Bij investeringsfonds 3i kennen ze één wetmatigheid als geen ander: je hóeft een overgenomen bedrijf niet altijd snel weer door te verkopen om er goed aan te verdienen. In 2011 betaalden de Britse investeerders 500 miljoen euro voor een meerderheidsaandeel in de Noord-Hollandse winkelketen Action. Inmiddels is dat belang bijna 15 miljard euro waard, bleek in november bij de bekendmaking van de nieuwste resultaten.
Van alle koopjes uit de geschiedenis van Action blijkt de winkelketen zélf het meest lucratieve. En dan levert die investering elk jaar ook nog eens honderden miljoenen euro’s dividend op. Normaal gesproken streeft 3i ernaar overgenomen bedrijven binnen drie tot vijf jaar weer – met winst – door te verkopen, maar de Action-aandelen doet de investeerder voorlopig zeker niet van de hand.
Het afgelopen jaar bleven wel meer bedrijven langer dan aanvankelijk gepland in handen van dezelfde investeerder, maar dat was niet altijd uit luxe zoals bij Action. Private equity-investeerders – die geld van onder meer pensioenfondsen en rijke particulieren in bedrijfsovernames steken – vestigden in 2023 een record als het gaat om bedrijven die niet binnen de geplande termijn werden doorverkocht. Volgens berekeningen van adviesbureau Bain zou het gaan om bedrijven ter waarde van 2,8 biljoen dollar, die investeerders ongewild niet verkocht kregen. Private equity-eigenaren houden hun bedrijven in de regel vijf tot zeven jaar in bezit.
Een van de verklaringen hiervoor is de verminderde interesse in nieuwe overnames onder de investeerders zelf. Volgens marktonderzoeksbureau S&P Global, dat sprak van een „stil 2023”, daalde het aantal overnames door private equity-partijen afgelopen jaar wereldwijd met 32 procent ten opzichte van 2022. Een andere veelgebruikte optie voor private equity-investeerders om van de aandelen in een bedrijf af te komen, een beursgang, bleek in 2023 al helemaal nauwelijks haalbaar. Aan het Damrak in Amsterdam bijvoorbeeld, waren welgeteld drie beursgangen van nieuwe bedrijven te zien.
Tegelijkertijd bleven investeerders met recordhoogtes aan niet-geïnvesteerd kapitaal zitten. Volgens S&P Global ging het half december om 2,9 biljoen dollar – geld dat fondsen dus wel hadden opgehaald bij hun geldschieters, maar dat nog geen bestemming had gevonden in de vorm van een bedrijfsovername.
De cijfers schetsen al met al het beeld van een behoorlijk vastgelopen markt. In de wereld van de snelle investeerders lijkt de vaart eruit, hier en daar werd door sommige investeerders al geroepen dat dit „niet veel langer” moet duren. Investeringsfondsen kunnen bedrijven niet eeuwig in hun portefeuille houden. Na een vooraf vastgestelde periode – doorgaans tien jaar – moet het fonds ‘dicht’, dan krijgen de geldschieters hun investering terug en moeten alle bezittingen zijn verkocht.
Om die geldschieters – veelal pensioenfondsen – het vooraf beloofde rendement te bieden, moeten er bovendien elk jaar genoeg bedrijven worden verkocht. Voor zakenbankiers die deals begeleiden betekent het gebrek aan transacties financiële tegenslag: hun inkomsten liepen afgelopen jaar met 40 procent terug, klaagde een bankier in Het Financieele Dagblad.
Gestegen rente
De oorzaak voor de vertraging ligt voor de hand: de gestegen rente. Overnames gebeuren vaak deels met geleend geld, en dat is duurder geworden, waardoor investeerders minder kunnen lenen en dus minder hoge bedragen voor overnames kunnen neerleggen. Tegelijk accepteren verkopende partijen meestal geen lagere verkoopprijs, omdat hun bedrijven vaak nog prima draaien – van een ingrijpende recessie is nog altijd geen sprake.
„Centrale banken hebben geprobeerd met hun renteverhogingen de economie te vertragen, om zo de inflatie in toom te krijgen”, zegt Koen Ronda, hoofd private investeringen bij IBC Capital Management. „Dat heeft zijn weerslag op investeerders. Een bedrijf volstouwen met schuld en zonder echte verbeteringen door te voeren een mooi rendement behalen, dat kan niet meer zo makkelijk.”
Met name de uitersten van de markt zijn volgens hem geraakt. Zowel voor investeringen in start-ups als grote miljardenovernames is minder kapitaal beschikbaar. Grote klappers, zoals de overname van zonweringproducent Hunter Douglas door investeerder 3G eind 2021, waren al tijden niet te zien. De bedrijven in het segment ertussen, middelgrote ondernemingen met een waarde van enkele tientallen tot honderden miljoenen euro, bleven in 2023 wel in trek, zegt Ronda. „Dat segment draait het beste door, omdat de groei er groter is en er meer ruimte is voor overnames met minder geleend geld.” In bijvoorbeeld de zorg en IT liggen volgens hem kansen, met name wanneer investeerders meerdere bedrijven in één sector kunnen overnemen en delen ervan samenvoegen; een buy and build-strategie.
Investeerders kunnen op die manier kosten besparen en daarmee de winstgevendheid verhogen, al levert die strategie soms controverse op: in onder meer de kinderopvang, huisartsenzorg en de sector van dierenartsen kwamen private equity-eigenaren onder vuur te liggen vanwege hun streven naar rendement.
De meeste kenners verwachten dat de markt komend jaar zal aantrekken. De tijd van grote rentestijgingen lijkt voorbij, fondsen zitten vol met kapitaal dat wacht op een bestemming. Volgens Matt Vorachen, portfolio manager bij Achmea Investment Management, hebben sommige investeringsfondsen afgelopen jaar ook bewust gewacht met het verkopen van hun bedrijven tot de markt weer wat gunstiger werd. „Als je uitgaat van een bepaald rendement en je verwacht dat de rentes gaan normaliseren en daarna dalen, dan wacht je even. Dan wordt alleen de periode tot de exit iets langer.”