leger samen zouden werken. Het bedrijf zelf ontkent dit fel.
Het economieblog van maandag 6 januari is hier te lezen.
Dagen waarop een dik wolkenpak zonnestralen blokkeert en zelfs (een beetje) sneeuw: de afgelopen tijd lagen temperaturen in Nederland rond het vriespunt. En toen kwam het nieuws dat de gasprijzen piekten naar het hoogste niveau in ruim een jaar. Op Europa’s belangrijkste gashandelsmarkt, de Amsterdamse Title Transfer Facility (TTF), schoot de prijs met ruim 4 procent omhoog, naar iets meer dan 50 euro per megawattuur. In januari vorig jaar kostte dat ongeveer 37 euro.
De piek werd vooral veroorzaakt door het wegvallen van Russisch gas dat via Oekraïne werd aangevoerd. Die hoge prijs zorgt er ook voor dat er meer gas uit de Europese gasvoorraden wordt gebruikt.
Wat betekent dit voor particulieren en bedrijven? Moeten mensen bij het aanzetten van de verwarming de gestegen gasprijzen in hun achterhoofd houden? En hoe zit dat bij bedrijven die veel energie gebruiken?
Veel consumenten zullen de grote prijspiek van vorige week niet direct terugzien op hun energierekening. De meesten hebben een langlopend energiecontract waarin de prijzen vaststaan voor een jaar of langer. Zélfs wie een energiecontract met variabele tarieven heeft, voelt een tijdelijke piek niet per se. Energiebedrijven kopen dagelijks energie in. De prijs die zij doorberekenen aan consumenten met een variabel contract is vaak gebaseerd op een soort gemiddelde marktprijs over een langere periode. Dus als de prijspiek van vorige week een piek blijft, zullen consumenten er relatief weinig van merken.
Als de prijs langer hoog blijft, zoals tijdens de gascrisis na de Russiche inval in Oekraïne, dan zal de prijsstijging met een vertraging ook bij consumenten en bedrijven terechtkomen. Daar moet wel bij vermeld worden dat de huidige prijsstijging láng niet zo sterk is als tijdens de gascrisis. Toen was de gemiddelde gasprijs zo’n 130 euro per megawattuur, met pieken boven de 330 euro.
Instabiel
Wie probeert te voorspellen wat de gasprijzen op de langere termijn doen, heeft het niet makkelijk. De energiemarkt is krapper dan voor de Russische inval en daarom zijn de prijzen behoorlijk instabiel. Als er iets (kleins) gebeurt wat handelaren een beetje zenuwachtig maakt, zoals een storing, schieten de prijzen gelijk omhoog.
Hoogleraar energie-economie Machiel Mulder, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, verwacht dat de prijsstijging van vorige week een tijdelijke piek is die de komende maanden afzwakt. Dat de prijzen vorige week omhoogschoten, kwam door een samenloop van ongelukkige omstandigheden, die volgens Mulder tijdelijk zijn of waar Europa goed op kan reageren.
Een van die omstandigheden: op Nieuwjaarsdag verliep een belangrijke overeenkomst tussen Kyiv en Moskou. Kyiv wil niet langer dat Russisch gas via pijpleidingen in Oekraïne naar andere Europese landen vloeit. Rusland verdiende behoorlijk veel geld met deze route waarmee het land ook wapens financierde om Oekraïne mee te bestoken.
Het Russische staatsbedrijf Gazprom stopte de gaslevering, waar vooral Slowakije, Oostenrijk en Hongarije nog veel gebruik van maakten. Die landen komen niet in de kou te staan, maar moeten wel op zoek naar alternatieven. Het wegvallen van een belangrijke gasbron voor Europa maakt handelaren op de gasmarkt zenuwachtig, want het zorgt voor meer krapte op de markt.
Daarnaast had Noorwegen, een hofleverancier van Europees gas, problemen met zijn gasinfrastructuur.
Lees ook
Qatar dreigt gasleveranties aan Europa te stoppen. Wat speelt er?
Wat de gasprijs ook opschroefde, was de kou in Europa en Amerika waardoor meer gas nodig was voor verwarming. Ook moesten gascentrales harder draaien, omdat op de vele grauwe en windarme dagen weinig zonne- en windenergie werd opgewekt.
„De effecten van deze omstandigheden op de gasprijs zijn vermoedelijk tijdelijk”, zegt energie-econoom Mulder, „met als gevolg dat veel consumenten en bedrijven er dus niet veel van zullen merken.”
De geopolitieke spanningen zijn niet tijdelijk, maar „sinds de Russische inval van Oekraïne heeft de EU ervoor gezorgd dat ze minder afhankelijk is van één land voor haar gasvoorziening. We halen nu veel meer vloeibaar gemaakt gas (lng) uit Amerika, bijvoorbeeld.”
De landen die Russisch gas via Oekraïne kregen, hebben zich voorbereid op het uitvallen van die toevoer en kunnen gas ontvangen uit andere pijpleidingen zoals de TurkStream-pijpleiding via de Zwarte Zee. „We hebben meer mogelijkheden om, als de toevoer ergens uitvalt, ons gas elders vandaan te halen. Handelaren weten ook dat we hierdoor nu minder kwetsbaar zijn voor geopolitieke spanning dan vóór de Russische inval.”
Concurrentie met de VS
Hans Grünfeld, die als directeur van vereniging VEMW de belangen van energie-intensieve bedrijven behartigt, maakt zich wel zorgen over de consequenties van de prijsstijging van vorige week en de legere gasvoorraden. „Dit zijn signalen dat de gasprijzen nog steeds flink omhoog kunnen schieten en dat de prijzen de verkeerde kant op gaan. En de Europese gasprijzen liggen sowieso al langer behoorlijk hoog vergeleken met bijvoorbeeld Amerika. Voor Europese energie-intensieve bedrijven zoals kunstmestbedrijven en bedrijven in de chemie die concurreren met bijvoorbeeld Amerika, is dat echt killing.”
Sinds de Russische inval heeft de EU ervoor gezorgd dat ze minder afhankelijk is van één land
Meestal kopen energie-intensieve bedrijven ruim van tevoren hun gas in. Maar als ze meer nodig blijken te hebben, zullen ze de actuele prijsstijging direct merken.
De Europese gasbergingen zijn nu voor 73 procent gevuld, een jaar geleden was dat rond deze tijd 86 procent. Vooral in Nederland is de gasvoorraad laag, zo’n 58 procent. Maar dat betekent volgens Mulder niet dat Europeanen deze winter massaal kou zullen lijden.
„De gasvoorraden zijn nu alsnog meer gevuld dan voor de oorlog in Oekraïne. Na de gascrisis die volgde op de Russiche inval in Oekraïne is in Europa afgesproken om een minimale vulgraad te hanteren om iets extra’s achter de hand te houden. Landen halen die voorraden nu sneller leeg, omdat de prijzen op de markt zijn gestegen. Maar dat is de bedoeling ervan. Om ze te gebruiken als dat nodig is.”
Volgens Mulder heeft dat ook invloed op de gasprijs, want als die voorraden goed gevuld zijn, is er minder spanning op de energiemarkt. Maar de invloed daarvan is volgens hem veel minder groot dan de effecten van het weer en van geopolitieke spanningen. Wel is het zo dat als de voorraden straks leger zijn dan normaal, er in de zomer meer gas bijgevuld moet worden. Daardoor zal de vraag in de zomerperiode flink toenemen, en dat duwt de prijs dan weer omhoog.
Een verschrompeld druifje bungelt vergeten aan een tak. Koude tenen in modderige laarzen stappen tussen dorre ranken. Dit is niet het zonovergoten beeld dat de meeste mensen van een wijngaard hebben. Maar het is wel de realiteit voor Ron Langeveld (52) en Monique van der Goes (55), die op een gure winterochtend in december dik aangekleed tussen de wijnranken staan op hun Wijngaard Dassemus in het Brabantse Chaam. Met elektrische snoeischaren knippen ze de hele winter, zoals alle wijnboeren, hun wijnranken terug. 15.000 planten op 6 hectare grond die stuk voor stuk worden bijgesnoeid.
Het koppel knipt als een machine, stil en gestaag. „Het is onze vorm van meditatie”, vertelt Monique. Af en toe wordt er overlegd welke tak nou wel of niet gekortwiekt wordt. Het luistert nauw: te kort knippen levert volgend jaar geheid een tros minder op, laat de tak te lang en de rank zit dan te vol, waardoor de trossen niet optimaal groeien.
Wijngaard Dassemus is aan de ene kant een schoolvoorbeeld van de Nederlandse wijnteelt; klein begonnen in de jaren nul, gestaag gegroeid en inmiddels wordt de wijn geschonken in menig toprestaurant. Aan de andere kant zijn ze een uitzondering in Nederland. Met hun biologisch-dynamische teelt, het niet gebruiken van bestrijdingsmiddelen en de productie van ‘natuurwijn’ – waarbij de druif met minimale toevoegingen verandert in wijn. Al gebruiken Ron en Monique die laatste term liever niet. „Het stopt je gelijk in een hokje.”
Er komen in Nederland steeds meer wijnboeren bij. In 2003 waren er dertig wijndruiventelers op 35 hectare in Nederland. In 2023 waren er rond de tweehonderd wijngaarden op ruim 300 hectare. Een klein deel daarvan is groot genoeg om buiten de eigen boerderij te verkopen, zoals aan restaurants en via wijnwinkels. Vanuit de glooiende heuvels en kalkgronden van Limburg is het wijngebied gestaag verspreid over de rest van het land, van Zeeland tot de Waddeneilanden.
De groei is te danken aan nieuwe klimaatbestendige druivensoorten en een steeds warmer klimaat, waardoor er sinds 2015 elk jaar zo’n twintig hectare aan wijngaard bijkomt in Nederland. Inmiddels schieten de ranken door heel Noord-Europa uit de grond, tot aan Noorwegen toe. Dat geldt eveneens voor de Baltische Staten en Oost-Europa.
Dat wil overigens niet zeggen dat de nieuwe wijnboeren in de ‘koudere’ landen, waaronder Nederland, niet tegen problemen aanlopen. „Vorig jaar hadden we de beste oogst ooit, dit jaar de slechtste. De bestuiving van de trossen werd verstoord door constante regen in de zomer”, vertelt Monique voor ze door het zompige gras richting de opslag snelt; de douane komt de accijnsbetalingen controleren.
Passie en doorzettingsvermogen
Het Brabantse koppel is van het actieve en eigenzinnige type. Voor hun woning braken ze het houten skelet af van een oude boerderij enkele kilometers verderop, om het op eigen terrein weer op te bouwen. Om wijn te maken in Nederland is passie en doorzettingsvermogen nodig. Het duurde twintig jaar voor Monique en Ron alle investeringen terugverdienen. Ze begonnen in 2003, en pas sinds dit jaar kunnen ze beiden leven van hun wijngaard. Om winstgevend te zijn, maakten ze de laatste twee decennia, net als de meeste commerciële wijnmakers in Nederland, ook op opdracht wijn van andermans druiven. Ron: „Mensen brengen hun druiven, en daar maken wij dan wijn van. Het is goede oefening maar nu onze eigen wijngaard groeit, begint het te veel werk te worden voor ons.”
Het was een uitdaging om een rendabele wijngaard op te bouwen, vertellen ze. De aanschaf van land, planten en materieel vraagt om een investering van tonnen. Druivenranken geven pas na een jaar of drie fruit, en de eerste jaren verdien je dus helemaal niets. „Wij hadden geluk dat mijn ouders al op dit terrein woonden en hielpen met de aanschaf van de eerste hectare. Het liep precies goed voor ons”, zegt Ron.
De drempel om in te stappen in de wijnteelt is dus hoog, en jarenlang bleef de interesse van Nederlanders in wijn van Hollandse bodem achter. „Als we op wijnbeurzen staan, komen de Fransen en Belgen graag proeven, maar lopen de Nederlanders voorbij”, aldus Monique.
Maar verandering is in zicht. Toprestaurants in Nederland schenken steeds vaker Nederwijn. „Wij begonnen er tien jaar geleden mee”, vertelt Robin Toen, sommelier van het Amsterdamse sterrenrestaurant Rijks. „De kwaliteit van Nederlandse wijnen is gewoon fantastisch, en het blijft beter worden. Ik merk dat er langzaamaan meer aandacht voor komt, en dat dit ook weer leidt tot een toename in wijnboeren en in de kwaliteit van hun wijnen.”
De kwaliteit van Nederlandse wijnen is gewoon fantastisch, en het blijft beter worden
Schimmels op de loer
Aandacht of niet, er blijft een groot obstakel voor de Nederlandse wijnboer: het Nederlandse klimaat. Druiven houden van warmte, zon en niet te veel regen; niet altijd het plaatje in Nederland. Hierdoor worden Nederlandse druiven over het algemeen iets minder rijp, liggen schimmels op de loer door alle regen, en is er altijd het gevaar dat nachtvorst hele wijngaarden vernietigt, zeker nu planten steeds eerder beginnen te groeien – dan kan één nacht late nachtvorst al funest zijn. Het klimaat in Nederland vormt ook de smaak van de wijnen: fris, aromatisch en een beetje zuur. Sommelier Toen: „Het valt het beste te vergelijken met wijnen uit de Elzas en Duitsland.”
Om te compenseren voor minder rijpe druiven voegen Nederlandse wijnmakers vaak suiker toe aan hun wijn. Die toegevoegde suikers fermenteren de wijn naar het beoogde alcoholpercentage. Toch biedt het doorgaans wat kille Hollandse klimaat ook voordelen ten opzichte van warmere landen, als het om wijn maken gaat. In een warm land als Spanje moeten ze goed opletten om de druif te plukken voor die te rijp wordt. Ron: „Wij hoeven slechts te wachten tot het weer zo slecht wordt dat de druif niet verder rijpt.”
Links haalt Ron Langeveld gist uit een fles. Rechts een keramische amfoor waarin wijn bewaard wordt.
Foto’s: John van Hamond
Om schade door nachtvorst te voorkomen heeft bijna elke Nederlandse wijngaard een sproei-installatie die de kwetsbare knoppen beschermt door een dun laagje water op de planten te spuiten. Als dit bevriest komt er een klein beetje energie vrij dat de binnenkant van de knop verwarmt. Ron: „Je kan in Nederland eigenlijk geen wijn maken zonder zo’n installatie.” Maar de sproeiers hebben ook hun limiet. „In 2011 ging een groot gedeelte van onze oogst verloren door nachtvorst. Het duurde tot 2015 voor alle planten weer goed waren hersteld.”
Ook de kwantiteit van de oogst wordt bepaald door het klimaat. „Een gemiddelde Franse wijngaard kan twee keer zoveel druiven uit hun ranken halen als een Nederlandse wijngaard”, vertelt Ron. „Wij moeten veel trossen wegknippen om te zorgen dat de trossen die blijven hangen genoeg zonlicht krijgen om rijp te worden.”
Om met deze uitdagingen om te gaan, werken veel Nederlandse wijnboeren met zogenaamde pilzwiderstandsfähige Reben – Duits voor schimmelbestendige ranken, Piwi in het kort. Deze druiven zijn ooit door biologische boeren in Duitsland bedacht om minder bestrijdingsmiddelen te hoeven gebruiken.
En laten sommige Piwi-soorten het nou heel goed doen in een koud klimaat. De solarisdruif heeft bijvoorbeeld ongewoon grote bladeren, die meer zonlicht opnemen. Meer zonlicht betekent meer energie om zijn trossen met suiker te vullen. En dus wordt de druif vroeger rijp. In een warm klimaat te vroeg, maar hier precies op tijd. De nieuwe soorten, die sinds de jaren negentig in opkomst zijn, zorgen ervoor dat het potentiële wijngebied in Europa blijft groeien.
Twee kampen
In Nederland zijn twee kampen ontstaan op het gebied van deze druivensoorten. Nico Schipper, redacteur van website ‘De Nederlandse Wijngids’ legt uit waarom. „Aan de ene kant heb je puristen, die de voorkeur geven aan klassieke rassen zoals Chardonnay en Riesling. Zij zeggen vaak dat Piwi-druiven niet goed genoeg zijn om goede wijn te maken. Aan de andere kant staan degenen die geloven dat de nieuwe soorten beter geschikt zijn voor het Nederlandse klimaat, en dus een beter product opleveren.”
Maar door een langzaam maar zeker warmer wordend klimaat doen de klassieke druivensoorten het wel steeds beter in Nederland, en vervaagt de splitsing. Schipper: „Je ziet steeds meer wijngaarden waar zowel nieuw als klassiek wordt geplant, wat ook weer interessante nieuwe combinaties oplevert. Juist dat experimenteren is tekenend voor de Nederlandse wijnindustrie.”
Voor een Franse wijnmaker is het lastig om te experimenteren; ze zitten wettelijk vast aan bepaalde druivensoorten, productiemethodes en zelfs een vastgelegd – en dus verplicht – gebruik van bestrijdingsmiddelen. Nederlandse wijnmakers hebben die beperkingen niet. Op Wijngaard Dassemus zijn sinds de oprichting al dertig verschillende druivensoorten uitgeprobeerd. Ron: „De helft hebben we ook weer uit de grond getrokken omdat we ze niet goed genoeg vonden. We blijven nieuwe soorten proberen, die andere wijnen opleveren.”
Het moge zo zijn dat druiven in Nederland nu nog minder goed groeien dan in een van de ‘klassieke’ wijnlanden, door klimaatverandering verandert er de komende decennia veel voor wijnboeren. En niet alleen hier. In Zuid-Europa wordt wijn maken steeds lastiger door opwarming en uitdroging. Bij een opwarming van twee graden kunnen grote delen van Zuid-Europa ongeschikt worden voor de teelt van druivensoorten die daar al eeuwen groeien. Ruim twintig jaar aan experimenteren zorgt ervoor dat de wijnteelt in Noord-Europa beter kan omgaan met klimaatverandering. Schipper: „We zijn het gewend om te innoveren en kunnen ons makkelijker aanpassen dan in Zuid-Frankrijk, waar nog steeds veel tegenstand is tegen Piwi-soorten.” Naast de eerdergenoemde gebruikte schimmelbestendige varianten voor noordelijker landen zijn er immers ook Piwi-soorten die het juist beter doen in droogte en hitte.
Het zal nog lang duren voor liefhebbers van Rioja, Pinot grigio en Bordeaux moeten vrezen voor hun wijn. Maar we hoeven in Nederland niet zo lang te wachten om onze eigen wijnen te drinken, vindt sommelier Robin Toen. „In Frankrijk en Italië worden ze bijna boos als je een fles bestelt die niet uit de regio komt. In Nederland is daar juist veel minder aandacht voor, terwijl onze wijnen zo mooi zijn.”