Prinsen uit de politiek zwaaien scepter over feest van de omkering

Carnaval Politieke achtergrond van carnavalsprinsen wringt met een uitgangspunt van het feest: omkering van bestaande verhoudingen.

Feestvierders tijdens de opening van het Limburgse carnavalsseizoen, op 11 november in Roermond.
Feestvierders tijdens de opening van het Limburgse carnavalsseizoen, op 11 november in Roermond.

Foto Sem van der Wal/ANP

„Het glazen plafond is doorbroken en nu gaat het dak eraf”, jubelde prinses Vera I na haar uitverkiezing als prinses van de Venlose carnavalsvereniging De Gaaskaetel. Het is een doorbraak voor de vastelaovend in de Noord-Limburgse stad: voor het eerst gaat een vrouw voorop, ook nog eens vergezeld door twee adjudanten van hetzelfde geslacht.

Deze prinses wekt ook om andere redenen verwondering: achter Vera I gaat Vera Tax schuil, in het verleden gemeenteraadslid en wethouder voor de PvdA in Venlo, tegenwoordig Europarlementariër voor dezelfde partij.

In Venray doet zich iets soortgelijks voor. Daar is D66’er en wethouder van Ruimtelijke Ontwikkeling en Onderwijs Daan Janssen als Daan I dit jaar prins van De Piëlhaas.

Maastricht kent elk jaar een ceremoniële sleuteloverdracht aan de stadsprins. Het is een urenlange kolderieke plechtigheid op de zaterdag voor carnaval in aanwezigheid van prominente gasten uit de landelijke politiek (dit jaar onder meer minister Dilan Yesşilgöz van Veiligheid en Justitie en de Limburgse commissaris van de koning Emile Roemer). De bijeenkomst symboliseert volgens de gemeente in een persbericht „de rolomdraaiing tussen het gezag en de narren”. Maar dit jaar draagt burgemeester Annemarie Penn-te Strake de macht over aan haar eigen bestuurs- en communicatieadviseur Stefan Gybels, die als prins Stefan d’n Ierste zal regeren.

In de regionale krant De Limburger ontspon zich een discussie tussen columnisten over zoveel politieke prinsen. „Carnaval moet de macht een spiegel voorhouden, niet de macht weerspiegelen”, betoogde de een. Wie vindt dat een politicus „geen prins(es) mag worden, mist de essentie van dit feest”, betoogde de ander. „Vastelaovend is géén ‘slegs vir nie-politici’. Het is juist het loslaten van de normale rollen.”

De uitverkiezingen kennen ook hun verklaringen. Gybels’ naam als mogelijke prins zoemde al jaren rond, ver voordat hij woordvoerder van de burgemeester van Maastricht werd. Janssen werd al in september 2020 benaderd om prins te worden, maar corona stond twee winters achter elkaar uitoefening van het ‘ambt’ in de weg. Nu kan het wel, maar inmiddels is hij ook wethouder. Tax roept de Venlonaren op om vooral flink te blijven spotten met macht, ook met haar.

Alle dagen feest

De tradities gaan ver terug. „Middeleeuwers hadden om de drie dagen wel een feestdag. Al werd niet alles gevierd”, vertelt Rozanne Versendaal, docent aan de Universiteit Utrecht. Ze promoveerde vorig jaar op een proefschrift over feestcultuur in Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw. „Uitbundig spotten met de bestaande verhoudingen en omkering speelden niet alleen tijdens carnaval een rol maar ook rond Kerst en Sint-Maarten. Rijken verkleedden zich als armen en andersom.”

Maar de feesten kostten ook veel geld. Alleen de gevestigde orde kon de organisatie betalen. „Prinsen kwamen eveneens uit de gegoede burgerij. Je had de prins der zotten, van de vriendschap, van de liefde, van het plezier en ook spotsecretarissen. In de meeste gevallen waren het leden van rederijkerskamers. Om daar bij te mogen horen, moest je wat te besteden hebben.”

Burgemeester Maastricht draagt de macht over aan haar eigen adviseur

Tijdens de reformatie kwam het carnavalsfeest in de verdrukking. Een eerste wederopleving volgde in de loop van de negentiende eeuw. De eerste carnavalsverenigingen die toen ontstonden, Momus in Maastricht en Jocus in Venlo, kwamen voort uit herensociëteiten.

„Eigenlijk valt het feest sindsdien ook uiteen in de volkse, ongeorganiseerde vastelaovend en het meer geïnstitutionaliseerde carnaval met prinsen, zittingen en dat soort zaken”, constateert cultureel antropoloog en carnavalsdeskundige Kitty Jansen-Rompen. „De gegoede burgerij is daar een flinke stempel op blijven drukken. In het verleden heb ik die wereld voor Kerkrade in kaart gebracht. Daar zag je echt een old boys network, net geen Rotary-achtige serviceclub, maar wel een beetje de trekken daarvan. Met de notaris, een aannemer en een hoge piet bij de gemeente erin.”

Pruisische decoratiedrift

Het satirische element raakt daarbij nogal eens ondergesneeuwd. Jansen-Rompen: „Neem de onderscheidingen die een prins uitdeelt. Die zijn er ooit gekomen als persiflage op de Pruisische decoratiedrift. Maar o wee, als iemand nu wordt overgeslagen bij het uitreiken van die medailles. Dat leidt serieus tot scheve gezichten.”


Lees ook dit verhaal over carnaval: Bij carnaval zijn het nog altijd de mannen die de scepter zwaaien

Prins worden is een kostbare aangelegenheid. De kosten van kostuum, steek, veren en het geven van de nodige rondjes voor en tijdens carnaval kunnen oplopen tot vijfcijferige bedragen. „Geen wonder dat de stadsprins van Maastricht zelden of nooit uit de volkswijk Blauwdorp komt”, zegt Jansen-Rompen.

Tegelijkertijd hoort ze niet bij de scherpslijpers: „Tradities veranderen. Dat hoort ook zo. En dat element in carnaval van ‘drie dagen de wereld op zijn kop’ en alle maatschappelijke scheidslijnen die zouden wegvallen wordt soms ook overdreven. De meeste mensen blijven tijdens het vieren toch voornamelijk bij familie en vaste vriendengroepen hangen.”